Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Het jaar in vogelvlucht

A person in a suit

AI-generated content may be incorrect.

In 2024 zette de ECB verdere stappen in de monetairbeleidscyclus. Daarbij konden drie afzonderlijke fasen onderscheiden worden. De eerste was een verkrappingsfase, die liep van juli 2022 tot september 2023, waarin de rente met een record van 450 basispunten steeg. De tweede betrof een aanhoudingsfase, waarin de rente gelijk bleef. En in derde fase – de terugdraaifase, die in juni 2024 begon – werd het monetair beleid geleidelijk aan minder restrictief.

Deze verslagperiode beslaat de laatste twee fasen uit deze beleidscyclus. Begin 2024 bevond de ECB zich nog in de aanhoudingsfase en stond de depositorente op 4%. Op dat moment was de inflatie ongeveer driekwart gedaald ten opzichte van het hoogste punt en bedroeg 2,9%. Volgens de projecties van medewerkers zou de inflatie in 2025 terugkeren naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. Maar er bestond onzekerheid over de hardnekkigheid van de inflatie.

De maatstaven van de binnenlandse inflatie waren hoog en star. Eerdere stijgingen van de inflatie werkten nog steeds gefaseerd door in de lonen. En de door medewerkers samengestelde projecties gingen ervan uit dat bedrijven die loonstijgingen via de winst zouden absorberen in plaats van de prijzen te verhogen. En ook verwachtten ze een herstel van de arbeidsproductiviteit, waardoor de arbeidskosten per eenheid product zouden dalen. Voor beide factoren gold dat er pas later zekerheid over zou bestaan.

Om tegen deze achtergrond robuust beleid te voeren, baseerde de ECB – vanaf maart 2023 – de rentebesluiten op drie belangrijke criteria: de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. Hoewel de inflatievooruitzichten verbeterden en het monetair beleid de vraag duidelijk drukte, maande de onderliggende inflatie tot voorzichtigheid.

In de loop van 2024 zorgde ons restrictieve beleid er echter voor dat de inflatie in de richting van onze doelstelling bleef dalen. Tegen juni waren de inflatievooruitzichten niet alleen stabiel, wat erop wijst dat de inflatie in 2025 de 2% zou bereiken, maar lieten ook de meeste maatstaven van de onderliggende inflatie een afname zien. Deze extra controle droeg bij aan het vertrouwen van de ECB dat de inflatie op duurzame wijze terug zou keren naar haar doelstelling.

Na negen maanden waarin de rente stabiel was gebleven, begonnen we dan ook het niveau van de monetairbeleidsrestricties terug te schroeven. In juni verlaagden we de rente met 25 basispunten, waarbij we nog steeds afhankelijk waren van data en ons niet op voorhand vastlegden op een toekomstig rentepad. Aangezien de binnenkomende gegevens de gunstige inflatievooruitzichten bevestigden, hebben we de mate van monetairbeleidsrestrictie geleidelijk verder verlaagd.

In de loop van september, oktober en december hebben we onze belangrijkste beleidsrente met nog eens 75 basispunten verlaagd. We eindigden het jaar met meer vertrouwen dat het desinflatieproces goed op koers lag.

In 2024 normaliseerde de omvang van onze balans verder en daalde met een half biljoen euro. Eind december bereikten we twee mijlpalen: de volledige terugbetaling van de leningen die de banken hadden opgenomen in het kader van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties, en de beëindiging van de herbeleggingen van de aflossingen op effecten die waren aangekocht in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma.

In een klimaat van geleidelijk afnemende liquiditeit als gevolg van de normalisering van de balansomvang voerde de ECB wijzigingen door in het operationele kader voor de tenuitvoerlegging van het monetair beleid. De ECB kondigde met name aan de monetairbeleidskoers te blijven sturen door de rente op de depositofaciliteit aan te passen en tegelijkertijd het ecart tussen de depositorente en de basisherfinancieringsrente te verkleinen. In de toekomst zal de ECB liquiditeit verschaffen aan het financiële stelsel door middel van een brede mix instrumenten. Op basis van de opgedane ervaring zal de Raad van Bestuur in 2026 de belangrijkste parameters van het operationele kader herzien.

Het was ook een bewogen jaar voor het betalingsverkeer. Onder invloed van het groeiende aantal deelnemers aan het TARGET instant payment settlement (TIPS)-systeem – een door het Eurosysteem ontwikkelde dienst om directe betalingen in heel Europa mogelijk te maken – steeg het gemiddelde aantal instantbetalingen in euro’s per dag in de loop van het jaar met 72%.

In 2024 ging het Eurosysteem verder met de tweejarige voorbereidingsfase voor een digitale euro. Het eerste voortgangsverslag over de digitale euro werd gepubliceerd in juni en het tweede in december. De ECB heeft ook verder gewerkt aan de ontwikkeling van een rulebook voor de digitale euro. Daarmee wordt het gebruik en het beheer van de digitale euro in het eurogebied gestandaardiseerd. Ook de voorbereidingen voor de ontwikkeling van een nieuwe serie eurobankbiljetten zijn in een stroomversnelling gekomen. De Raad van Bestuur heeft nu motieven geselecteerd voor de thema’s ‘Europese cultuur’ en ‘Rivieren en vogels’ en een jury samengesteld voor een ontwerpwedstrijd die later in 2025 van start zal gaan.

Naarmate de wereld digitaler wordt, zet de ECB beslissende stappen om kunstmatige intelligentie in haar werkzaamheden te integreren. Meer dan 4.500 ECB-medewerkers kunnen nu vier grote taalmodellen gebruiken ter ondersteuning van hun werkzaamheden. Er lopen verschillende proefprojecten op gebieden als geautomatiseerde communicatie en datavisualisatie.

In 2024 heeft de ECB ook haar werkzaamheden op het vlak van klimaatverandering uitgebreid met de lancering van haar klimaat- en natuurplan 2024-2025. Dit initiatief richt zich op drie kerngebieden: effect en risico's van de transitie naar een groene economie; de toenemende fysieke impact van klimaatverandering en de economische gevolgen van de aanpassingen; en het risico van natuurverlies en -aantasting en de interactie daarvan met klimaatrisico’s.

In 2024 vierde het Huis van de Euro in Brussel, waar de ECB en zeven nationale centrale banken een kantoor delen, het eenjarig bestaan. Het Huis van de Euro is opgericht om de samenwerking tussen de centrale banken van het Eurosysteem te bevorderen en hun zichtbaarheid te vergroten in een stad waar veel Europese instellingen gevestigd zijn. Het is uitgegroeid tot een dynamisch centrum voor samenwerking, dialoog en debat tussen centrale bankiers en belangrijke stakeholders.

In een steeds onzekerdere wereld erkennen meer Europeanen het belang van eenheid. En in 2024 bereikte de steun voor de euro onder de burgers een recordhoogte, wat wijst op een bredere waardering van de eenheidsmunt als een project dat de Europese vrede en welvaart bevordert. Deze groeiende steun onderstreept ook de toewijding van de medewerkers van de ECB en anderen die de belangen van de Europese burgers dienen.

Frankfurt am Main, april 2025

Christine Lagarde

President

Jaar in cijfers

De economie begon zich te herstellen

De totale inflatie daalde in de richting van de doelstelling

Het reële bbp van het eurogebied is in 2024 met 0,9% gegroeid, tegen 0,4% in 2023. De groeicijfers op kwartaalbasis werden begin 2024 positief, na vijf opeenvolgende kwartalen van stagnatie.

De totale inflatie daalde van 2,9% in december 2023 naar 2,4% in december 2024 en kwam dichter bij de doelstelling.

De ECB verlaagde de drie basisrentetarieven, waarmee de depositorente aan het eind van het jaar uitkwam op 3,00%

Het Eurosysteem bleef zijn balans verder afbouwen

Door de verlaging van de basisrentetarieven van de ECB kwam de depositorente uit op 3,00%. Voor heel 2024 bedroeg de verlaging in totaal 100 basispunten.

De balans van het Eurosysteem daalde met € 0,5 biljoen vanwege het einde van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III), de inkrimping van de portefeuille van het programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme – APP) en, tot op zekere hoogte, de verschuiving naar gedeeltelijke herinvesteringen in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme – PEPP). Deze maatregelen hadden een belangrijke rol gespeeld tijdens de periode met lage inflatie en gedurende de pandemie.

Veerkracht van de banken in het eurogebied

Aantal door TIPS afgewikkelde instantbetalingen toegenomen

De tier 1-kernkapitaalratio van de banken in het eurogebied bleef dicht bij het historisch hoogste niveau en kwam in het derde kwartaal van 2024 uit op 15,7%. Dit was het gevolg van de sterke winstgevendheid van de banken en het lage aantal niet-renderende leningen.

Door de stijging van het aantal deelnemers aan TIPS, de TARGET-dienst voor de afwikkeling van instantbetalingen, is ook het aantal dergelijke betalingen in euro’s toegenomen: van 963.894 per dag in december 2023 tot 1.657.421 in december 2024, een stijging van 72%.

Het bezoekerscentrum van de ECB

Financiële klimaatrapportage over door het Eurosysteem voor monetairbeleidsdoeleinden aangehouden activa

In 2024 ontving het bezoekerscentrum van de ECB in totaal 21.325 bezoekers. Zo kreeg het publiek de kans de ECB van binnenuit te leren kennen.

De ECB heeft de transparantie over de koolstofvoetafdruk van het Eurosysteem vergroot door de financiële klimaatrapportage uit te breiden. Deze beslaat nu meer dan 99% van de activa die voor monetairbeleidsdoeleinden worden aangehouden.

1 Verdere afname van de onderliggende inflatiedruk ondersteund door het restrictieve monetaire beleid van de ECB

De mondiale economische bedrijvigheid bleef in 2024 veerkrachtig en bleef in een gematigd tempo groeien. Het niveau van onzekerheid nam in de loop van het jaar sterk toe als gevolg van de toegenomen geopolitieke spanningen en onzekerheid over het economisch beleid, met name na de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. De wereldhandel herstelde zich van de terugval in 2023 doordat invoer naar voren werd gehaald in reactie op de onzekerheid over de geopolitieke ontwikkelingen en het handelsbeleid. De mondiale inflatie nam verder af, hoewel de aanhoudende diensteninflatie in de ontwikkelde economieën het desinflatieproces vertraagde. De euro daalde ten opzichte van de Amerikaanse dollar en in mindere mate ook in nominaal-effectieve zin. De economie van het eurogebied trok in 2024 aan, grotendeels als gevolg van een positieve mondiale groeidynamiek en een veerkrachtige dienstensector, tegen de achtergrond van over het algemeen dalende inflatie. Tegelijkertijd bleef de industrie zwak onder invloed van restrictieve financieringsvoorwaarden, hoge energie- en andere inputkosten, structurele tekortkomingen en grote onzekerheid. Hoewel de monetairbeleidsverkrapping door de ECB tijdens de voorgaande jaren krachtig bleef doorwerken in de economische bedrijvigheid, wat de aanhoudende daling van de inflatie in 2024 schraagde, bleef de arbeidsmarkt redelijk veerkrachtig. De overheden in het eurogebied bleven de steunmaatregelen afbouwen die waren genomen naar aanleiding van de COVID-19-pandemie, energieprijsschokken en inflatieschokken, waardoor de eerdere budgettaire versoepeling deels ongedaan werd gemaakt. De totale inflatie in het eurogebied daalde in 2024 verder, zij het langzamer dan in het voorgaande jaar, omdat de impuls van de afnemende energie-inflatie wegebde. De onderliggende inflatoire druk nam af als gevolg van de afnemende invloed van eerdere aanbodschokken en de zwakkere vraag als gevolg van de krappe monetaire en financieringsvoorwaarden en begrotingsbeleid, maar bleef ook onder invloed van de sterke loongroei.

1.1 Mondiale economische bedrijvigheid veerkrachtig, totale inflatie verder gedaald

De mondiale economische groei bleef in 2024 veerkrachtig ondanks tegenwind

De wereldeconomie bleef in 2024 veerkrachtig, maar de risico’s voor de groei bleven neerwaarts gericht tegen de achtergrond van toenemende verschillen tussen sectoren en landen. De economische bedrijvigheid groeide gestaag maar gematigd met 3,4%, vrijwel onveranderd ten opzichte van het voorgaande jaar, maar nog steeds onder het historisch gemiddelde (Grafiek 1.1, paneel a). De bedrijvigheid was ongelijk tussen landengroepen. De opkomende markteconomieën groeiden met 4,1%, terwijl de ontwikkelde economieën minder snel groeiden, met 1,9% (Grafiek 1.1, paneel a). De verschillen in groeicijfers waren in overeenstemming met historische patronen, waarbij de gemiddelde groei op de lange termijn in de opkomende markten in de periode 1999-2023 3,1 procentpunt boven die van de ontwikkelde economieën uitkwam. De ontwikkelingen in de mondiale economische bedrijvigheid waren ook ongelijk verdeeld over de verschillende sectoren. De mondiale groei werd met name ondersteund door een robuuste dienstensector, terwijl de verwerkende industrie een zwakkere bedrijvigheid te zien gaf. De mondiale onzekerheid bleef groot en de tegenwind voor de groei op de korte termijn nam in de loop van het jaar toe als gevolg van toenemende geopolitieke spanningen en grotere onzekerheid over het economisch beleid, met name op het gebied van handel en begroting na de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

De economische groei bleef robuust in de Verenigde Staten, maar vertraagde in China

In de Verenigde Staten bleef de economische bedrijvigheid gedurende heel 2024 robuust, voornamelijk als gevolg van de stevige binnenlandse vraag, en dan met name de bestedingen van huishoudens. De krappe arbeidsmarkt in de Verenigde Stagen werd in 2024 iets ruimer. De werkloosheid steeg van 3,7% aan het begin naar 4,1% aan het einde van het jaar. In China zwakte de economische groei in 2024 af, zij het marginaal. De zwakke binnenlandse vraag tegen de achtergrond van een gematigd consumentenvertrouwen en een aanhoudend zwakke vastgoedsector bleven de groei drukken, maar de aantrekkende netto-uitvoer en de budgettaire en monetaire stimuleringsmaatregelen wisten de groeidynamiek tegen het einde van het jaar te ondersteunen.

Grafiek 1.1

Ontwikkelingen in de mondiale bedrijvigheid en de wereldhandel (uitgezonderd het eurogebied)

(mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: Haver Analytics, nationale bronnen en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Paneel a): het “mondiale bbp” is exclusief het eurogebied. De aggregaten worden berekend op basis van het bbp, gewogen ten opzichte van de koopkrachtpariteiten. Paneel b): De groei van de wereldhandel wordt gedefinieerd als de groei van de wereldwijde invoer, met inbegrip van invoer naar het eurogebied. In beide panelen geven de stippellijnen de langjarige gemiddelden tussen 1999 en 2023 aan. De meest recente waarnemingen zijn voor 2024 en zijn bijgewerkt op 28 maart 2025.

De wereldhandel trok in 2024 aan omdat invoer naar voren werd gehaald als gevolg van toegenomen onzekerheid

De wereldhandel herstelde zich aanzienlijk in 2024, met een groei van de invoer van 4,4% tegenover 1,2% in het voorgaande jaar, maar bleef iets onder het langetermijngemiddelde (Grafiek 1.1, paneel b). De groei van de wereldhandel werd ondersteund doordat een sterke vraag naar geïmporteerde goederen naar voren was gehaald als gevolg van bezorgdheid over verstoringen van de scheepvaartroutes in de Rode Zee en mogelijke vertragingen in de aanloop naar het feestseizoen aan het einde van het jaar. In de Verenigde Staten werd ook invoer naar voren gehaald vanwege onzekerheden in verband met havenstakingen aan de oostkust en met het handelsbeleid. Verwacht werd dat een normalisering van de goedereninvoer, versterkt door een nog steeds zwakke productiecyclus en een minder gunstige samenstelling van de mondiale vraag tot een vertraging van de handelsdynamiek tegen het einde van het jaar zou hebben geleid.

De mondiale inflatie nam in 2024 verder af, maar de prijsdruk in de dienstensector bleef aanhouden

De totale inflatie van de mondiale consumentenprijsindex (CPI) op jaarbasis bleef in 2024 afnemen (Grafiek 1.2). Deze stond in oktober 2024 op 3,0%, tegen 3,4% aan het eind van 2023. De daling van de totale inflatie werd gedreven door de voedsel- en energie-inflatie en de kerninflatie (d.w.z. exclusief voeding en energie). In de ontwikkelde economieën bleef de druk op de dienstenprijzen aanhouden.

Grafiek 1.2

Totale inflatie en de belangrijkste componenten ervan

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bronnen: Nationale bronnen en OESO via Haver Analytics, en berekeningen van ECB-medewerkers.
Toelichting: De mondiale inflatie (exclusief het eurogebied) wordt berekend op basis van de nationale consumptieprijsindices en de bbp-gewichten op jaarbasis uitgedrukt in termen van koopkrachtpariteit. Het totaal wordt berekend op basis van 22 landen die samen 74% van het mondiale bbp (exclusief het eurogebied) in koopkrachtpariteit vertegenwoordigen. De bijdragen van de componenten aan de totale inflatie worden berekend aan de hand van gemiddelde gewichten voor de OESO-landen. De kerninflatie van goederen en de kerninflatie van diensten zijn exclusief energie en voeding.
De meest recente waarnemingen betreffen december 2024.

De belangrijkste risico’s voor de vooruitzichten voor de mondiale economische groei aan het einde van 2024 waren de toegenomen wereldwijde economische fragmentatie en handelsprotectionisme, met name in de Verenigde Staten, de escalatie van geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en de Russische oorlog tegen Oekraïne, frequentere en ernstiger weersomstandigheden, en een verdere vertraging in China.

De prijsschommelingen van energiegrondstoffen werden bepaald door geopolitieke ontwikkelingen

Aan het einde van het jaar waren de energieprijzen in 2024 over het algemeen gestegen ten opzichte van 2023, omdat een stijging van de Europese gasprijzen een daling van de olieprijzen compenseerde. De prijs van Brent-olie daalde met 5%, voornamelijk als gevolg van factoren aan de vraagzijde, waaronder een zwakke productie in de verwerkende industrie in Europa en een vertraging van de economische bedrijvigheid in China. Aan de aanbodzijde zorgden conflicten in het Midden-Oosten en langdurige productieverlagingen door OPEC+-landen ervoor dat de olieprijzen niet verder daalden, maar waren deze ontwikkelingen niet sterk genoeg om de prijzen te doen stijgen. De Europese gasprijzen waren aan het eind van het jaar met 52% gestegen, maar bleven wel ruim onder de piek van 2022. De gasprijzen daalden aanvankelijk als gevolg van het aanhoudend lage Europese verbruik, met name in de industriële sector. Vanaf het tweede kwartaal stegen de prijzen echter gestaag als gevolg van druk aan de aanbodzijde, waaronder de ongeplande onderbrekingen in de Noorse gastoevoer, escalaties van de Russische oorlog tegen Oekraïne en bezorgdheid over het aflopen van de overeenkomst inzake de doorvoer van gas tussen Rusland en Oekraïne. Aan het einde van het jaar was de Europese gasopslag gedaald tot onder de niveaus van 2022 en 2023 en ook onder het eindejaarsgemiddelde van vóór de energiecrisis, wat wijst op de uitdagingen voor Europa om op de langere termijn een toereikende voorzorgsbuffer aan te kunnen houden.

De euro daalde ten opzichte van de Amerikaanse dollar en in mindere mate ook in nominaal-effectieve zin

Na schommelingen in de loop van het jaar kwam de euro in nominaal-effectieve termen iets lager uit dan eind 2023 (-1,1%), als gevolg van deels compenserende bilaterale wisselkoersontwikkelingen. Aan de ene kant daalde de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar (-6,0%), een beweging die werd ondersteund door positieve verrassingen in de Amerikaanse economische cijfers, een vlucht naar veiligheid tegen de achtergrond van wereldwijde geopolitieke spanningen en, later in het jaar, verwachte beleidswijzigingen onder de nieuwe Amerikaanse regering. Toen vervolgens ook de economische cijfers voor het eurogebied verzwakten in het vierde kwartaal van 2024, verwachtten de rentemarkten een steiler pad van toekomstige beleidsrenteverlagingen in het eurogebied en een minder steil pad in de Verenigde Staten, wat de euro verder drukte ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De verwachtingen van een aanhoudend restrictief monetair beleid in het Verenigd Koninkrijk versterkten ook het Britse pond, zowel in algemene zin als ten opzichte van de euro. De euro verzwakte in 2024 ook ten opzichte van de Chinese renminbi, zij het in mindere mate (-3,4%), omdat de kracht van de renminbi werd getemperd door toenemende economische tegenwind in China. Aan de andere kant steeg de euro in waarde ten opzichte van de valuta’s van de meeste andere belangrijke handelspartners. De Japanse yen stond gedurende het grootste deel van 2024 onder neerwaartse druk, omdat de aanhoudend lage rente in Japan naar verluidt "carry trade"-stromen van de yen naar beter renderende valuta's aanwakkerde.

1.2 Geleidelijk herstel van de economische bedrijvigheid in het eurogebied

De economische bedrijvigheid in het eurogebied begon te herstellen ondanks aanhoudende tegenwind

Het reële bbp van het eurogebied steeg in 2024 met 0,9%, tegenover 0,4% in 2023 (Grafiek 1.3). De kwartaalgroei werd positief aan het begin van 2024, na vijf opeenvolgende kwartalen van stagnatie, maar vertraagde aan het eind van het jaar opnieuw. De toename van de groei was voornamelijk te danken aan de dienstensector, die bleef profiteren van structurele veranderingen na de pandemie, waaronder een snellere verschuiving naar een meer op kennis gebaseerde economie, de groene transitie en veranderende consumptiepatronen. Ook het herstel van de reële inkomens, de wereldhandel en het Next Generation EU-programma (NGEU) ondersteunden de economische groei. Tegelijkertijd bleef de industriële sector zwak als gevolg van een combinatie van zowel structurele als conjuncturele factoren. De industriële sector had meer dan de dienstensector te lijden onder de nog steeds restrictieve voorwaarden van de voorbije verkrappingscyclus van het monetaire beleid en de hoge inputkosten. Hoewel de meeste modellen laten zien dat het grootste effect van de verkrapping op de economische bedrijvigheid werd bereikt in de periode van eind 2023 en begin 2024, was de monetaire verruimingscyclus die medio 2024 begon nog niet doorgedrongen in de economie. Daarnaast had de industriële sector te lijden onder het afnemend exportmarktaandeel van het eurogebied, uitdagingen op het gebied van regelgeving en de toegenomen onzekerheid over politieke en geopolitieke gebeurtenissen. Al met al was de groei in 2024 het gevolg van positieve bijdragen van de particuliere en de overheidsconsumptie en van het uitvoersaldo, terwijl investeringen en voorraadmutaties de economische bedrijvigheid temperden.

Grafiek 1.3

Reëel bbp van het eurogebied

(mutaties in procenten per jaar, bijdragen in procentpunten)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 2024.

De particuliere consumptie versnelde marginaal, aangedreven door diensten

De particuliere consumptie versnelde in 2024 en groeide met 1% toe ten opzichte van het voorgaande jaar. Ondanks de robuuste dienstenconsumptie nam de totale particuliere consumptie in de eerste helft van het jaar slechts matig toe, doordat de vraag naar goederen zwak bleef (Grafiek 1.4). De groei versnelde sterk in het derde kwartaal van 2024 als gevolg van tijdelijke factoren, zoals de Olympische en Paralympische Spelen in Parijs, en zwakte weer af in het vierde kwartaal. De groei van het reëel besteedbaar inkomen ondersteunde in 2024 de bestedingen van de huishoudens, doordat de nominale loongroei toenam, de inflatie afnam en de werkgelegenheidsgroei veerkrachtig bleef. Niettemin bleven de nog steeds krappe financieringsvoorwaarden de bestedingen van huishoudens drukken, terwijl de besparingen over het algemeen hoog bleven.

Grafiek 1.4

Consumptie in het eurogebied, niet-bouwinvesteringen en woninginvesteringen

(indexcijfers: 2019-IV = 100)

a) Particuliere consumptie


b) Investeringen

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: In paneel a) verwijst de particuliere consumptie naar het nationale begrip van consumptie, en de componenten ervan naar het binnenlandse begrip van consumptie. De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2024.

De investeringen werden geremd door krappe financieringsvoorwaarden en grote onzekerheid

De investeringen in woningen daalden sterk in 2024, door aanhoudende restrictieve financieringsvoorwaarden en een zwakke vraag. Ze daalden met 4,0% ten opzichte van 2023, de grootste daling op jaarbasis sinds 2009, ten tijde van de wereldwijde financiële crisis. Deze sterke daling was voornamelijk te wijten aan het vertraagde effect van de verkrapping van het monetaire beleid, en was het gevolg van hogere hypotheekrentes en strengere acceptatiecriteria voor bancaire kredietverlening. Hoewel de reële inkomens herstelden en de toename van de woningprijzen gematigd bleef, beperkten de krappe financieringsvoorwaarden de betaalbaarheid van woningen en drukten deze de vraag naar woningen. Als gevolg van het sterke herstel van de investeringen in woningen na de pandemie, deels ondersteund door (inmiddels vervallen) genereuze fiscale stimuleringsmaatregelen in Italië, lagen de investeringen in woningen eind 2024 echter nog steeds 1,3% boven het niveau van vóór de pandemie, hoewel dit cijfer veel lager lag dan de particuliere consumptie (3,1%) en de niet-bouwinvesteringen (5,2% exclusief Ierse immateriële activa).

De niet-bouwinvesteringen (de nauwste benadering van de nationale rekeningen voor de bedrijfsinvesteringen) liepen in 2024 opnieuw terug tegen de achtergrond van een zwakke binnenlandse en buitenlandse vraag, krappe financieringsvoorwaarden en grote onzekerheid op verschillende fronten. Over het geheel genomen daalden de niet-bouwinvesteringen met 2,3% ten opzichte van 2023, zij het met aanzienlijke volatiliteit op kwartaalbasis in de loop van het jaar (zie Grafiek 1.4). Als volatiele, door multinationals gedreven immateriële activa in Ierland buiten beschouwing worden gelaten, daalde dit cijfer in 2024 met 0,5%.[1] Dit resultaat komt zowel tot uitdrukking in aanhoudend zwakke investeringen in machines en apparatuur als in een vertraging van de groei van immateriële investeringen in de afgelopen jaren. Tegen de achtergrond van een gematigde binnenlandse vraag en een zwakkere exportsector bleven de productieverwachtingen voor de langere termijn – doorgaans een belangrijke motor van de investeringen – het hele jaar lang gematigd, waardoor bedrijven minder geneigd waren om te investeren. Ook de bedrijfsinvesteringen werden in 2024 verder gedrukt door bezorgdheid over het verlies aan concurrentievermogen, afnemende winstgevendheid en grote en breed gedragen onzekerheid – als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen, toenemende vrees voor verdere handelsfragmentatie en toegenomen beleidsonzekerheid.

De uitvoer van het eurogebied bleef gematigd ondanks aantrekkende buitenlandse vraag

De uitvoer van het eurogebied groeide licht in 2024, maar bleef relatief zwak. Verschillende elementen droegen bij aan een gematigde exportgroei, ondanks de aantrekkende buitenlandse vraag. Vertraagde effecten van de eerdere waardestijging van de euro hadden een negatieve invloed. De energiekosten bleven een belangrijk punt van zorg, aangezien de relatief hoge gasprijzen de productiekosten voor exporteurs in het eurogebied opdreven, waardoor de winstmarges krompen en het concurrentievermogen afnam. Ook de zwakke vraag vanuit China, met name naar investeringsgoederen, en de toegenomen concurrentie van Chinese producenten vormden een uitdaging voor het eurogebied. De invoer groeide matig door de zwakke binnenlandse vraag en zwakke investeringen. Al met al had het uitvoersaldo een licht positief effect op de groei. De handelsbalans van het eurogebied verbeterde in 2024 verder ten opzichte van 2023.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt in het eurogebied bleef veerkrachtig, terwijl de groei van de arbeidsproductiviteit stabiel bleef

De arbeidsmarkt van het eurogebied bleef in 2024 over het geheel genomen veerkrachtig, hoewel de werkgelegenheidsgroei ten opzichte van de voorgaande jaren en enquête-indicatoren wezen op een afkoeling van de arbeidsmarkten in de loop van het jaar. De werkloosheid daalde van 6,5% in januari tot 6,2% in december – een van de laagste niveaus sinds de invoering van de euro en 1,3 procentpunt onder het niveau van vóór de pandemie van januari 2020. De werkloosheid bedroeg in het laatste kwartaal van het jaar eveneens gemiddeld 6,2% (Grafiek 1.5). De totale werkgelegenheid en het totale aantal gewerkte uren hielden grotendeels gelijke tred met de groei van de economie en stegen in 2024 allebei met 1%. Deze ontwikkelingen leidden tot een grotendeels vlak productiviteitspad. De zwakke groei van de arbeidsproductiviteit was vooral conjunctureel en aangedreven door een zwakke vraag, terwijl bedrijven uit voorzorg meer werknemers aanhielden dan nodig was in een periode van lage economische groei. Ook structurele factoren kunnen echter een rol hebben gespeeld. Het gemiddelde aantal gewerkte uren daalde in 2024 met 0,1% en lag vanaf het laatste kwartaal van het jaar 0,9% onder het niveau van vóór de pandemie. Het verloop van het gemiddelde aantal gewerkte uren was nog steeds het gevolg van factoren zoals het aanhouden van arbeid vanaf de tweede helft van 2023 en het nog steeds verhoogde niveau van het ziekteverzuim. De arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep 15-74 jaar is gestegen tot een niveau van 66% in het vierde kwartaal van 2024, 1,2 procentpunt hoger dan het niveau van vóór de pandemie. Vooral vrouwen, oudere werknemers, hoger opgeleiden en buitenlandse werknemers hebben bijgedragen aan deze toename van de beroepsbevolking. De vraag naar arbeid nam in 2024 af ten opzichte van voorgaande jaren, waarbij de vacaturegraad verder daalde van de piek in het tweede kwartaal van 2022 tot 2,5% in het vierde kwartaal van vorig jaar, nog steeds boven het niveau van vóór de pandemie van 2,3% in het laatste kwartaal van 2019.[2] De inhaalbeweging van de nominale lonen ten opzichte van de inflatie zorgde voor een herschikking van de werkgelegenheid en de productiedynamiek, terwijl de reële lonen meer in overeenstemming werden gebracht met het herstel van de productiviteit. Dankzij de oriëntatie op de middellange termijn, en zonder daarbij afbreuk te doen aan het handhaven van prijsstabiliteit, heeft het monetaire beleid van de ECB bijgedragen aan de ondersteuning van de werkgelegenheid en de productiviteit – twee van de doelstellingen van de Europese Unie waaraan de ECB kan bijdragen.

Grafiek 1.5

Arbeidsmarkt

(links: mutaties in procenten op kwartaalbasis; rechts: percentages)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2024 voor het werkloosheidscijfer, en het vierde kwartaal van 2024 voor de werkgelegenheid, het totale en het gemiddelde aantal gewerkte uren en de productiviteit per gewerkt uur.

1.3 Begrotingskoers in het eurogebied is verkrapt

Het begrotingsbeleid in het eurogebied is waarschijnlijk verkrapt als gevolg van de geleidelijke afschaffing van de overheidssteunmaatregelen die in reactie op de energiecrisis en de hoge inflatie waren ingevoerd

Het overheidstekort van het eurogebied is in 2024 naar verwachting verder gedaald, van 3,6% in 2023 tot iets boven de drempel van 3% van het bbp (Grafiek 1.6). Dit is voornamelijk het gevolg van een verkrapping van de begrotingskoers in 2024 als gevolg van de uitfasering van de overheidsmaatregelen die in de jaren 2022-2023 zijn genomen om huishoudens en bedrijven te compenseren voor de hoge energieprijzen en inflatie.[3] Tegelijkertijd droegen hogere rentebetalingen op overheidsschulden, met name in landen met een hoge schuldenlast, waarschijnlijk negatief bij aan het begrotingssaldo.[4]

De schuldquote van het eurogebied is in 2024 naar verwachting licht gestegen ten opzichte van het reeds hoge niveau van 87,4% in 2023, tot bijna 88%, en blijft daarmee ruim boven het niveau van vóór de crisis van 83,6% in 2019 (Grafiek 1.6). Deze stijging is waarschijnlijk het gevolg van het primaire tekort en de positieve tekort-schuldaanpassingen.

Grafiek 1.6

Begrotingssaldo en overheidsschuld in het eurogebied

(percentages van het bbp; begrotingskoers: procentpunten van het potentiële bbp)

Bronnen: Eurostat, Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2024 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: In paneel a) wordt de maatstaf van de begrotingskoers vanaf 2021 aan de inkomstenzijde aangepast door subsidies uit de faciliteit voor herstel en veerkracht van NGEU te verrekenen, aangezien deze inkomsten geen verkrappende macro-economische effecten hebben.

Strategische collectieve goederen helpen de veerkracht van de Europese economie te versterken

Eind 2024 werd verwacht dat de begrotingskoers in 2025 verder zou verkrappen, zij het in een trager tempo dan in voorgaande jaren. Deze begrotingsvooruitzichten waren echter omgeven door grote onzekerheid. De politieke risico’s kwamen voort uit de begrotingsplannen van grote landen in het eurogebied en uit de toekomstige beslissingen van de nieuwe Amerikaanse regering en de Europese reacties daarop. Deze risico’s kwamen bovenop de begrotingsdruk op de lange termijn als gevolg van de vergrijzing. Bovendien wordt steeds meer verwacht dat het begrotingsbeleid strategische collectieve goederen zal opleveren om de veerkracht van de Europese economie te versterken, door vooruitgang te boeken met de groene en de digitale transitie en door de economische veiligheid en defensie te vergroten. Voor de groene en de digitale transitie zal het NGEU-programma een belangrijke bijdrage leveren totdat het eind 2026 afloopt (zie Kader 1).

Het herziene EU-kader voor economische governance is op 30 april 2024 in werking getreden. Het kader is gericht op de houdbaarheid van de overheidsschuld en moet zorgen voor gezonde en houdbare overheidsfinanciën en tegelijkertijd structurele hervormingen en investeringen stimuleren.[5] Een centraal element van het nieuwe kader is de publicatie van de structurele begrotingsplannen van de lidstaten voor de middellange termijn. Deze plannen schetsen een pad voor de groei van de netto-uitgaven, de onderliggende macro-economische aannames en, voor landen die de aanpassingsperiode willen verlengen van vier naar zeven jaar, de geplande structurele begrotingsmaatregelen waarmee ze hun schuldquotes op middellange termijn op een aannemelijk neerwaarts pad zouden weten te brengen.

Met de publicatie van haar najaarspakket op 26 november en 18 december heeft de Europese Commissie het startsein gegeven voor de eerste uitvoeringscyclus van het nieuwe kader voor economische governance. Het pakket omvat de beoordelingen van de structurele begrotingsplannen voor de middellange termijn en de ontwerpbegrotingen voor 2025 van de lidstaten. De Europese Commissie stelde vast dat 15 van de 16 structurele begrotingsplannen voor de middellange termijn die waren ingediend door de landen in het eurogebied voldeden aan de vereisten van het nieuwe kader. De aanbevolen begrotingsaanpassingsperiode werd, op verzoek van de landen, verlengd van vier naar zeven jaar voor vier landen in het eurogebied (Spanje, Frankrijk, Italië en Finland). Het verlengingsverzoek moet worden onderbouwd met investerings- en hervormingstoezeggingen die onder meer zijn bedoeld om bij te dragen tot duurzame en inclusieve groei en veerkracht, om de houdbaarheid van de begroting te ondersteunen.[6]

Een meerjarig netto-uitgavenpad is de belangrijkste beoordelingsindicator in het nieuwe kader voor economische governance

Op aanbeveling van de Europese Commissie besloot de Ecofin-Raad in juli 2024 een buitensporigtekortprocedure in te leiden voor vijf landen van het eurogebied, te weten België, Frankrijk, Italië, Malta en Slowakije. Om de buitensporige tekorten te corrigeren heeft de Commissie aanbevolen meerjarige netto-uitgavenpaden vast te stellen die in overeenstemming zijn met de beschikbare structurele begrotingsplannen voor de middellange termijn. Het meerjarige netto-uitgavenpad is daarmee de belangrijkste beoordelingsindicator in het nieuwe kader voor economische governance.

De volledige transparante en onverwijlde tenuitvoerlegging van het herziene EU-kader voor economische governance zal overheden helpen hun begrotingstekorten en schuldquotes duurzaam te verlagen.

1.4 De totale inflatie daalde verder in de richting van de doelstelling

De totale inflatie daalde van 2,9% in december 2023 tot 2,4% in december 2024 en komt daarmee dichter bij de doelstelling

De totale inflatie in het eurogebied, gemeten naar de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), bleef in 2024 op een desinflatoir pad. In december kwam deze uit op 2,4%, 0,5 procentpunt lager dan een jaar eerder (Grafiek 1.7). Terwijl het desinflatieproces in 2023 voornamelijk het gevolg was van het wegebben van eerdere aanbodschokken, weerspiegelde het in 2024 in toenemende mate de doorwerking van restrictief monetair beleid. De afbouw van overheidssteunmaatregelen die waren genomen als reactie op de pandemie en energieprijsschokken ondersteunde de desinflatie door de totale vraag te temperen. Aangezien de maatregelen aanvankelijk waren ingezet om de inflatie te beteugelen, werkte dit echter ook remmend op het desinflatieproces. In deze context waren de meeste schommelingen in de HICP-inflatie in de loop van het jaar toe te schrijven aan de energie-inflatie, waaronder ook de stijging aan het einde van het jaar. De ontwikkeling van de prijzen van goederen met uitzondering van energie leverde de belangrijkste bijdrage aan de verdere desinflatie, waarbij zowel de voedingsmiddelencomponent als de component niet-energetische industriële goederen (NEIG) van de HICP in december 2024 een lagere inflatie lieten zien dan in december 2023, met respectievelijk 3,5 procentpunt en 2,0 procentpunt. In het geval van de NEIG bereikten de percentages een niveau dat dicht bij het gemiddelde langetermijnpercentage van vóór de pandemie lag, van 0,6% (gemeten over 1999-2019). De daling van deze twee componenten weerspiegelde het wegebben van de druk op het productieproces als gevolg van eerdere kostenschokken en een over het algemeen gunstiger internationaal prijsklimaat. De HICP-dienstencomponent bleef daarentegen relatief stabiel en schommelde het hele jaar rond de 4,0%. Deze hardnekkigheid weerspiegelde de relatief sterke invloed van de loondruk op veel dienstencomponenten en de invloed van “late mover”-componenten (zoals verzekeringen, woninghuren, enz.), waarvan de prijzen met vertraging hebben gereageerd op eerdere uitzonderlijke inflatoire schokken.

Grafiek 1.7

Totale inflatie en de belangrijkste componenten ervan

(mutaties in procenten per jaar, bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2024.

De energie-inflatie bleef het grootste gedeelte van het jaar negatief, terwijl de voedselinflatie aanzienlijk daalde

De energie-inflatie was in 2024 gemiddeld iets lager dan in 2023 en bleef het grootste deel van het jaar negatief. De negatieve energie-inflatie aan het begin van het jaar was voornamelijk toe te schrijven aan het verloop van de gas- en elektriciteitsprijzen, terwijl deze in de periode vanaf augustus werd bepaald door de prijzen van transportbrandstoffen. De volatiliteit op de groothandelsmarkten voor energie als gevolg van gebeurtenissen zoals de oorlog van Rusland tegen Oekraïne en basiseffecten als gevolg van ontwikkelingen in het voorgaande jaar, droegen bij aan het ongelijkmatig verloop van de energie-inflatie in 2024. De voedselinflatie heeft de desinflatie sterk ondersteund, vooral als gevolg van de scherpe daling in de eerste maanden van het jaar, toen de prijzen op jaarbasis van zowel verwerkte als met name onverwerkte voedingsmiddelen daalden. Dit hield verband met het wegebben van de druk in het productieproces als gevolg van de eerdere sterke prijsstijgingen voor energie en voedingsgrondstoffen.[7] Daarna was de inflatie van de voedingsmiddelen enigszins volatiel, grotendeels als gevolg van de schommelingen in de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen, met name voor groenten, die waarschijnlijk te maken hadden met de slechte weersomstandigheden.

De onderliggende inflatie-indicatoren liepen in de eerste helft van het jaar aanzienlijk terug en bewogen zich grotendeels zijwaarts in de tweede helft van het jaar

De onderliggende inflatie-indicatoren zijn bedoeld om de hardnekkige of gemeenschappelijke inflatiecomponent weer te geven, die aangeeft waar de totale inflatie zich naar verwachting op de middellange termijn zal stabiliseren zodra tijdelijke factoren zijn verdwenen. Aangezien deze indicatoren echter zelf opwaarts waren gedreven door eerdere grote aanbodschokken, werd verwacht dat ze tijdens het algehele desinflatieproces zouden afzwakken.[8] De kerninflatie – zoals gemeten aan de hand van de HICP-inflatie exclusief de volatiele componenten energie en voedsel – daalde van 3,4% in december 2023 tot 2,7% in april 2024 en bewoog zich daarna over het algemeen zijwaarts. In december 2024 bedroeg deze eveneens 2,7%. De daling van de kerninflatie in het begin van 2024 is toe te schrijven aan de daling van de NEIG-inflatie, terwijl de diensteninflatie het hele jaar min of meer ongewijzigd bleef en rond de 4,0% schommelde. De diensteninflatie daalt doorgaans langzamer dan andere inflatiecomponenten, aangezien veel dienstencomponenten met vertraging reageren op algemene inflatieschokken (zoals woninghuren, verzekeringen en gezondheids- en onderwijsdiensten). De aanhoudende diensteninflatie in 2024 houdt ook verband met de sterke groei van de lonen, die in de dienstensector een groter deel van de kosten uitmaken dan in de verwerkende industrie. Ook andere onderliggende inflatie-indicatoren daalden in de loop van het jaar, zij het met enige volatiliteit, en vooral tijdens de eerste helft van het jaar. Al met al weerspiegelen deze dalingen de wegebbende effecten van de eerdere aanbodschokken en de zwakkere vraag bij een nog steeds krap monetair beleid. Dit laatste helpt te verklaren waarom de desinflatie voor goederen duidelijker is dan die voor dan diensten, aangezien het gewicht van componenten die gevoelig zijn voor monetairbeleidseffecten groter is in de goederencategorie dan in de dienstencategorie.[9]

De binnenlandse kostendruk nam af als gevolg van matigende loongroei en winstbuffers

De binnenlandse kostendruk, gemeten aan de hand van de groei van de bbp-deflator, daalde van 5,9% in 2023 tot 2,9% in 2024. Dit kwam tot uitdrukking in een lagere bijdrage van zowel de arbeidskosten per eenheid product als de winst per eenheid product (Grafiek 1.8). De bijdrage van de winst per eenheid product daalde doordat winsten de opwaartse druk van de arbeidskosten per eenheid product in toenemende mate konden opvangen.[10] Tegelijkertijd nam die druk af als gevolg van een vertraging van de loongroei, gemeten in termen van de loonsom per werknemer, en een lichte versnelling van de groei van de arbeidsproductiviteit. De groei op jaarbasis van de loonsom per werknemer daalde van 5,3% in 2023 naar 4,5% in 2024, maar bleef aanzienlijk boven het gemiddelde van vóór de pandemie (2,2%), als gevolg van de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkten en de aanhoudende vraag om inflatiecompensatie. De matiging van de groei van de loonsom per werknemer gaf aan dat de incidentele loonstijging sneller reageerde dan de groei van de contractlonen.[11] Dit houdt in dat aanpassingen om de inflatie te compenseren waarschijnlijk geen deel meer uitmaken van incidentele loonstijgingen, maar worden opgenomen in de contractlonen Eind 2024 waren de reële lonen in het eurogebied grotendeels teruggekeerd naar hun niveau van vóór de sterke inflatiestijging.

Grafiek 1.8

Bbp-deflator en componenten

(mutaties in procenten per jaar, bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2024.
Het verloop van de arbeidsproductiviteit wordt omgekeerd in de grafiek weergegeven, aangezien een stijging (daling) van de groei van de arbeidsproductiviteit de binnenlandse kostendruk verlaagt (verhoogt).

De inflatieverwachtingen voor de langere termijn bleven verankerd rond de ECB-doelstelling van 2%

De inflatieverwachtingen voor de langere termijn, zoals uitgedrukt in de Survey of Professional Forecasters van de ECB, daalden van 2,1% eind 2023 tot 2,0% in de enquête die in het eerste kwartaal van 2024 werd gepubliceerd, en bleven in de daaropvolgende rondes van het jaar op hun stevig verankerde niveau (Grafiek 1.9). Ook andere enquêtegegevens, zoals die van de ECB Survey of Monetary Analysts en van Consensus Economics, wezen erop dat de inflatieverwachtingen voor de langere termijn in overeenstemming waren met de doelstelling van 2% van de ECB. Het restrictieve monetaire beleid ondersteunde de desinflatie niet alleen door de vraag te temperen, maar ook door de inflatieverwachtingen voor de langere termijn blijvend te verankeren, waardoor het risico van tweede-ronde-effecten werd beperkt. De marktgebaseerde indicatoren van inflatiecompensatie voor de langere termijn (zoals de vijfjaars toekomstige inflatieswaprente vijf jaar vooruit) gaven in de loop van het jaar iets meer volatiliteit te zien, maar tegen het einde van het jaar convergeerden ze naar niveaus dicht bij 2%. De gedurende het jaar waargenomen volatiliteit was waarschijnlijk toe te schrijven aan veranderingen in de inflatierisicopremies, waarbij de geraamde werkelijke inflatieverwachtingen relatief stabiel bleven op ongeveer 2%. Aan de consumentenkant daalden de mediane inflatieverwachtingen voor drie jaar vooruit vanaf het tweede kwartaal van het jaar tot oktober, toen ze uitkwamen op 2,1%, het laagste niveau sinds februari 2022, toen Rusland Oekraïne binnenviel. Vervolgens stegen de verwachtingen in de rest van het jaar tot boven dat cijfer als gevolg van hogere inflatie en toegenomen onzekerheid, hoewel het lager bleef dan aan het begin van het jaar.[12]

Grafiek 1.9

Enquête- en marktgebaseerde indicatoren van de inflatieverwachtingen

(mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: LSEG, ECB (Consumer Expectations Survey (CES), Survey of Professional Forecasters (SPF)) en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De inflatieswaprente vijf jaar vooruit (5y5y ILS-rente) wordt maandelijks gerapporteerd. De SPF voor het vierde kwartaal van 2024 is uitgevoerd tussen 1 en 3 oktober 2024. In de SPF-rondes voor het derde en vierde kwartaal van 2024 hadden de verwachtingen voor de langere termijn betrekking op 2029; in de rondes voor het eerste en tweede kwartaal van 2024 op 2028. De laatste waarneming voor de CES is voor december 2024.

1.5 De financieringsvoorwaarden versoepelden geleidelijk, maar bleven krap

Het rendement op overheidsobligaties steeg als gevolg van binnenlandse en mondiale factoren

Toen de inflatiedruk in de loop van 2024 geleidelijk afnam (zie Paragraaf 1.4), matigde de ECB de mate van monetairbeleidsbeperking door haar basisrentetarieven vanaf juni te verlagen (zie Paragraaf 2.1). In de eerste helft van 2024 steeg de – risicovrije – rente op tienjaars daggeldrenteswaps (overnight index swap – OIS) geleidelijk met ongeveer 50 basispunten en bereikte in de zomer een piek voor het jaar. Als gevolg van de gedaalde renteverwachtingen op de financiële markten en lagere termijnpremies daalde het tienjaars OIS-tarief daarna geleidelijk – tot een gemiddelde van 2,2% in december 2024 (Grafiek 1.10), wat ongeveer 20 basispunten lager is dan het gemiddelde in december 2023. De rendementen op langlopende overheidsobligaties waren aan het eind van 2024 over het algemeen hoger dan aan het begin van het jaar. In Frankrijk lag het rendement op overheidsobligaties aanzienlijk hoger dan een jaar eerder, als gevolg van de toegenomen onzekerheid over de begrotingsvooruitzichten en de politieke ontwikkelingen in dat land. De spreads tussen de rendementen op langlopende overheidsobligaties en de overeenkomstige risicovrije rente namen in het laatste kwartaal van het jaar over het algemeen toe, een ontwikkeling die verband houdt met de afname van de onderpandschaarste door de (verwachte) hogere emissies van overheidsschuld en de balansverkorting van het Eurosysteem. In Italië droeg een verkleining van de spreads, mede dankzij de gunstigere ratingvooruitzichten, bij aan een daling van de langetermijnrente in 2024. Het bbp-gewogen gemiddelde van de nominale rendementen op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied bleef in december 2024 gemiddeld op hetzelfde niveau als een jaar eerder (2,7%).

Grafiek 1.10

Lange rente en de kredietkosten voor bedrijven en huishoudens voor de aankoop van een woning

(in procenten per jaar)

Bronnen: Bloomberg, LSEG en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Maandelijkse waarnemingen. Het rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied is een bbp-gewogen gemiddelde. De indicatoren voor de totale kredietkosten worden berekend door de korte- en langetermijnrentes voor bancaire kredietverlening te aggregeren aan de hand van een 24-maands voortschrijdend gemiddelde van de volumes van nieuwe contracten. De meest recente waarnemingen betreffen december 2024.

De aandelenmarkten werden ondersteund door dalende risicopremies en rentetarieven

In 2024 stegen de aandelenkoersen zowel in de niet-financiële sector als, in sterkere mate, in de financiële sector. In die laatste werden ze aangevoerd door de bankensector, die profiteerde van een hoge winstgevendheid. De brede indices van de aandelenkoersen van niet-financiële ondernemingen en banken in het eurogebied stonden eind 2024 respectievelijk ongeveer 3% en 21% boven hun niveaus van eind 2022. De aandelenkoersen werden ondersteund door een daling van de risicopremies op aandelen, betere winstverwachtingen op korte termijn, hogere uitgekeerde dividenden en een lagere risicovrije lange rente. De rendementen op bedrijfsobligaties daalden zowel in het kredietwaardige als in het hoogrentende segment en lagen eind december 2024 op een lager niveau dan een jaar eerder, als gevolg van lagere risicovrije rentes en kleinere spreads.

Het ruime monetaire aggregaat en bancaire intermediatie weerspiegelden de matiging van de mate van monetairbeleidsbeperking

De bankdeposito's krompen niet langer en begonnen zich tegen het einde van 2024 te herstellen, en het ruime monetaire aggregaat (M3) herstelde zich naarmate de mate van monetairbeleidsbeperking afnam. Het twaalfmaands mutatietempo van M3 bedroeg 3,4% in december, tegen nul in december 2023 (Grafiek 1.11). Het herstel werd gedragen door de netto buitenlandse instroom als gevolg van het aanzienlijke overschot op de lopende rekening dat voortkwam uit de zwakke invoer en de buitenlandse interesse in obligaties uit het eurogebied tegen de achtergrond van aantrekkelijke rendementen. Deze instroom compenseerde grotendeels de liquiditeitsonttrekking als gevolg van de balansverkorting van het Eurosysteem. Omdat de in het kader van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties geleende middelen (aan het einde van het jaar volledig) werden terugbetaald en de activaportefeuilles van het Eurosysteem krompen, bleven de banken hun toevlucht nemen tot duurdere marktfinancieringsbronnen. Hun financieringskosten zijn echter geleidelijk gedaald ten opzichte van de piekniveaus van 2023, zij het minder sterk dan de beleidsrente. De bankbalansen bleven over het geheel genomen robuust.

De bancaire rentetarieven voor bedrijven en huishoudens daalden, maar de financieringsvoorwaarden bleven krap

De financieringsvoorwaarden in het eurogebied bleven in 2024 restrictief, hoewel de verlaging van de basisrentetarieven van de ECB de mate van monetairbeleidskrapte enigszins verminderde. De nominale kredietkosten voor bedrijven en huishoudens daalden enigszins, na in 2023 de hoogste niveaus in bijna 15 jaar te hebben bereikt. Het samengestelde rentetarief voor bankleningen aan niet-financiële vennootschappen bedroeg in december 4,4%, ongeveer 90 basispunten lager dan eind 2023, en de overeenkomstige rente voor huishoudens voor woningaankopen daalde met ongeveer 60 basispunten tot 3,4% (Grafiek 1.10). Het aanzienlijke verschil tussen de tarieven voor bedrijven en huishoudens dat tijdens de fase van verkrapping van het monetair beleid was ontstaan, werd dus slechts marginaal kleiner. De verschillen in rentetarieven tussen de landen bleven beperkt, wat erop wijst dat het monetaire beleid van de ECB over het algemeen op soepele wijze doorwerkte in de rentetarieven in het hele eurogebied.

De kredietverlening van banken aan bedrijven en huishoudens bleef zwak, maar vertoonde tekenen van herstel

De bancaire kredietverlening aan bedrijven en huishoudens bleef zwak als gevolg van nog steeds krappe kredietvoorwaarden en een zwakke totale vraag (Grafiek 1.11), maar vertoonde in de tweede helft van 2024 tekenen van herstel. Zoals blijkt uit de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied zijn de acceptatiecriteria van banken (d.w.z. interne richtlijnen of criteria voor de goedkeuring van leningen) voor bedrijven in het vierde kwartaal van 2024 aangescherpt, nadat ze zich tijdens de voorgaande kwartalen hadden gestabiliseerd. De beschikbaarheid van bancaire leningen verbeterde slechts tijdelijk en verslechterde in het vierde kwartaal, volgens de enquête over de toegang tot financiering voor bedrijven. Het twaalfmaands groeitempo van bancaire leningen aan bedrijven bedroeg in december 1,7%. De schuldfinanciering van bedrijven bleef over het algemeen zwak en de netto externe financieringsstromen naar bedrijven lagen aanzienlijk onder hun langetermijnverloop, ondanks een toename van de uitgifte en waardering van beursgenoteerde aandelen (Grafiek 1.12). Het geleidelijke herstel van de twaalfmaands groei van bancaire leningen aan huishoudens, tot 1,1% in december, werd vooral gedragen door hypotheken. Dit was in overeenstemming met de algehele versoepeling van de acceptatiecriteria in de loop van het jaar en met een sterke opleving van de vraag naar leningen die werd gemeld in de enquêtes naar de bancaire kredietverlening in de tweede helft van 2024, en met de aanhoudende plannen voor de aankoop van woningen die in de enquête naar de consumentenverwachtingen gedurende het hele jaar werden gemeld. Tegelijkertijd was aan het eind van het jaar het percentage huishoudens dat een verslechtering meldde in de toegang tot krediet in die enquête nog steeds groter dan het percentage huishoudens dat een verbetering meldde, waarbij een aanhoudend beroep op consumptief krediet vooral werd gedaan door huishoudens met lagere inkomens. Bovendien meldden de banken in 2024 opnieuw een aanscherping van de acceptatiecriteria voor consumptief krediet.

Grafiek 1.11

M3-groei en de groei van de kredietverlening aan bedrijven en huishoudens

(mutaties in procenten per jaar)

Bron: ECB.
Toelichting: Bedrijven zijn niet-financiële ondernemingen. De meest recente waarnemingen betreffen december 2024.

Grafiek 1.12

Netto externe financieringsstromen naar bedrijven

(stromen op jaarbasis in EUR miljard)

Bronnen: ECB en Eurostat.
Toelichting: Bedrijven zijn niet-financiële ondernemingen. MFI: monetaire financiële instelling. Bij “leningen van niet-MFI’s en van de rest van de wereld” zijn niet-monetaire financiële instellingen overige financiële intermediairs, pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen. “MFI-leningen” en “leningen van niet-MFI’s en van de rest van de wereld” zijn gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties. “Overige” verwijst naar het verschil tussen het totaal en de in de grafiek opgenomen instrumenten en bestaat hoofdzakelijk uit intragroepsleningen en handelskredieten De meest recente waarnemingen betreffen het derde kwartaal van 2024. De jaarlijkse stroom voor 2024 is berekend als een vierkwartaals totaal van de stromen van het vierde kwartaal van 2023 tot en met het derde kwartaal van 2024. De kwartaalsectorrekeningen van het eurogebied worden om de vijf jaar grondig herzien; de laatste herziening vond plaats in 2024, wat verklaart waarom de gegevens in sommige jaren aanzienlijk verschillen van die in het vorige jaarverslag.

Kader 1
De blijvende invloed van de COVID-19-pandemie en structurele trends op de productiviteitsgroei

Het eurogebied gaat door een overgangsperiode die wordt gekenmerkt door economische schokken en ingrijpende structurele veranderingen, met gevolgen voor de productiviteitsgroei op middellange en lange termijn. De afgelopen jaren heeft het eurogebied te maken gehad met een unieke combinatie van verstoringen en aanhoudende structurele verschuivingen die de productiviteitsgroei op complexe en onzekere manieren beïnvloeden. De COVID-19-pandemie, de snelle digitale transitie en de groene en demografische transities zijn cruciale factoren die van invloed zijn op de productiviteitsvooruitzichten voor de middellange en lange termijn. Elk van deze elementen beïnvloedt de productiviteit via verschillende mechanismen, en de interacties hiertussen maken het economische landschap nog ingewikkelder. Dit Kader onderzoekt deze dynamiek en de gevolgen ervan voor de productiviteitsgroei. Het is gebaseerd op recent onderzoek naar productiviteit door een groep deskundigen van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB).[13]

De blijvende invloed van de pandemie op de productiviteitsgroei

De pandemie veroorzaakte wijdverspreide verstoringen in landen, sectoren en bedrijven, waardoor de productiviteitsgroei op verschillende manieren werd beïnvloed. De brede reikwijdte van de crisis, in combinatie met maatregelen zoals lockdowns en gewijzigde arbeids- en consumptiepatronen, en de brede beleidssteun aan bedrijven en huishoudens, zorgde voor een verschil met eerdere economische recessies.

De beleidsreacties voorkwamen massale faillissementen, maar verzwakten de productiviteitsverhogende herverdeling van middelen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de crisis ertoe leidde dat bedrijven met een lage productiviteit aanzienlijk meer krimp vertoonden dan bedrijven met een hogere productiviteit, of dat de kans groter was dat ze een markt verlieten dan hun tegenhangers met een hogere productiviteit, wat op korte termijn bijdroeg aan de herverdeling van middelen (Grafiek A). Dit effect was echter minder uitgesproken dan in eerdere crises, als gevolg van uitgebreide beleidsmatige ondersteuning die beëindiging en inkrimping van bedrijven voorkwam. Uit de analyse van de ESCB-deskundigengroep blijkt dat de verlening van subsidies aan ondernemingen in de loop van de tijd verstorender werd, ondanks ongewijzigde criteria voor subsidieverlening.

De pandemie heeft het digitaliseringsproces versneld en het consumentengedrag veranderd, en heeft gevolgen gehad voor ziekteverzuimpatronen en opleidingsniveaus, met mogelijke langetermijneffecten. De verdieping van de digitale economie, inclusief de toename van telewerken, ondersteund door initiatieven zoals het NGEU-programma, biedt veelbelovende vooruitzichten. Tegelijkertijd had de pandemie duurzame effecten op de beroepsbevolking en zijn de langetermijngevolgen voor de productiviteitsgroei nog niet volledig te kwantificeren.

Grafiek A

Verdeling van de productiviteit van bedrijven die een sector hebben verlaten ten opzichte van bedrijven die in dezelfde sector zijn gebleven in 2020

(dichtheid)

Bron: Berekeningen van de auteurs op basis van Orbis-iBACH-gegevens op bedrijfsniveau.
Toelichting: De dataset heeft betrekking op België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. Arbeidsproductiviteit wordt gedefinieerd als de reële toegevoegde waarde per werknemer.

Digitale transitie en productiviteitsgroei

Digitale technologieën kunnen de efficiëntie van werknemers verhogen door taken aan te vullen en de uitbesteding van niet-kernactiviteiten mogelijk te maken. Bovendien vergroot digitalisering het concurrentievermogen van de markt, maakt het schaalgrootte zonder massa mogelijk en verbreedt het de markttoegang via e-commerce. Uit gegevens op bedrijfsniveau uit landen als Frankrijk en Oostenrijk blijkt dat investeringen in digitale technologieën kunnen leiden tot blijvende productiviteitsgroei, zij het na een initiële aanpassingsperiode van gemiddeld relatief kleine omvang.

Productiviteitswinsten als gevolg van digitalisering lopen sterk uiteen tussen sectoren en bedrijven. Hoewel het gemiddelde effect van digitale investeringen klein is, is de impact in sectoren die kunnen profiteren van digitalisering 17 keer groter dan het gemiddelde. Bovendien slaagt slechts ongeveer 30% van de bedrijven, doorgaans de meest productieve, erin om nieuwe digitale technologieën op innovatieve en ontwrichtende manieren te gebruiken om hun productiviteit te verhogen, omdat ze over de vereiste vaardigheden en aanvullende immateriële activa beschikken (grafiek B). Wat de geaggregeerde effecten betreft, hebben aan digitalisering gerelateerde efficiëntiestijgingen de groei van de arbeidsproductiviteit aanzienlijk gestimuleerd, zoals blijkt uit simulaties die aantonen dat de productiviteitsgroei in landen als Duitsland en Frankrijk zonder deze stijgingen aanzienlijk lager zou zijn geweest.

Het effect van de groene transitie op de productiviteitsgroei

De dringende noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen heeft geleid tot de implementatie van beleid ter bevordering van de invoering van koolstofarme oplossingen, met mogelijke gevolgen voor de geaggregeerde productiviteitsgroei. Twee belangrijke kanalen waarlangs de groene transitie de productiviteit beïnvloedt, zijn de investeringen in groene innovatie en de herverdeling van middelen. De noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen stimuleert bedrijven om te innoveren en efficiëntere, duurzamere praktijken in hun activiteiten te integreren. Ondertussen verschuift de economie naar groenere sectoren, waarbij arbeid en kapitaal worden weggehaald bij vervuilende industrieën en bedrijven. Deze herverdeling kan de totale productiviteit verhogen als middelen op efficiëntere wijze worden gebruikt.

Grafiek B

Geschatte impact van de digitalisering op de TFP-groei in bedrijven met verschillende initiële TFP-niveaus

(in procentpunten)

Bron: Anderton, R., Botelho, V. en Reimers, P., "Digitalisation and productivity: gamechanger or sideshow?", Working Paper Series, nr. 2794, ECB, maart 2023.
Toelichting: De grafiek toont de sectorspecifieke impact van digitalisering op de groei van de totale factor productiviteit (TFP) van bedrijven, afhankelijk van de positie van het bedrijf in de TFP-verdeling (1 is het laagste deciel van de TFP-verdeling en 10 is het hoogste).

Uit empirische gegevens blijkt dat een strikt milieubeleid groene innovatie op de lange termijn kan stimuleren, maar op korte termijn schadelijk kan zijn voor de TFP-groei. Uit de analyse van de deskundigengroep blijkt dat er een beleidsmix, bestaande uit een combinatie van koolstofbelastingen, regelgeving en steun voor groene technologieën, nodig is om de overgang naar een koolstofarme economie te maken. Op korte termijn zal de transitie echter kostbaar zijn terwijl bedrijven zich aanpassen, met een negatieve impact op de TFP-groei, met name voor kleine vervuilende bedrijven als gevolg van hun beperkte toegang tot financiering. Het milieubeleid stimuleert niettemin groene innovatie, zoals blijkt uit de aanzienlijke toename van het aantal door vervuilende bedrijven geregistreerde octrooien voor groene technologie. Deze toename van groene innovatie zal op de langere termijn waarschijnlijk leiden tot een hogere productiviteitsgroei.

Het productiviteitseffect van de herverdeling van middelen als gevolg van transitiebeleid verschilt per sector. Op het niveau van de sectorale productiviteit zou herverdeling tussen sectoren de productiviteit mechanisch verlagen, aangezien koolstofintensieve sectoren gemiddeld productiever zijn. Binnen eng gedefinieerde sectoren zijn de koolstofintensiteit op bedrijfsniveau en de arbeidsproductiviteit echter niet noodzakelijkerwijs gecorreleerd. Daarom leidt de herverdeling van middelen van zeer naar weinig koolstofintensieve bedrijven niet noodzakelijkerwijs tot een hogere productiviteit. Uit informatie op bedrijfsniveau uit het EU-emissiehandelssysteem blijkt dat in de meeste sectoren de meest koolstofefficiënte bedrijven ook de meest productieve bedrijven zijn. Dit houdt in dat bij het huidige niveau van de productiviteit op bedrijfsniveau, de herverdeling van middelen naar groenere bedrijven, onder overigens gelijke omstandigheden, zal leiden tot een stijging van de groei van de arbeidsproductiviteit in die sectoren. Voor andere sectoren, zoals pulp, papier en ferrometalen, is het tegendeel echter het geval en zal de herverdeling leiden tot productiviteitsverlaging.

Conclusie

De wisselwerking tussen recente schokken en aanhoudende structurele trends creëert een complex klimaat voor de productiviteitsgroei op middellange en lange termijn. De pandemie, de digitale transitie en de groene transitie hebben elk unieke uitdagingen en kansen met zich meegebracht. Zoals in het recente rapport van Mario Draghi wordt opgemerkt, moeten beleidsmakers zorgvuldig met deze dynamiek omgaan om een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor duurzame productiviteitsgroei, waarbij digitale en groene technologieën worden benut en tegelijkertijd de mogelijke verstorende effecten van beleidsmaatregelen worden beperkt.[14] Naarmate de wereldeconomie zich ontwikkelt, is het noodzakelijk dat beleidsmakers in het eurogebied rekening houden met deze dynamiek om de toekomstige productiviteitsgroei effectief vorm te geven en te ondersteunen.

2 Het monetair beleid begon te versoepelen, maar volgt nog altijd een restrictieve koers

In 2024 matigde de Raad van Bestuur de monetairbeleidsverstrakking omdat de inflatie tekenen vertoonde van een duurzame convergentie naar de doelstelling van 2%, terwijl de economie van het eurogebied te kampen had met een zwakke groei (zie Paragraaf 2.1). De rentetarieven bleven tijdens bijna de gehele eerste helft van het jaar ongewijzigd. Vervolgens verlaagde de Raad van Bestuur de rente op de depositofaciliteit in juni en september met 25 basispunten, wat een verschuiving naar een minder restrictief monetair beleid betekende. De Raad van Bestuur bleef een op data gebaseerde benadering per vergadering hanteren om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen. In het derde kwartaal vertoonde de economische bedrijvigheid een aanhoudend gematigde groei, met enkele tekenen van stabilisatie, mede dankzij de toegenomen consumptie en mondiale vraag. De Raad van Bestuur had meer en meer vertrouwen in een geleidelijke daling van de inflatie en verlaagde de rente op de depositofaciliteit in oktober en december verder met 25 basispunten.

De balans van het Eurosysteem kromp in 2024 met € 0,5 biljoen tot € 6,4 biljoen tegen het einde van het jaar, wat deel uitmaakt van de in 2022 begonnen normalisatie (zie Paragraaf 2.2). De daling was het gevolg van vervroegde aflossingen en het vervallen van transacties in de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (targeted longer-term refinancing operations – TLTRO III), evenals van de afname van de portefeuille van het programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme – APP) en tot op zekere hoogte ook van de portefeuille van het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme – PEPP), waarbij vanaf juli gedeeltelijk werd geherinvesteerd in deze laatste portefeuille. De Raad van Bestuur keurde in maart 2024 wijzigingen goed in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid (zie Kader 2) en beëindigde eind 2024 de herinvesteringen krachtens het PEPP.

In 2024 versterkte het Eurosysteem zijn risicobeheersingskader om een risico-efficiënte beleidsimplementatie te waarborgen. Door de hoge beleidsrente leed de ECB verliezen op negatieve nettorentebaten, die van toekomstige winsten zullen worden afgeschreven (zie Paragraaf 2.3 en de Jaarstukken van de ECB 2024). De nettorentebaten van het Eurosysteem zullen de komende jaren naar verwachting weer stijgen, wat zijn financiële veerkracht zal ondersteunen.

2.1 Matiging van de monetairbeleidsbeperkingen

De Raad van Bestuur hield de rentetarieven in januari ongewijzigd om een voldoende restrictief monetair beleid te waarborgen

In januari 2024 oordeelde de Raad van Bestuur dat de economie zwak bleef, na een stagnatie in heel 2023. De vooruitzichten op korte termijn voor de economische groei in het eurogebied werden gekenmerkt door een verzwakking van de mondiale economische bedrijvigheid en handel en krappe financieringsvoorwaarden, met risico’s door de toegenomen geopolitieke spanningen in verband met het conflict in het Midden-Oosten en de oorlog van Rusland tegen Oekraïne. Sommige toekomstgerichte enquête-indicatoren wezen er echter op dat de groei daarna zou aantrekken. Ondanks de zwakke groei bleef de arbeidsmarkt robuust, na een grotendeels gestage daling van de werkloosheidsgraad die in september 2020 was ingezet. De inflatie was in december 2023 gestegen als gevolg van een basiseffect bij de energieprijzen en bleef hoog op 2,9%. Tegelijkertijd hadden de meeste maatstaven van de onderliggende inflatie hun neerwaartse tendens voortgezet naarmate de effecten van eerdere aanbodschokken afnamen en de vraag verminderde door het krappe monetair beleid. De Raad van Bestuur bevestigde zijn beoordeling dat de basisrentetarieven van de ECB op een niveau lagen dat, indien voldoende lang aangehouden, een substantiële bijdrage zou leveren aan de tijdige terugkeer van de inflatie naar de doelstelling van 2% op middellange termijn. Daarom besloot de Raad tijdens de vergadering van januari de beleidsrente ongewijzigd te laten op de in september 2023 vastgestelde niveaus en bevestigde hij de beleidsrente zo lang als nodig op een voldoende restrictief niveau te houden.

De Raad van Bestuur besloot in maart de rentetarieven ongewijzigd te laten...

In de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties van maart werd de inflatie neerwaarts bijgesteld, met name voor 2024, als gevolg van een lagere bijdrage van de energieprijzen. Ze wezen erop dat de inflatie in de loop van de tijd geleidelijk zou dalen naar de doelstelling van de ECB. De totale inflatie was gedaald in februari, maar de binnenlandse prijsdruk bleef hoog, deels als gevolg van de sterke loongroei en de afnemende arbeidsproductiviteit. De economie van het eurogebied bleef zwak. Er werd geoordeeld dat de consumptieve bestedingen afnamen, de investeringen vertraagden en de uitvoer daalde als gevolg van de tragere buitenlandse vraag en enig verlies aan concurrentievermogen voor bedrijven in het eurogebied. Medewerkers van de ECB hadden hun groeiprojecties voor de korte termijn neerwaarts bijgesteld. Naar verwachting zou de economie zich nog altijd herstellen en groeien in de loop van de tijd, aanvankelijk ondersteund door de consumptie en later ook door investeringen. Voornamelijk de reële inkomens zouden naar verwachting opveren, als gevolg van de dalende inflatie en de stijgende lonen. Hoewel de financieringsvoorwaarden restrictief bleven, werd ook verwacht dat de temperende invloed van de voorbije renteverhogingen op de vraag geleidelijk zou wegebben en dat de uitvoer zou aantrekken. Op basis van zijn aanhoudende op data gebaseerde benadering en van zijn beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie, besloot de Raad van Bestuur in maart de drie basisrentetarieven van de ECB niet te wijzigen.

De Raad van Bestuur benadrukte ook hoe belangrijk het is vooruitgang te boeken met de kapitaalmarktenunie om de groei te stabiliseren wanneer landen te kampen hebben met lokale schokken waar het monetair beleid geen oplossing voor kan bieden. Een meer geïntegreerd en gediversifieerd financieel stelsel zou, naast andere voordelen, de private risicodeling tussen landen verbeteren, de financiële fragmentatie helpen beperken en de effectieve transmissie van het monetair beleid naar alle delen van het eurogebied waarborgen.

...en kondigde wijzigingen aan in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid

De Raad van Bestuur keurde in maart ook wijzigingen goed in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid. Bij de herziening van het operationele raamwerk, die in december 2022 was aangekondigd, werden de belangrijkste beginselen en parameters vastgesteld voor de implementatie van het monetair beleid en het verschaffen van centralebankliquiditeit, tegen de achtergrond van een geleidelijk afnemende overliquiditeit in het bankstelsel (zie Kader 2). Meer in het bijzonder besloot de Raad van Bestuur de monetairbeleidskoers te blijven sturen door de rente op de depositofaciliteit aan te passen en op flexibele wijze liquiditeit te verschaffen, op basis van de behoeften van de banken en via een uitgebreide waaier van instrumenten, waaronder – in een latere fase – structurele langerlopende krediettransacties en een structurele effectenportefeuille. De Raad keurde ook een verlaging van 50 naar 15 basispunten goed van de ecart tussen de rente op basisherfinancieringstransacties en de rente op de depositofaciliteit, met ingang van 18 september 2024.

De inflatie bleef dalen...

De inflatie daalde verder tot 2,4% in maart, met een daling van de meeste maatstaven van de onderliggende inflatie, wat bevestigde dat de prijsdruk geleidelijk afnam. Niettemin bleef de dienstenprijsinflatie met 4,0% hoog, als gevolg van binnenlandse prijsstijgingen. De lonen stegen nog steeds – kijkend naar het laatste kwartaal van 2023 –, zij het trager dan verwacht. De hogere arbeidskosten werden voor een deel opgevangen door de winsten van de ondernemingen, waardoor de invloed ervan op de consumptieprijzen beperkt bleef. Tegelijkertijd bleef de groei van de arbeidskosten per eenheid product hoog als gevolg van de zwakke productiviteitsgroei, maar daalde hij ten opzichte van zijn eerdere hoge peil.

...en de gevolgen van het restrictieve monetair beleid voor de financieringsvoorwaarden en de economie werden duidelijker

Naarmate het jaar vorderde, werd het steeds duidelijker dat het restrictieve monetair beleid van de Raad van Bestuur de economie en daardoor ook de inflatie aanzienlijk beïnvloedde. In het eerste kwartaal van 2024 leidden hoge leenkosten voor bedrijven en huishoudens en strengere kredietvoorwaarden tot een afname van de investeringsplannen en de aankoop van woningen, en tot een verdere daling van de kredietvraag. Terwijl de bestedingen aan diensten robuust bleven, hadden bedrijven uit de verwerkende nijverheid te kampen met een zwakke vraag. De productie bleef gematigd, vooral in de energie-intensieve sectoren. Er werd evenwel verwacht dat de uitvoergroei van het eurogebied zou versnellen, ondersteund door een sterkere wereldeconomie en een toegenomen vraag naar verhandelbare goederen.

In april kondigde de Raad van Bestuur aan dat hij de drie basisrentetarieven van de ECB ongewijzigd op een restrictieve koers zou houden. De Raad benadrukte zijn streven naar een op data gebaseerde aanpak per vergadering, zonder voorafgaand een specifiek rentetraject vast te leggen. Voor het eerst deelde de Raad van Bestuur mee dat het wenselijk zou zijn het niveau van de monetairbeleidsbeperking te verlagen als zijn beoordeling van de inflatievooruitzichten, de onderliggende inflatiedynamiek en de kracht van de monetairbeleidstransmissie het vertrouwen zou doen groeien dat de inflatie duurzaam convergeerde naar de doelstelling.

De Raad van Bestuur verlaagde de rente in juni, na deze negen maanden stabiel te hebben gehouden, en bracht de rente op de depositofaciliteit naar 3,75%...

Dat moment brak aan in juni en de Raad van Bestuur besloot de drie basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen, na de rente negen maanden stabiel te hebben gehouden. Sinds de vergadering van september 2023, toen de Raad van Bestuur de rente voor het laatst had verhoogd, was de inflatie met 2,6 procentpunt gedaald en waren de inflatievooruitzichten aanzienlijk verbeterd. De maatstaven van de onderliggende inflatie waren ook afgenomen, wat er nog sterker op wees dat de prijsdruk was verzwakt, en de inflatieverwachtingen voor alle looptijden waren gedaald. Het monetair beleid had de financieringsvoorwaarden restrictief gehouden. Door de vraag te temperen en de inflatieverwachtingen stevig verankerd te houden, leverde dat een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van de inflatie.

Ondanks deze positieve ontwikkelingen bleven de binnenlandse prijsdruk en de loongroei hoog, waarbij de eerdere sterke toename van de inflatie werd gecompenseerd. Er werd aangenomen dat de inflatie tot ruim in het volgende jaar boven de doelstelling zou blijven. Medewerkers van het Eurosysteem hadden hun inflatieprojecties voor 2024 en 2025 licht opwaarts bijgesteld ten opzichte van maart, en anticipeerden daarbij op inflatieschommelingen tijdens de rest van 2024, onder meer als gevolg van energiegerelateerde basiseffecten. Er werd echter verwacht dat de inflatie in de tweede helft van 2025 zou dalen tot de doelstelling, als gevolg van de zwakkere groei van de arbeidskosten, de stilaan merkbare effecten van het restrictieve monetair beleid en de wegebbende impact van de energiecrisis en de pandemie.

De inflatie steeg tot 2,6% in mei, hoewel de inflatie van zowel de voedsel- als goederenprijzen afnam. De energieprijsinflatie nam licht toe na een jaar van negatieve cijfers op jaarbasis en de inflatie van de dienstenprijzen liep op van 3,7% in april tot 4,1%.

Na vijf kwartalen van stagnatie groeide de economie van het eurogebied in het eerste kwartaal van 2024 met 0,3%. De dienstensector groeide, terwijl de verwerkende industrie tekenen van stabilisatie op een laag niveau vertoonde. De werkgelegenheid was in het eerste kwartaal met 0,3% gestegen, met ongeveer 500.000 nieuwe banen sinds december 2023. De economie zou naar verwachting op korte termijn gematigd blijven en zich vervolgens herstellen, ondersteund door hogere lonen, een betere ruilvoet en hogere reële inkomens. De financieringskosten stabiliseerden zich op een restrictief peil en de kredietverlening bleef zwak als gevolg van eerdere beleidsrenteverhogingen. Daarnaast losten de banken in juni 2024, na de grote aflossing van maart, een groot bedrag af van hun leningen in het kader van TLTRO III, wat een sterke afname van de overliquiditeit teweegbracht.

...en bevestigde in de tweede helft van 2024 de geleidelijke afbouw van krachtens het PEPP aangehouden effecten

De Raad van Bestuur bevestigde in juni ook dat hij de door het Eurosysteem krachtens het PEPP aangehouden effecten in de tweede helft van het jaar met gemiddeld € 7,5 miljard per maand zou verminderen. Dat zou grotendeels overeenstemmen met de voor het APP gebruikte benadering.

De Raad van Bestuur besloot in juli de rentetarieven ongewijzigd te laten

Ten tijde van de vergadering van de Raad van Bestuur in juli waren de meeste inflatiemaatstaven voor juni zoals verwacht ofwel stabiel ofwel aan het afnemen, hoewel de binnenlandse prijsdruk en de diensteninflatie hoog bleven. De lonen bleven snel groeien, terwijl hun invloed op de inflatie nog steeds enigszins werd beperkt door de winstmarges. De binnenkomende informatie ondersteunde in grote lijnen de vorige beoordeling van de inflatievooruitzichten op middellange termijn en tijdens zijn vergadering van juli besloot de Raad van Bestuur de beleidstarieven onveranderd te laten. De Raad bevestigde zijn voornemen om het monetair beleid zo lang als nodig restrictief te houden.

De inflatie daalde tot 2,2% in augustus, terwijl de economie gematigd bleef

De inflatie daalde van 2,6% in juli tot 2,2% in augustus. De binnenlandse prijsdruk en de diensteninflatie bleven niettemin hoog, voornamelijk door de stijgende lonen. De arbeidskostendruk nam verder af, maar bleef ook hoog. De door medewerkers van de ECB samengestelde projecties van september bevestigden de eerdere inflatievooruitzichten en versterkten daarmee het beeld van een geleidelijke en duurzame terugkeer van de inflatie naar 2%. De inflatie zou tijdens het einde van het jaar naar verwachting stijgen en in de tweede helft van 2025 naar de doelstelling dalen. Door de hoger dan verwachte diensteninflatie werden de projecties voor de kerninflatie (de inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen) in 2024 en 2025 licht naar boven bijgesteld, maar ze bleven wijzen op een snel dalende trend.

De financieringsvoorwaarden bleven restrictief en de kredietgroei bleef traag tegen de achtergrond van de zwakke vraag ten tijde van de vergadering van de Raad van Bestuur in september, terwijl de economische bedrijvigheid gematigd was. In het tweede kwartaal van 2024 groeide de economie met 0,2%, dat was trager dan in het eerste kwartaal en onder de verwachtingen. De groei was voornamelijk toe te schrijven aan de netto-uitvoer en de overheidsuitgaven. De particuliere consumptie en de investeringen, die het herstel naar verwachting zouden aanvoeren, bleven zwak, waarschijnlijk door de grote geopolitieke risico’s. Daardoor hadden medewerkers van de ECB hun groeiprojecties neerwaarts bijgesteld ten opzichte van juni, als gevolg van een geringere bijdrage van de binnenlandse vraag in de komende kwartalen. De economie zou naar verwachting gaandeweg aantrekken en in 2024 met 0,8% groeien, gevolgd door een stijging tot 1,3% in 2025 en 1,5% in 2026. Het herstel zou worden ondersteund door een toenemende consumptie, de geleidelijk wegebbende effecten van het restrictieve monetair beleid en een stijgende mondiale vraag en uitvoer.

De Raad van Bestuur matigde de monetairbeleidsbeperking verder in september...

In het licht van de nieuw beschikbare informatie, die het vertrouwen in een geleidelijke daling van de inflatie naar de doelstelling van de ECB versterkte, besloot de Raad van Bestuur in september de rente op de depositofaciliteit – het tarief waarmee de Raad de monetairbeleidskoers stuurt – met 25 basispunten te verlagen. Dat was een verdere matiging van de monetairbeleidsbeperking. Zoals reeds aangekondigd op 13 maart 2024, werden op 18 september enkele wijzigingen in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid doorgevoerd (zie Kader 2). Met name de ecart tussen de rente op de basisherfinancieringstransacties en de rente op de depositofaciliteit werd bijgesteld naar 15 basispunten, terwijl de ecart tussen de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de basisherfinancieringstransacties onveranderd bleef op 25 basispunten. In september daalde de overliquiditeit in het eurogebied tot minder dan € 3 biljoen, voornamelijk omdat banken leningen aflosten in het kader van de TLTRO III-transacties. De geleidelijke afbouw van herinvesteringen van op vervaldag komende obligaties in de monetairbeleidsportefeuilles van het Eurosysteem droeg in toenemende mate bij aan deze daling.

...en nogmaals in oktober

In september daalde de inflatie tot 1,7%, het laagste niveau sinds april 2021, wat het vertrouwen versterkte dat het desinflatieproces goed op koers lag. De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie daalden of bleven ongewijzigd in september. De energieprijzen daalden aanzienlijk, met een cijfer van -6,1% op jaarbasis, en de meeste maatstaven van de inflatieverwachtingen op langere termijn schommelden rond 2%. De inflatievooruitzichten werden beïnvloed door de zwakker dan verwachte economische bedrijvigheid. Volgens de kortetermijnindicatoren bleef de productie in de verwerkende industrie dalen. Hoewel de bedrijvigheid in de dienstensector voordeel leek te trekken van een robuust zomerseizoen, wezen kortetermijnindicatoren op een daling in het derde kwartaal van 2024. De bedrijven voerden hun investeringen langzaam op, terwijl de uitvoer verzwakte. Ondanks een inkomensstijging kozen de huishoudens er in het tweede kwartaal van 2024 – het laatste kwartaal waarvoor cijfers beschikbaar waren – voor om minder te consumeren en meer te sparen. Als reactie op deze dynamiek en haar gevolgen voor de inflatie besloot de Raad van Bestuur de monetairbeleidsbeperking verder te matigen en verlaagde hij de basisrentetarieven van de ECB in oktober met 25 basispunten, wat de depositofaciliteit op 3,25% bracht.

Tegen het einde van het jaar stemde het verloop van de inflatie overeen met een duurzame terugkeer naar de doelstelling

Naarmate het jaar ten einde liep, toonde de flashraming aan dat de inflatie licht was toegenomen tot 2,3% in november, tegen 2,0% in oktober. Deze stijging werd verwacht en was het gevolg van een eerdere daling van de energieprijzen die uit de cijfers op jaarbasis verdween. Terwijl de voedsel- en dienstenprijzen daalden, bleef de binnenlandse inflatie hoog door de loondruk en omdat sommige dienstensectoren zich nog steeds met vertraging aanpasten aan de eerdere inflatiestijging. Ondertussen verliep de onderliggende inflatie over het geheel genomen in lijn met een duurzame terugkeer van de inflatie naar de doelstelling. Volgens de projecties van medewerkers van het Eurosysteem in december zou de totale inflatie gemiddeld 2,4% belopen in 2024, 2,1% in 2025, 1,9% in 2026 en 2,1% in 2027, wanneer het uitgebreide EU-emissiehandelssysteem in werking zou treden.

De economie van het eurogebied groeide in het derde kwartaal van 2024 sterker dan verwacht, met 0,4%, voornamelijk door een toename van de consumptie en een voorraadopbouw door de bedrijven. Tegelijkertijd bleven de investeringen laag door de grote onzekerheid. De voor het vierde kwartaal van 2024 beschikbare kortetermijnindicatoren wezen erop dat de groei verzwakte. Uit de enquêtes bleek dat de verwerkende industrie nog steeds aan het krimpen was en dat de groei in de diensten vertraagde. De arbeidsmarkt bleef veerkrachtig. De werkloosheidsgraad van het eurogebied bedroeg 6,3% in oktober 2024, dat is evenveel als in september. Hij was vrijwel ononderbroken gedaald sinds september 2020 (8,6%) en zou in november zijn laagste peil (6,2%) sinds de invoering van de euro bereiken. Hoewel de financieringsvoorwaarden restrictief bleven, werd het door de recente renteverlagingen geleidelijk goedkoper voor bedrijven en huishoudens om leningen aan te gaan. Volgens de door medewerkers samengestelde projecties van december trok de economie gaandeweg aan, zij het trager dan aanvankelijk was verwacht. De hogere reële lonen zouden naar verwachting de bestedingen van de huishoudens versterken, terwijl de goedkopere kredietverlening de consumptie en investeringen zou stimuleren. Het werd waarschijnlijk geacht dat de uitvoer het herstel zou ondersteunen naarmate de mondiale vraag toenam, op voorwaarde dat de handelsspanningen niet zouden escaleren.

De Raad van Bestuur besloot in december de monetairbeleidsbeperking verder te matigen

In dat verband besloot de Raad van Bestuur tijdens zijn vergadering van december de basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen en bevestigde hij opnieuw zijn streven om de inflatie duurzaam te laten stabiliseren op de doelstelling van 2% op middellange termijn. De verklaring dat de beleidsrente zolang als nodig voldoende restrictief zou worden gehouden, werd niet langer in de mededelingen opgenomen. De verlaging van de basisrentetarieven van de ECB bracht de rente op de depositofaciliteit op 3,00% en de cumulatieve daling in 2024 op 100 basispunten (Grafiek 2.1).

Grafiek 2.1

Wijzigingen in de basisrentetarieven van de ECB

(in procentpunten)

Bron: ECB.

In december werden de herinvesteringen in het kader van het PEPP en de TLTRO III-aflossingen stopgezet

December betekende ook het einde van twee maatregelen die een belangrijke rol speelden tijdens de lage inflatie en de pandemie: PEPP en TLTRO III. De Raad van Bestuur beëindigde eind 2024 de herinvesteringen krachtens het PEPP. Sinds januari 2025 herinvesteert het Eurosysteem niet langer de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in de PEPP-portefeuille worden aangehouden. Daarnaast losten de banken op 18 december de resterende bedragen af van hun leningen in het kader van de TLTRO’s, waardoor dit deel van de balansnormalisering werd afgerond. De beleidsrente blijft het belangrijkste instrument voor een duurzame terugkeer van de inflatie naar de doelstelling.

2.2 Normalisering van de balans van het Eurosysteem

De balans van het Eurosysteem kromp geleidelijk naarmate de TLTRO III-transacties op vervaldatum kwamen en de effecten in de monetairbeleidsportefeuilles afnamen

In 2024 zette de balans van het Eurosysteem de geleidelijke normalisering voort die in 2022 was ingezet. Tegen het einde van het jaar was ze gedaald tot € 6,4 biljoen (van € 6,9 biljoen eind 2023). De daling was het gevolg van vervroegde aflossingen en het vervallen van TLTRO III-transacties, evenals van de afname van de APP-portefeuille en tot op zekere hoogte ook van de PEPP-portefeuille, waarbij vanaf juli gedeeltelijk werd geherinvesteerd in deze laatste portefeuille.

Eind 2024 bedroegen de met het monetair beleid verband houdende activa op de balans van het Eurosysteem € 4,3 biljoen, een daling met € 0,8 biljoen ten opzichte van eind 2023. De leningen aan kredietinstellingen van het eurogebied maakten 1% van de totale activa uit (tegen 6% eind 2023) en de aangehouden activa die voor monetairbeleidsdoeleinden werden aangekocht, vertegenwoordigden 67% van de totale activa (tegen 68% eind 2023). De overige financiële activa op de balans, voornamelijk vreemde valuta's, goud en niet-monetairbeleidsportefeuilles in euro, stegen met € 0,3 biljoen.

Aan de passiefzijde liep het totale bedrag van de door de kredietinstellingen aangehouden reserves en het beroep op de depositofaciliteit terug van € 3,5 biljoen eind 2023 tot € 3,0 biljoen eind 2024; dat bedrag maakte 47% van de totale passiva uit, tegen 51% eind 2023. De bankbiljetten in omloop bleven vrijwel onveranderd op € 1,6 biljoen en vertegenwoordigden 25% van de totale passiva (tegen 23%).

Grafiek 2.2

Verloop van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Positieve cijfers hebben betrekking op activa, negatieve op passiva. De lijn voor liquiditeitsoverschotten stelt een positieve waarde voor, hoewel die lijn verwijst naar de som van de volgende passiefposten: rekening-couranttegoeden bovenop de reserveverplichtingen en beroep op de depositofaciliteit.

APP- en PEPP-portefeuilleontwikkelingen

De stappen om de activa-aankopen stop te zetten, verliepen vlot en werden goed door de markt opgevangen

Het Eurosysteem beëindigde de nettoaankopen van activa in het kader van het PEPP vanaf 1 april 2022 en in het kader van het APP vanaf 1 juli 2022. Het bleef vervolgens de krachtens de programma’s aangekochte hoofdsommen van vervallende effecten volledig herinvesteren om ruime liquiditeitsvoorwaarden en een passende monetairbeleidskoers te handhaven. Vanaf juli 2023 zette het Eurosysteem de herinvesteringen voor het APP stop. Voor het PEPP werden de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten in de eerste helft van 2024 nog steeds volledig geherinvesteerd. In de tweede helft van het jaar werd de portefeuille met gemiddeld € 7,5 miljard per maand verminderd. De herinvesteringen krachtens het PEPP werden eind december 2024 volledig stopgezet. De APP- en PEPP-portefeuilles zullen naar verwachting in een gelijkmatig en voorspelbaar tempo afnemen, aangezien het Eurosysteem de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten niet langer herinvesteert.

De in het kader van het APP aangehouden effecten daalden van EUR 3,0 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs) eind 2023 tot EUR 2,7 biljoen eind 2024. Het aankoopprogramma voor door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen (public sector purchase programme – PSPP) maakte het grootste deel van deze effecten uit, met EUR 2,1 biljoen of 79% van de totale in het kader van het APP aangehouden effecten aan het einde van het jaar. De gewogen gemiddelde looptijd van krachtens het PSPP aangehouden effecten kwam eind 2024 uit op 6,86 jaar, met enige variatie tussen de landen. Het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (asset-backed securities purchase programme – ABSPP) maakte aan het einde van het jaar minder dan 1% (€ 7 miljard) van de totale APP-portefeuille uit, het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (third covered bond purchase programme – CBPP3) vertegenwoordigde 9% (€ 253 miljard) en het programma voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen (corporate sector purchase programme – CSPP) 11% (€ 288 miljard).

Eind 2024 beliepen de in het kader van het PEPP aangehouden effecten € 1,6 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). De aangehouden gedekte obligaties vertegenwoordigden minder dan 1% (€ 6 miljard) van het totaal, de door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen 3% (€ 45 miljard) en de door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen 97% (€ 1,6 miljard).[15] De gewogen gemiddelde looptijd van de krachtens het PEPP aangehouden overheidseffecten bedroeg 7,14 jaar aan het einde van 2024.

Het Eurosysteem bleef zijn resterende aankopen van bedrijfsobligaties verschuiven naar emittenten met betere klimaatprestaties. In 2024 publiceerde de ECB haar tweede klimaatgerelateerde financiële rapportage, waarbij de reikwijdte werd uitgebreid tot de voor monetairbeleidsdoeleinden aangehouden portefeuilles voor overheids- en gedekte obligaties van het Eurosysteem (krachtens zowel het APP als het PEPP), met een paragraaf over de externe reserves van de ECB – zie Paragraaf 11.5. De ECB publiceerde ook haar tweede klimaatgerelateerde verslag over niet-monetairbeleidsportefeuilles, namelijk het pensioenfonds voor het ECB-personeel en de eigenmiddelenportefeuilles van de ECB.

De geleidelijke stopzetting van de herinvesteringen verliep vlot en werd goed opgevangen door de financiële markten.[16]

De aflossingen van effecten van de private sector in het kader van het APP en het PEPP beliepen € 74 miljard in 2024, terwijl de aflossingen van effecten van de overheidssector krachtens het PSPP en het PEPP in totaal € 466 miljard bedroegen. De herinvesteringen in het kader van het PEPP bedroegen € 2,6 miljard voor effecten van de private sector en € 157 miljard voor overheidseffecten. De aankopen voor herinvesteringen van bedrijfsobligaties en gedekte obligaties in het kader van het PEPP werden bepaald door benchmarks die de marktkapitalisatie van respectievelijk alle in aanmerking komende uitstaande bedrijfsobligaties en gedekte obligaties weergeven. Gelet op de grote en ongelijk verdeelde aflossingen werden de herinvesteringen voor de overheidssector afgevlakt naar land en in de tijd, om een regelmatige en evenwichtige marktaanwezigheid te waarborgen, waarbij terdege rekening werd gehouden met overwegingen in verband met de marktprijsvorming en de werking van de markt. Dit afvlakkingsmechanisme leidde tot tijdelijke afwijkingen van de toerekening volgens de kapitaalverdeelsleutel van het Eurosysteem van de krachtens het PEPP aangehouden effecten, maar die afwijkingen werden grotendeels tenietgedaan door het einde van de afvlakkingsperiode, die overeenstemt met het kalenderjaar waarin de aflossingen plaatsvinden.[17]

De via het PSPP, het CSPP, het CBPP3 en het PEPP aangekochte activa werden verder beschikbaar gesteld voor effectenleningen om de liquiditeit op de obligatie- en repomarkt te ondersteunen. In 2024 verbeterde de beschikbaarheid van onderpand aanzienlijk in vergelijking met de voorgaande jaren, wat tot uiting kwam in lagere kredietverstrekkingsvolumes.

Ontwikkelingen van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem

Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem beliep eind 2024 € 34 miljard, dat is een daling met € 376 miljard ten opzichte van eind 2023. Deze verandering is voornamelijk toe te schrijven aan de beëindiging van de TLTRO III-reeks, met vrijwillige aflossingen en aflopende transacties ten belope van € 392 miljard. Zo liep de gewogen gemiddelde looptijd van de uitstaande herfinancieringstransacties van het Eurosysteem terug van 5,2 maanden eind 2023 tot 1,3 maand eind 2024.

De ontwikkelingen van de in aanmerking komende verhandelbare activa en het gemobiliseerde onderpand

Het nominale bedrag van de verhandelbare activa die in aanmerking komen als onderpand voor herfinancieringstransacties van het Eurosysteem steeg in 2024 met € 526 miljard, tot € 19,3 biljoen aan het einde van het jaar (Grafiek 2.3). Effecten van de centrale overheid bleven de grootste activacategorie (€ 10,4 biljoen). Andere belangrijke activacategorieën omvatten ongedekte bankobligaties (€ 2,2 biljoen), bedrijfsobligaties (€ 2,0 biljoen) en gedekte bankobligaties (€ 1,9 biljoen). Effecten van de regionale overheid (€ 644 miljard), effecten op onderpand van activa (€ 617 miljard) en overige verhandelbare activa (€ 1,6 biljoen) vertegenwoordigden elk een kleiner deel van het volume beleenbare activa.

Grafiek 2.3

Ontwikkelingen van het beleenbaar onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: De waarden van de activa zijn nominale bedragen. In de grafiek worden gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven.

In 2024 daalde het gemobiliseerde onderpand met € 231 miljard naar € 1,5 biljoen (Grafiek 2.4). Dat komt overeen met 60% van de nettovermindering van het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem in de loop van het jaar. Meer dan de helft van de daling van het gemobiliseerde onderpand vond plaats na het vervallen van de TLTRO III-transactie in maart 2024, die meer dan € 135 miljard aan gedemobiliseerd onderpand vertegenwoordigde. Voor de rest van het jaar bleef de totale waarde van het gemobiliseerde onderpand relatief stabiel. Wat de ontwikkelingen naar activacategorie betreft, daalden de kredietvorderingen het sterkst, gevolgd door de effecten op onderpand van activa, de gedekte bankobligaties en de bedrijfsobligaties.

Grafiek 2.4

Ontwikkelingen van het gemobiliseerde onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Voor het onderpand worden de gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven; het gaat om waarden na waardering en haircuts. Voor het uitstaande krediet worden daggegevens gebruikt.

Herziening van het kader voor aanvullende kredietvorderingen en daarmee verband houdende onderpandtypen

In november 2024 kondigde de ECB wijzigingen aan in het onderpandskader van het Eurosysteem die gevolgen hadden voor de “aanvullende kredietvorderingen” en de daarmee verband houdende onderpandtypen.[18] Deze wijzigingen zijn gericht op meer harmonisatie, flexibiliteit en risico-efficiëntie van het onderpandskader en moeten tegelijkertijd het brede karakter ervan vrijwaren. In overeenstemming met deze doelstellingen besloot de Raad van Bestuur bepaalde tijdelijke maatregelen door te voeren in het algemene onderpandskader en tegelijkertijd, mede met het oog op het aflopen van de laatste TLTRO’s en de daaruit voortvloeiende afname van de totale onderpandbehoeften, tijdelijke onderpandmaatregelen die niet langer nodig waren, stop te zetten.[19]

De tijdelijke maatregelen die in het algemene kader zullen worden opgenomen, omvatten de aanvaarding als onderpand van de volgende activacategorieën: i) effecten op onderpand van activa met een op één na beste kredietkwaliteitsrating van categorie 3 op de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem en die voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Richtsnoer inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende de beleenbaarheid van onderpand (het “tijdelijke kader”)[20]; en ii) verhandelbare activa luidende in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen. Daarnaast zullen de statistische interne kredietbeoordelingssystemen van de nationale centrale banken worden aanvaard als aanvullende bron van kredietbeoordeling (zie Paragraaf 2.3).

Op basis van haar eerdere besluiten van 24 maart 2022 en 30 november 2023 zal de ECB doorgaan met het afbouwen van de tijdelijke crisisgerelateerde maatregelen ter versoepeling van de niet langer benodigde onderpandsvereisten. De stopzetting omvat de volgende punten met betrekking tot types van activa die onder het tijdelijke kader beleenbaar waren: i) particulieren als beleenbare debiteuren en pools van kredietvorderingen gedekt door vastgoedactiva als beleenbare types van activa, voor aanvullende kredietvorderingen; ii) individuele kredietvorderingen met een rating lager dan kredietkwaliteitscategorie 3; en iii) leningen in vreemde valuta in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen. Bovendien zal de ECB de tijdelijke versoepeling van bepaalde technische vereisten voor de beleenbaarheid van aanvullende kredietvorderingen geleidelijk afschaffen, zoals van kredietvorderingen die voordeel trekken van een gedeeltelijke garantie van de overheidssector in verband met COVID-19. Bovendien zal de ECB ook de beleenbaarheid beëindigen van retailschuldbewijzen met een hypotheek als onderpand en niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen, die beleenbaar waren krachtens het Richtsnoer betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem[21],[22].

Naast deze beslissingen gaf de Raad van Bestuur de betreffende comités van het Eurosysteem de opdracht om de toekomstige integratie van kredietvorderingspools van niet-financiële ondernemingen in het algemene kader voor te bereiden, waaronder een passend risicobeheersingskader en alle noodzakelijke technische vereisten.

Deze wijzigingen zullen een breed onderpandskader voor herfinancieringstransacties handhaven, dat verder zal worden uitgevoerd via vasterentetenders met volledige toewijzing, en zullen de tenuitvoerlegging van het ECB-beleid in de toekomst doeltreffend, robuust, flexibel en efficiënt helpen houden, in overeenstemming met het herziene operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid.

2.3 Het beheer van financiële risico’s van monetairbeleidsinstrumenten

Het Eurosysteem beheert voortdurend de financiële risico’s die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van zijn monetairbeleidstransacties. Zijn risicobeheerfunctie streeft risico-efficiëntie na, dat is het halen van monetairbeleidsdoelstellingen met zo weinig mogelijk risico’s.[23]

Door de ongewijzigde basisrentetarieven van de ECB in de eerste helft van 2024 bleven de rentelasten van het Eurosysteem hoog, terwijl de rentebaten laag bleven, wat leidde tot verliezen voor de meeste centrale banken van het Eurosysteem

De ECB hield haar basisrentetarieven in het eerste deel van 2024 ongewijzigd om de inflatie tijdig te laten terugkeren naar de doelstelling van 2% op middellange termijn (zie Paragraaf 2.1). Hierdoor bleven de kosten van de passiva op de balansen van de centrale banken van het Eurosysteem hoog, terwijl de inkomsten uit hun APP- en PEPP-effectenportefeuilles en uit de TLTRO III-leningen laag bleven. Voor de meeste centrale banken van het Eurosysteem veroorzaakte de mismatch negatieve nettorentebaten. Voor sommige van deze centrale banken kunnen de negatieve nettorentebaten worden gecompenseerd met de in voorgaande jaren opgebouwde financiële buffers. Eventuele verliezen die niet kunnen worden gecompenseerd, kunnen worden opgenomen in de balans van de betreffende centrale bank. Dergelijke verliezen worden dan gecompenseerd met toekomstige winsten. Ze hebben geen invloed op het vermogen van het Eurosysteem om de doelstelling van prijsstabiliteit na te streven en doeltreffend te werken. In de loop van de tijd zal de winstgevendheid van het Eurosysteem naar verwachting verbeteren naarmate de rentemismatch tussen activa en passiva kleiner zal worden.[24] In overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in de context van de wijzigingen in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid die de Raad van Bestuur in maart 2024 aankondigde(zie Kader 2), zal het raamwerk op lange termijn de financiële soliditeit van de balans van het Eurosysteem vrijwaren en de onafhankelijkheid van de centrale bank ondersteunen.

De belangrijkste verandering in het risicobeheersingskader van het Eurosysteem in 2024 was een verdere diversificatie van zijn kredietbeoordelingssystemen voor onderpand. De risico’s van het APP en het PEPP werden nog steeds overeenkomstig de bestaande risicobeheersingskaders beheerst, terwijl de herinvesteringen geleidelijk werden afgebouwd.

Diversificatie van de kredietbeoordelingssystemen die worden gebruikt om onderpand te beoordelen

Het Eurosysteem gebruikt verschillende systemen om de kredietkwaliteit te beoordelen van de activa die het aanvaardt als onderpand voor monetairbeleidstransacties

In 2024 werd een extra kredietbeoordelingssysteem geïntegreerd binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (Eurosystem Credit Assessment Framework – ECAF). Het ECAF is een van de instrumenten die worden gebruikt om het kredietrisico van de in monetairbeleidstransacties aangewende activa te beperken. Het bepaalt de procedures, regels en technieken die waarborgen dat wordt voldaan aan de strenge kredietnormen van het Eurosysteem voor alle beleenbare activa. Het ECAF maakt gebruik van kredietbeoordelingssystemen uit een van de volgende drie bronnen: externe kredietratingbureaus (externe kredietbeoordelingsinstellingen of EKBI’s genoemd), interne kredietbeoordelingssystemen van de nationale centrale banken (NCB’s) en op interne ratings gebaseerde systemen van de tegenpartijen.

De door Scope Ratings GmbH verstrekte ratings worden nu gebruikt voor monetairbeleidsdoeleinden

Nadat Scope Ratings GmbH in 2023 als vijfde EKBI was aanvaard, werd in 2024 de integratie van haar ratings in de IT-infrastructuur van het Eurosysteem afgerond. Sinds 16 december 2024 gebruikt het Eurosysteem de door Scope Ratings GmbH verstrekte ratings om de kredietkwaliteit te beoordelen van verhandelbare activa die als onderpand kunnen worden verstrekt voor monetairbeleidstransacties. Deze ratings worden nu gebruikt naast de ratings van de reeds aanvaarde EKBI’s (Morningstar DBRS, Fitch Ratings, Moody’s en S&P Global Ratings) en omvatten beoordelingen van effecten op onderpand van activa, waarvoor Scope Ratings GmbH in de loop van 2024 met succes aan de toelaatbaarheidsvereisten van het Eurosysteem voldeed.

Het Eurosysteem stemde er ook mee in statistische interne kredietbeoordelingssystemen van de NCB’s op te nemen in het algemene onderpandskader voor het monetair beleid

De Raad van Bestuur besloot ook de statistische interne kredietbeoordelingssystemen (statistical in-house credit assessment systems – S-ICAS's) van de NCB’s van het Eurosysteem op te nemen in het algemene onderpandskader voor het monetair beleid. Als reactie op de COVID-19-pandemie besliste de Raad van Bestuur in april 2020 de reikwijdte uit te breiden van kredietbeoordelingssystemen die zouden kunnen worden gebruikt in de kaders voor aanvullende kredietvorderingen van de NCB’s, met inbegrip van de conservatieve kredietbeoordelingsmethoden van de NCB’s. Sommige NCB’s begonnen vervolgens gebruik te maken van S-ICAS's, die de kredietwaardigheid beoordelen van debiteuren/garantiegevers van niet-financiële ondernemingen betreffende aanvullende kredietvorderingen krachtens het tijdelijke onderpandskader (zie Paragraaf 2.2.4), meestal gebaseerd op kwantitatieve methodologieën, naast hun reguliere interne kredietbeoordelingssystemen, die ook het oordeel van deskundigen vereisen. Op 19 december 2024 keurde de Raad van Bestuur een geharmoniseerd kader voor S-ICAS’s goed. Zo zullen deze systemen als aanvullende kredietbeoordelingsbron in het algemene onderpandskader worden aanvaard.[25] Alle momenteel bestaande S-ICAS’s moeten ervoor zorgen dat zij zullen voldoen aan dit geharmoniseerde kader. S-ICAS’s dragen bij tot een breed onderpanduniversum, met inbegrip van onderpand op basis van bankleningen aan de bedrijvensector, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen.

Het beheer van de risico’s op de aankoop van activa krachtens het APP en het PEPP

Ondanks hun afnemende volume houden de programma’s voor de aankoop van activa nog steeds risico’s in, die worden beheerst op basis van specifieke risicobeheersingskaders

In 2024 werden de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten in het kader van het PEPP verder geherinvesteerd, eerst volledig en daarna gedeeltelijk, terwijl de op vervaldag gekomen effecten in het kader van het APP sinds medio 2023 niet werden geherinvesteerd (zie Paragraaf 2.2.1). Beide programma’s, die worden uitgevoerd voor monetairbeleidsdoeleinden, bestaan uit verschillende activacategorieën, namelijk schuldbewijzen door de overheid en bedrijven, effecten op onderpand van activa en gedekte obligaties. De financiële risico’s van deze programma’s worden beheerd op basis van specifieke risicobeheersingskaders voor financiële risico's die rekening houden met de beleidsdoelstellingen van elk programma en met de risicoprofielen van de verschillende activacategorieën. Het kader bestaat uit toelaatbaarheidscriteria, kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures, waarderingskaders, benchmarks en limieten. Net als tijdens de fase van de nettoaankopen blijven ze van toepassing op de aangehouden activa zolang ze op de balans van het Eurosysteem blijven staan. De belangrijkste elementen van deze kaders, zoals ze zijn samengevat in Paragraaf 2.3 van het Jaarverslag 2022 van de ECB, Tabel 2.1, zijn nog steeds van kracht.

Kader 2
De evaluatie van het operationele raamwerk in 2024

Het operationele raamwerk van de ECB omvat het geheel van instrumenten en procedures, waaronder markttransacties en permanente faciliteiten, waarmee de monetairbeleidskoers van de Raad van Bestuur wordt uitgevoerd. Het doel van het operationele raamwerk is de korte geldmarktrente nauw te laten aansluiten bij de door de Raad van Bestuur vastgestelde beleidsrente, zodat de beoogde monetairbeleidskoers wordt verwezenlijkt.

In december 2022 kondigde de ECB een evaluatie van het operationele raamwerk aan om het passend te houden in een omgeving met geleidelijk afnemende liquiditeit naarmate de balans van het Eurosysteem normaliseerde. De huidige voorraad monetairbeleidsactiva verschaft het bankstelsel ruime overliquiditeit (Grafiek A).

Grafiek A

Verloop van de balans van het Eurosysteem

(EUR biljoen)

Bron: ECB.
Toelichting: LTRO’s: langerlopende herfinancieringstransacties; TLTRO’s: gerichte langerlopende herfinancieringstransacties; MRO’s: basisherfinancieringstransacties.

Op 13 maart 2024 bereikte de Raad van Bestuur overeenstemming over een reeks beginselen als leidraad bij de toekomstige implementatie van het monetair beleid. Deze beginselen hebben betrekking op de effectiviteit en efficiëntie van het operationele raamwerk voor de implementatie van de gewenste monetairbeleidskoers, de robuustheid ervan in de verschillende monetairbeleidsconfiguraties en de verschillende financiële en liquiditeitsomgevingen, de flexibiliteit om tegemoet te komen aan de behoeften van de grote en diverse banksector in het eurogebied, en de samenhang ervan met de vlotte en ordelijke werking van de markten (beginsel van de openmarkteconomie). Voor zover de verschillende configuraties van het operationele raamwerk even bevorderlijk zijn voor de effectieve tenuitvoerlegging van de monetairbeleidskoers, moet het operationele raamwerk ook het streven van de ECB bevorderen om haar secundaire doelstelling om het algemene economische beleid in de EU – in het bijzonder de transitie naar een groene economie – te ondersteunen, zonder haar primaire doelstelling, namelijk prijsstabiliteit, in gevaar te brengen.

In overeenstemming met deze beginselen bereikte de Raad van Bestuur overeenstemming over de volgende reeks belangrijke parameters en kenmerken voor zijn operationele raamwerk.

  • De Raad van Bestuur zal de monetairbeleidskoers blijven sturen via de rente op de depositofaciliteit.
  • Het Eurosysteem zal liquiditeit verschaffen via een uitgebreide waaier van instrumenten.
  • De basisherfinancieringstransacties zullen verder worden uitgevoerd via vasterentetenders met volledige toewijzing. Ze moeten een centrale rol spelen om in de liquiditeitsbehoefte van de banken te voorzien en het gebruik ervan door de tegenpartijen vormt een integraal onderdeel van een soepele implementatie van het monetair beleid.
  • Ook de driemaands langerlopende herfinancieringstransacties zullen verder worden uitgevoerd via vasterentetenders met volledige toewijzing.
  • Met ingang van 18 september 2024 zou de rente op de basisherfinancieringstransacties zodanig worden aangepast dat het ecart tussen die rente en de rente op de depositofaciliteit zou worden vastgesteld op 15 basispunten. De rente op de marginale beleningsfaciliteit zou zodanig worden aangepast dat het ecart tussen die rente en de rente op de basisherfinancieringstransacties ongewijzigd zou blijven op 25 basispunten.
  • Nieuwe structurele langerlopende herfinancieringstransacties en een structurele effectenportefeuille zullen in een later stadium worden ingevoerd, zodra de balans van het Eurosysteem opnieuw duurzaam begint te groeien, rekening houdend met aangehouden obligaties uit het verleden.
  • De reserveratio voor de vaststelling van de minimumreserveverplichtingen van de banken blijft onveranderd op 1%. De vergoeding voor minimumreserves blijft onveranderd op 0%.
  • Voor herfinancieringstransacties zal een breed onderpandskader worden gehandhaafd.

Op basis van de opgedane ervaring zal de Raad van Bestuur in 2026 de belangrijkste parameters van het operationele raamwerk evalueren en staat hij klaar om indien nodig het ontwerp en de parameters ervan eerder aan te passen opdat de uitvoering van het monetair beleid in overeenstemming blijft met de vastgelegde beginselen.

3 Europese financiële sector: grote kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit in een volatiele omgeving

De financiële stabiliteit in het eurogebied vertoonde in 2024 nog altijd grote risico's en kwetsbaarheden, waarbij de bezorgdheid verschoof van aanhoudend hoge inflatie naar een toename van de neerwaartse risico’s voor de groei. Bovendien namen de geopolitieke risico’s en de onzekerheid over het economische beleid toe, waardoor de kans op staartrisico’s groter werd. In dat verband probeerden de nationale autoriteiten voldoende macroprudentiële beleidsruimte te bieden om eventuele risico’s tegen te gaan. De daarmee gepaard gaande opbouw van vrij te geven buffers werd vergemakkelijkt door een hoge winstgevendheid van de banken, die daardoor veerkrachtig bleven na hun vooruitgang in de voorgaande jaren en hun voortdurende toezichtswerkzaamheden. Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt in de voltooiing van een robuust regelgevend kader voor de financiële sector – met name de omzetting van de definitieve Bazel III-hervormingen in EU-wetgeving voor de banken, en de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot niet-bancaire financiële bemiddeling (non-bank financial intermediation – NBFI) en de kapitaalmarktenunie.

3.1 De financiële stabiliteit in 2024

De financiële stabiliteit in het eurogebied vertoonde in 2024 nog altijd grote kwetsbaarheden

De kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit in het eurogebied bleven groot in 2024. De belangrijkste risico’s verschoven van bezorgdheid over de inflatie naar bezorgdheid over de groei. Naarmate de consumptieprijsinflatie afnam, kantelde de rentecyclus in het eurogebied en verscheidene andere grote geavanceerde economieën. De lagere rentebenchmarks hielpen om de financieringskosten over het geheel genomen te verlagen, hoewel er nog steeds enkele kwetsbaarheden waren in verband met het beperkte schuldaflossingsvermogen van sommige kredietnemers. In sommige landen van het eurogebied nam de kwetsbaarheid van de overheid toe. Dat was te wijten aan begrotingsproblemen en de bezorgdheid over lage productiviteit die bijdroeg tot de zwakke economische groei. Tegelijkertijd namen ook de geopolitieke risico’s en de onzekerheid over het economische beleid toe. Niettemin en ondanks enkele kortstondige periodes van volatiliteit bleven de financiële markten en het bankstelsel robuust. Die perioden van volatiliteit wezen evenwel op onderliggende kwetsbaarheden van het financiële stelsel in het licht van een negatieve dynamiek. In dat verband blijven de vooruitzichten voor de financiële stabiliteit in het eurogebied fragiel.

De kwetsbaarheid van de overheden nam toe door de toegenomen geopolitieke onzekerheid, een zwakke budgettaire situatie en een trage potentiële groei

Hoewel de kwetsbaarheid van de overheden in het eurogebied als geheel nog steeds beperkt is, nam ze in 2024 toe in sommige landen. Er ontstond bezorgdheid over de houdbaarheid van de overheidsschuld, die te wijten was aan geopolitieke en beleidsonzekerheid en aan de hoge overheidsschuld en het hoge overheidstekort in sommige landen tegen de achtergrond van een trage trendmatige groei. Dat leidde tot een grotere spreiding van de rente op overheidsobligaties voor sommige landen – in het bijzonder Frankrijk na de zomerverkiezingen en een periode van politieke onzekerheid – met als hoogtepunt de verlaging van de kredietrating tegen het einde van het jaar. Door de bezorgdheid over de groei en productiviteit in het eurogebied op middellange termijn zouden hoge leenkosten en een zwakke budgettaire situatie kunnen leiden tot minder begrotingsruimte voor landen om hun economieën tegen toekomstige negatieve schokken te ondersteunen. Bovendien zou een stijging van het rendement op als referentie gehanteerde overheidsobligaties gevolgen kunnen hebben voor de ruimere economie.

De schuldaflossingskosten bleven hoog voor kwetsbare bedrijven en huishoudens

Over het geheel genomen bleef de bedrijvensector in het eurogebied veerkrachtig in 2024. De hoge rente bleef de winstgevendheid drukken, wat leidde tot een aanzienlijke toename van het aantal wanbetalingen in sommige bedrijfstakken en landen, hoewel de wanbetalingsgraad laag bleef. Het schuldaflossingsvermogen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) leek bijzonder kwetsbaar voor de vertraging van de economische bedrijvigheid en de hoge leenkosten. Tegelijkertijd leed de zakelijk onroerendgoedsector in de loop van het jaar verdere verliezen door zowel conjuncturele als structurele uitdagingen. Door de relatief bescheiden omvang van die sector bleven alle systemische gevolgen voor de banksector wel beperkt.

De kwetsbaarheden voor de huishoudens in het eurogebied daalden als gevolg van lagere schuldniveaus, veerkrachtige arbeidsmarkten, een sterke inkomensgroei en hoge spaarquotes. Het schuldaflossingsvermogen van huishoudens met een laag inkomen en huishoudens met een variabele rente op hypotheken werd echter op de proef gesteld en zou verder kunnen worden ondermijnd als de groei vertraagt en de arbeidsmarkten verzwakken. De woningmarkten bleven stabiel, maar er waren nog altijd risico’s in de markten met hoge hypotheekschulden en de overgewaardeerde vastgoedmarkten.

De financiële markten waren gevoelig voor plotselinge, forse aanpassingen, met name op de aandelenmarkten

Door de toegenomen macrofinanciële en geopolitieke onzekerheid waren de financiële markten in het eurogebied en wereldwijd in 2024 onderhevig aan verschillende periodes van volatiliteit. Hoewel de overloopeffecten naar het eurogebied beperkt bleven, wezen die periodes op onderliggende kwetsbaarheden in de financiële markten. Uit de historisch lage aandelenrisicopremies en de kleinere ecarts op bedrijfsobligaties blijkt dat beleggers de kans op ongunstige scenario’s mogelijk te laag hebben ingeschat. Bovendien gaf de hoge concentratie van aandelenmarktkapitalisatie in een klein aantal Amerikaanse technologiebedrijven aanleiding tot bezorgdheid over een AI-gerelateerde zeepbel in de activaprijzen en leidde ze tot portefeuilles die kwetsbaarder waren voor plotselinge prijscorrecties en versterkingsdynamiek (zie Kader 3). Door de toegenomen integratie van de wereldwijde aandelenmarkten was het marktrisicosentiment zeer gevoelig voor negatieve verrassingen, waardoor de kans op scherpe marktcorrecties en negatieve mondiale overloopeffecten toenam.

Solide kapitaal- en liquiditeitsbuffers hielpen de banken om kredietverliezen op te vangen

Vanaf begin 2023 bedroegen de tier 1-kernkapitaalratio’s (Common Equity Tier 1 – CET1) van de banken in het eurogebied ongeveer 15%, waardoor ze in 2023 en 2024 een gezonde basis hadden om hun veerkracht te behouden in verschillende perioden van onzekerheid. Hoewel de portefeuilles van kmo’s en zakelijk onroerend goed in sommige landen van het eurogebied in 2024 verliezen lieten optekenen, bleven de percentages niet-renderende leningen (non-performing loans – NPL’s) dicht bij een historisch laag niveau en konden ze eventuele verliezen gemakkelijk opvangen dankzij de solide kapitaal- en liquiditeitsbuffers van de banken. De winstgevendheid van de banken bleef ook sterk groeien, onder meer door hoge nettorentemarges en lagere bedrijfskosten.

De kwetsbaarheden in de NBFI-sector konden de negatieve marktdynamiek versterken

De NBFI-sector bleef in 2024 bestand tegen periodes van marktvolatiliteit en bleef de marktgebaseerde financiering in het eurogebied ondersteunen voor alle kredietrisicocategorieën. Niettemin gaven kwetsbaarheden in verband met geconcentreerde blootstellingen, liquiditeitsmismatches en een grote hefboomwerking in delen van de beleggingsfondsensector nog steeds aanleiding tot bezorgdheid. De mogelijkheid bestond dat waarderingsschokken zouden leiden tot een plotselinge uitstroom van fondsen en tot margeopvragingen, wat een negatieve marktdynamiek versterkte en overloopeffecten naar andere delen van het financiële stelsel veroorzaakte. Dat risico bleef bijzonder relevant omdat niet-bancaire portefeuilles onderhevig waren aan een verhoogd kredietrisico in een omgeving van geopolitieke onzekerheid en verzwakkende economische groei.

Verschillende structurele kwesties, waaronder klimaatrisico’s en zwaktes in cyberbeveiliging, bleven de financiële stabiliteit drukken, wat bestaande kwetsbaarheden mogelijk versterkte. Bovendien gaf de toenemende geopolitieke fragmentatie aanleiding tot bezorgdheid over het terugdraaien van de tot dusver bereikte wereldwijde economische, handels- en financiële integratie. Dergelijke structurele kwetsbaarheden vragen om voorzichtigheid omdat ze het potentieel voor verdere volatiliteit vergroten, in het bijzonder als ze tot stand zouden komen in een periode van conjuncturele zwakte en tot negatieve wisselwerkingen zouden leiden.

3.2 Macroprudentieel beleid: zorgen voor veerkracht in tijden van tegenwind en onzekerheid

In 2024 zag de ECB geen noodzaak om strengere kapitaalmaatregelen toe te passen

De ECB heeft de opdracht om de macroprudentiële kapitaalmaatregelen te beoordelen die de nationale autoriteiten voorstellen voor banken in landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM). Belangrijk is dat ze indien nodig strengere kapitaalmaatregelen kan toepassen. Uit de nauwlettende monitoring van de nationale macroprudentiële beleidskoersen door de ECB in 2024 bleek dat dit niet nodig was, aangezien verscheidene landen al nieuwe macroprudentiële maatregelen hadden genomen om de veerkracht van hun banksystemen tegen opgebouwde kwetsbaarheden en neerwaartse risico’s te versterken.

Het blijft essentieel om de veerkracht van het financiële stelsel in stand houden

De Raad van Bestuur riep de nationale autoriteiten op om de veerkracht van de banken in stand te houden en kondigde een versterkt kader voor O-SII’s aan

In juni 2024 riep de Raad van Bestuur in een verklaring de nationale macroprudentiële autoriteiten op de huidige kapitaalbuffervereisten te handhaven om de veerkracht van de banksector in stand te houden en buffers beschikbaar te houden voor het geval de banksector of de macrofinanciële omstandigheden zouden verslechteren. In de verklaring werd ook opgemerkt dat een verdere opbouw van vrij te geven kapitaalbuffervereisten om kwetsbaarheden aan te pakken en de macroprudentiële ruimte te verbeteren in sommige landen wenselijk bleef, terwijl de bestaande omstandigheden in de banksector de procyclische risico's beperkten. De Raad van Bestuur riep de nationale autoriteiten ook op de bestaande maatregelen voor kredietnemers te handhaven om gezonde en houdbare kredietvoorwaarden in stand te houden. In december 2024 versterkte de ECB haar kader voor de beoordeling van kapitaalbuffers van andere systeemrelevante instellingen (O-SII’s) om de systeemrelevantie van O-SII’s voor de bankenunie als geheel in aanmerking te nemen. De verbeterde methodologie voor de vaststelling van minimumwaarden moet uiterlijk op 1 januari 2028 volledig geïmplementeerd zijn.[26]

Eind 2024 hadden alle landen van de bankenunie een vorm van vrij te geven kapitaalbuffer ingevoerd

In dat verband bleven de nationale autoriteiten in 2024 het macroprudentieel beleid verkrappen om de veerkracht van de banken te vergroten. Zo hadden alle landen van de bankenunie tegen het einde van het jaar een vorm van vrij te geven buffervereiste ingevoerd. Dat was mogelijk dankzij de winstgevendheid en de kapitaalruimte van de banken, die gemiddeld genomen hoog bleven. In 2024 kondigden drie landen van het eurogebied de invoering van de contracyclische kapitaalbuffer aan en kondigde één land de invoering van de systeemrisicobuffer aan.[27] Dat weerspiegelt de aanhoudende inspanningen van veel nationale autoriteiten om de macroprudentiële ruimte te vergroten in de vorm van vrij te geven kapitaalbuffers, zelfs wanneer de conjunctuuromstandigheden in hun land niet wijzen op een verhoogd risico.[28] Bovendien pasten sommige landen de O-SII-bufferniveaus voor individuele instellingen aan na de volledige implementatie van de methodologie voor de vaststelling van minimumwaarden voor de O-SII's op 1 januari 2024. Tot slot kondigden twee landen aan dat ze, naast op kapitaal gebaseerde maatregelen, maatregelen voor kredietnemers zouden invoeren, wat het aantal landen met dergelijke maatregelen op 17 bracht.[29]

De ECB maakte in 2024 haar analyse en standpunten over macroprudentiële beleidsonderwerpen bekend. In de hoofdstukken over macroprudentieel beleid van de Financial Stability Review van mei en november benadrukte ze haar grote steun voor regelgevingsinitiatieven die ertoe strekken macroprudentiële ruimte te creëren en de efficiëntie en effectiviteit van het macroprudentiële kader van de EU voor de banken te verbeteren.[30] Ook analyseerde ze nog steeds de gevolgen voor de financiële stabiliteit van wetgevingsinitiatieven die buitengewone belastingen aan kredietinstellingen opleggen en benadrukte ze haar bezorgdheid in drie adviezen.[31] Tot slot herhaalde de ECB dat het macroprudentiële kader voor niet-banken moet worden verbeterd, om er mee voor te zorgen dat ze een stabiele financieringsbron vormen via de financiële cyclus (zie Paragraaf 3.4).

Samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico's

Het ESRB is verantwoordelijk voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel van de EU

De ECB verzorgt het secretariaat van het Europees Comité voor Systeemrisico’s (European Systemic Risk Board – ESRB) en biedt het analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning.[32] Naast deze reguliere ondersteuning bleef de ECB in 2024 belangrijke bijdragen leveren aan de werkzaamheden van het ESRB. Zo was de ECB in het ESRB medevoorzitter van de Werkgroep Instrumenten (Instruments Working Group – IWG), de Werkgroep Analyse (Analysis Working Group – AWG) en de taskforce voor de stresstests. De analytische en vormgevende ondersteuning van de ECB was voor de taskforce voor de stresstests bijzonder nuttig bij de ontwikkeling van het ongunstige scenario voor de EU-brede stresstests voor 2025 van de Europese Bankautoriteit (EBA) en bij de uitvoering van de eerste stresstest voor liquiditeit voor het gehele financiële stelsel van de EU. In dat verband was de ECB ook medevoorzitter van een team dat een kader opstelde om systemische liquiditeitsrisico's te monitoren.

In een gezamenlijk rapport van de ECB en het ESRB wordt aangetoond hoe de contracyclische kapitaalbuffer actiever wordt gebruikt

Daarnaast stelde de ECB samen met het ESRB een verslag op over het toegenomen gebruik van de contracyclische kapitaalbuffer door de lidstaten om in een vroeg stadium van de financiële cyclus veerkracht op te bouwen en zo de gevolgen van kredietschaarste te beperken.[33] De Raad bleef ook ondersteuning bieden aan de werkzaamheden van het ESRB voor een ruime waaier aan onderwerpen, met name: (i) macroprudentiële instrumenten voor cyberweerbaarheid;[34] (ii) het toezicht op kwetsbaarheden in verband met de NBFI;[35] (iii) kwetsbaarheden in de vastgoedsector en de opvolging van de ESRB-aanbeveling van 2023 over zakelijk onroerend goed;[36],[37] (iv) macroprudentiële implicaties van rentewijzigingen; en (v) de implicaties voor het macroprudentieel beleid van de toegenomen onzekerheid en de opkomende risico’s (in het bijzonder met betrekking tot geopolitieke, klimaat- en technologische ontwikkelingen). Tot slot voerde de groep op hoog niveau over de herziening van het ESRB (High-Level Group on the ESRB Review) een tweede herziening van de ESRB-verordening[38] uit, met een onderzoek van de werkzaamheden en ervaringen van het ESRB tijdens het afgelopen decennium. De groep formuleerde voorstellen om de macroprudentiële toezichtscapaciteit van het ESRB te verbeteren, met name via een holistischere beoordeling van systeemrisico’s door rekening te houden met onderlinge verbanden en afhankelijkheden en overloopeffecten.[39] Meer gedetailleerde informatie is beschikbaar op de website van het ESRB en in zijn jaarverslagen.

3.3 Microprudentiële activiteiten om de veiligheid en financiële gezondheid van individuele banken te waarborgen

De banken bleven veerkrachtig dankzij de in de afgelopen jaren geboekte vooruitgang en de voortdurende toezichtswerkzaamheden

De Europese banken bleven in 2024 veerkrachtig. De banken die onder direct toezicht van de ECB staan, handhaafden solide kapitaal- en liquiditeitsposities. In het derde kwartaal van 2024 bedroeg de totale CET1-ratio 15,72% en bleven de algemene liquiditeitsvoorwaarden gunstig. De NPL-ratio bedroeg ongeveer 2,3% in het derde kwartaal van 2024, dicht bij het historische laagterecord ervan. De winstgevendheid van de banken bleef sterk, voornamelijk dankzij de hogere rentetarieven.

Prudentiële risico’s werden voornamelijk veroorzaakt door een steeds volatieler en complexer extern risicolandschap

Toch werden banken geconfronteerd met een langdurige periode van aanhoudende geopolitieke spanningen, die werd gekenmerkt door grote onzekerheid en toegenomen volatiliteit, evenals met een uitdagend risicolandschap, waaronder klimaat- en milieurisico’s. De toezichtswerkzaamheden van de ECB bleven bijgevolg gericht op de doeltreffendheid van de interne controlefuncties en governanceregelingen, en op het waarborgen dat de onder toezicht staande banken over voldoende kapitaal beschikten om geloofwaardige ongunstige scenario’s op te vangen.

Cyberweerbaarheid maakte deel uit van de toezichtsprioriteiten voor 2024-26

Tegen deze achtergrond leidde de procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process – SREP) van 2024 niet tot grote veranderingen in de scores van de banken of de algemene Pijler 2-vereisten. De totale kapitaalvereisten en -aanbevelingen stegen licht, van 15,5% in 2023 tot 15,6% van de risicogewogen activa.[40]

In 2024 bleef ECB-Bankentoezicht sterk gericht op kredietrisicobeheer, waarbij tekortkomingen in de IFRS 9-kaders werden aangepakt en gerichte beoordelingen van vastgoed- en kmo-portefeuilles werden uitgevoerd om de verslechtering van de activakwaliteit te beperken. Tekortkomingen in de aggregatie en rapportage van risicogegevens, die een doeltreffende besluitvorming belemmeren, leidden tot grotere toezichtsinspanningen om de informatiesystemen van banken te verbeteren en kwetsbaarheden in de IT-beveiliging aan te pakken. Operationele risico’s en ICT-risico’s bleven een bezorgdheid, wat benadrukt dat het digitaliseringsproces moet worden versneld en de cyberweerbaarheid moet worden versterkt. De ECB voerde een stresstest voor cyberweerbaarheid uit, waaruit bleek dat banken over respons- en herstelkaders beschikten, maar dat er nog ruimte voor verbetering was. Met betrekking tot klimaat- en milieurisico’s bleef de ECB erop toezien dat banken de deadlines naleefden die ze in 2022 hadden gekregen om eind 2024 aan alle toezichtsverwachtingen te voldoen. Net als in 2023 werden de toezichtsexercities gevolgd door een voortdurende dialoog, feedbackbrieven en, waar nodig, bindende toezichtsbesluiten waarin werd bepaald dat periodieke dwangsommen zouden worden opgelegd.[41] De ECB maakte ook gebruik van toekomstgerichte instrumenten om te beoordelen of de financiering van banken is afgestemd op de klimaatdoelstellingen van de EU.

In 2024 lag de nadruk op een flexibele, wendbare en risicogebaseerde aanpak

In de loop van 2024 bleef ECB-Bankentoezicht een risicogebaseerde en wendbare aanpak hanteren. In mei besloot de Raad van Toezicht een hervorming van de SREP te lanceren om (i) de risicobeoordelingen te verfijnen door de meerjarige aanpak te versterken, (ii) de toezichtswerkzaamheden beter te integreren, (iii) het volledige toezichtsinstrumentarium te gebruiken, (iv) de communicatie te verbeteren, (v) methodologieën stabiel te maken, en (vi) beter gebruik te maken van IT-systemen en -analyses. Daarnaast hebben de ECB en de EBA een Joint Bank Reporting Committee opgericht om de gegevensrapportage door het bankwezen te harmoniseren en te integreren met als doel de efficiëntie te verbeteren en de daarmee gepaard gaande kosten te verlagen.

Tien jaar Europees bankentoezicht: een jaar van integratie om een samenhangende toezichtscultuur te bevorderen

Op 6 november 2024 vierde het SSM zijn tiende verjaardag. Ter gelegenheid daarvan werd het hele jaar uitgeroepen tot ‘jaar van de integratie’, met een aantal specifieke evenementen, waaronder de lancering van het eerste SSM Foundation Programme. Het programma maakt deel uit van de opleiding die door het SSM wordt aangeboden en heeft onder meer tot doel een samenhangende toezichtscultuur binnen het Europese bankentoezicht te bevorderen.

De toezichtsprioriteiten van de ECB voor 2025-2027 zijn erop gericht (i) banken beter in staat te stellen om macrofinanciële bedreigingen, met name geopolitieke schokken, te beoordelen en te beheersen; (ii) ervoor te zorgen dat banken de aanhoudende tekortkomingen die bij controles door toezichthouders worden vastgesteld, doeltreffend en snel aanpakken; (iii) banken de middelen te geven om nieuwe uitdagingen als gevolg van de digitalisering en het gebruik van nieuwe technologieën aan te pakken.

In het kader van haar voortdurende inspanningen om de transparantie te vergroten, hield de ECB in 2024 naar behoren rekening met de opmerkingen die ze tijdens de openbare raadpleging over haar herziene Gids voor interne modellen had ontvangen. De definitieve herziene Gids voor interne modellen werd vervolgens in februari 2024 gepubliceerd. In de loop van het jaar startte de ECB ook openbare raadplegingen over haar ontwerp voor een Gids inzake governance en risicocultuur, over haar Gids inzake de uitbesteding van clouddiensten aan aanbieders van clouddiensten en over een herziening van het beleid betreffende de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte waarover de toezichthoudende autoriteiten krachtens het Unierecht beschikken. Daarnaast publiceerde de ECB een uitgebreide methodologie voor de beoordeling van rente- en creditspreadrisico’s en werkte ze de SREP-methodiek voor operationele risico’s en ICT-risico’s bij. Tot slot publiceerde de ECB beste praktijken voor IFRS 9-voorzieningenoverlays en het beheer van liquiditeitsrisico’s binnen de werkdag.

In 2024 sanctioneerde de ECB drie banken.[42]

Op 5 juni 2024 benoemde de Raad van Bestuur drie nieuwe vertegenwoordigers van de ECB in de Raad van Toezicht: Sharon Donnery, Pedro Machado en Patrick Montagner.

Meer gedetailleerde informatie is beschikbaar op de website van ECB-Bankentoezicht en in het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2024.

3.4 De bijdrage van de ECB aan Europese en mondiale beleidsinitiatieven

In 2024 werd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij verscheidene Europese en mondiale beleidsinitiatieven

In 2024 werd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verbeteren van het regelgevend kader voor de financiële sector. De ECB droeg bij aan de uitvoering van de definitieve Bazel III-hervormingen in de EU en aan het voorstel om het EU-kader voor crisisbeheersing en depositoverzekering te versterken. Er is ook belangrijke vooruitgang geboekt bij de regulering van cryptoactiva, waarbij de nadruk verschoof naar de implementatie, en bij het project voor de digitale euro. Tegelijkertijd nam de ECB deel aan de lopende beleidsdebatten en voorbereidingen voor verder wetgevingswerk op het gebied van NBFI en de kapitaalmarktenunie.

Belangrijke ontwikkelingen in het regelgevend kader voor banken

De definitieve Bazel III-hervormingen zijn omgezet in EU-wetgeving, met uitzondering van de marktrisicoregels, die werden uitgesteld tot januari 2026

De herziene Verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation – CRR)[43] en de herziene Richtlijn kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive – CRD)[44] – ook wel het EU-bankenpakket genoemd – zijn formeel aangenomen en op 19 juni 2024 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Met deze twee wetgevingshandelingen werden met name de definitieve Bazel III-hervormingen omgezet in EU-wetgeving, waardoor de weerbaarheid van het EU-bankstelsel tegen verschillende risico’s verder is versterkt. Ook werd het toezichtsinstrumentarium uitgebreid om de aanpak van klimaat- en andere duurzaamheidsrisico’s erin op te nemen. De ECB droeg aan het bankenpakket bij door haar technische expertise ter beschikking te stellen aan de trialoog tussen de Europese Commissie, de EU-Raad en het Europees Parlement. Ze ondersteunde ook, en ondersteunt nog steeds, regelgevers, met name de EBA, bij het begin van de tenuitvoerlegging van de onderdelen van het bankenpakket, bijvoorbeeld door middel van raadplegingsprocessen over daarmee samenhangende technische uitvoeringsnormen en technische reguleringsnormen. Als gevolg van overwegingen in verband met een gelijk speelveld werd de invoering van de Bazelse marktrisicoregels in de EU, namelijk om van de rapportering over de fundamentele herziening van de handelsportefeuille een regelgevingsvereiste te maken, uitgesteld tot januari 2026.

De hervormingen van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering zijn gevorderd

In de loop van 2024 namen het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hun standpunten in over de hervorming van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering, naar aanleiding van het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie in april 2023. De doelstellingen van het voorstel omvatten de uitbreiding van het toepassingsgebied van de afwikkeling tot kleinere en middelgrote banken en het ter beschikking stellen van instrumenten om het gebruik van depositogarantiestelsels bij crisisbeheer te vergemakkelijken. Het resultaat van de trialoogonderhandelingen moet ervoor zorgen dat deze doelstellingen worden gehaald en dat het EU-kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering verder wordt versterkt.

Invoering van een regelgevend kader voor cryptoactiva

Er is belangrijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de cryptoactivaverordening

In 2024 ondersteunde de ECB de voltooiing en uitvoering van een regelgevend kader voor cryptoactiva, zowel op Europees als op internationaal niveau. Op EU-niveau leverde de ECB input voor technische normen en richtsnoeren die werden gecoördineerd door de EBA en de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor de Verordening betreffende cryptoactivamarkten.[45] De ECB bracht ook een advies uit over het voorstel voor een verordening en richtlijn betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten, waarmee ze voor passende waarborgen en prudentiële vereisten voor e-moneytokens wil zorgen, en riep op tot een effectbeoordeling van cryptoleningsdiensten.[46] In internationale fora, zoals de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board – FSB), verschoof de aandacht naar het bevorderen en monitoren van de uitvoering van de regelgevingsreactie op cryptoactiva. In dit verband droeg de ECB bij aan het statusrapport van de FSB en het IMF over de routekaart van de G20 voor de uitvoering van het beleid inzake cryptoactiva. Ze was ook betrokken bij de analyse door de FSB van tokenisering en de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit.

De vooruitgang richting de kapitaalmarktenunie ondersteunen en het regelgevend kader voor de NBFI versterken

De inspanningen om de kapitaalmarktenunie en de regulering van de NBFI-sector te bevorderen, werden in 2024 voortgezet

In de loop van het jaar werd in een aantal verslagen op hoog niveau een nieuwe impuls gegeven aan de kapitaalmarktenunie en werd het belang benadrukt om kapitaalmarkten te mobiliseren om de interne markt uit te bouwen en voldoende financiering te verstrekken aan innovatieve en productieve ondernemingen in Europa.[47] De ECB nam deel aan het beleidsdebat door prioriteiten vast te stellen in een verklaring van de Raad van Bestuur over het bevorderen van de kapitaalmarktenunie. Ze presenteerde in verschillende publicaties en toespraken ook drie belangrijke toekomstige doelstellingen voor de kapitaalmarktenunie, namelijk (i) zorgen voor Europese spaarproducten die toegankelijk, transparant en betaalbaar zijn, zodat een groter deel van het Europese spaargeld op de kapitaalmarkten terechtkomt; (ii) de consolidatie bevorderen van het transactie- en posttransactielandschap; en (iii) het financieringsecosysteem voor innovatieve ondernemingen ontwikkelen, met name durfkapitaal, dat in Europa achterblijft.[48] De ECB droeg ook bij de infrastructuuraspecten voor de financiële markten van de kapitaalmarktenunie (zie Hoofdstuk 4). Daarnaast nam ze deel aan besprekingen van de Eurogroep over de toekomst van de Europese kapitaal- en financiële markten en droeg ze bij aan de gerichte raadpleging van de Europese Commissie over de werking van het securitisatiekader van de EU, die naar verwachting zal resulteren in wetgevingsmaatregelen.

De ECB beklemtoonde bovendien opnieuw hoe belangrijk het is de structurele kwetsbaarheden in de NBFI-sector aan te pakken en het relevante beleidskader vanuit macroprudentieel oogpunt te verbeteren. Ze benadrukte ook dat vooruitgang moet worden geboekt met de volledige en snelle uitvoering van internationale aanbevelingen die erop gericht zijn liquiditeitsrisico’s aan te pakken in open-end beleggingsfondsen en geldmarktfondsen. De ECB droeg bij aan de reactie van het Eurosysteem op de raadpleging van de Europese Commissie over het macroprudentiële beleid voor NBFI.[49] Ze was ook betrokken bij de beleidswerkzaamheden van de FSB inzake de liquiditeitsparaatheid voor dekkings- en onderpandopvragingen van niet-bancaire marktdeelnemers en droeg actief bij aan de lopende beleidswerkzaamheden om de risico’s van hefboomfinanciering in de NBFI-sector aan te pakken.[50]

Kader 3
Het verloop van het concentratierisico in aandelenfondsen in het eurogebied

In 2024 nam het concentratierisico in aandelenfondsen in het eurogebied aanzienlijk toe

Een concentratierisico ontstaat wanneer fondsen een groot deel van hun beleggingen aanhouden in slechts enkele grote entiteiten, geografische regio’s of economische sectoren. Uit een analyse van de door beleggingsfondsen aangehouden aandelen blijkt dat bijna 30% van hun totale aandelenportefeuille van niet-financiële ondernemingen (non-financial corporation – NFC) eind 2024 geconcentreerd was in slechts 25 bedrijven (Grafiek A, paneel a). Dit komt doordat een aanzienlijk groter deel van de portefeuille is belegd in de grootste fondsposities, waarbij meer dan 3% van alle deelnemingen in NFC’s in slechts één aandeel is belegd (Grafiek A, paneel b).

Grafiek A

Concentratie van het aandelenbezit in beleggingsfondsen in het eurogebied in de loop van de tijd

a) Aandeel van door beleggingsfondsen aangehouden aandelen in NFC’s dat is belegd in de 25 belangrijkste emittenten

(in procenten van het aandelenbezit in NFC’s)


b) Verandering in de concentratie van de 25 belangrijkste emittenten in door beleggingsfondsen aangehouden aandelen in NFC’s

(in procenten van het aandelenbezit in NFC’s)

Bronnen: ECB (Centralised Securities Database, Securities Holdings Statistics) en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Paneel a): de 25 belangrijkste emittenten zijn de 25 grootste NFC’s die naar portefeuillewaarde in elk kwartaal worden aangehouden, waarbij de blootstellingen in aandelen worden geaggregeerd voor ondernemingen die meer dan één soort aandeel uitgeven. Paneel b): op de x-as worden de emittenten gerangschikt van de grootste (1) tot de 25e grootste (25) emittent die aan het eind van elk jaar wordt aangehouden.

De toenemende concentratie in portefeuilles weerspiegelde zowel verschuivingen in beleggingsstrategieën als waarderingsveranderingen

De toenemende populariteit van passieve beleggingsstrategieën en een sterke groei van de aandelenkoersen van technologiegerichte Amerikaanse bedrijven waren de afgelopen jaren belangrijke oorzaken voor het toenemende concentratierisico. Passieve beleggingen zijn erop gericht om de prestaties van de markt als geheel te weerspiegelen. Dit betekent dat passief beheerde beleggingsfondsen doorgaans de aandelenindices volgen, waardoor de portefeuilles ervan zijn verschoven naar grotere emittenten die in de belangrijkste benchmarks zijn opgenomen. Als gevolg daarvan weerspiegelde de samenstelling van de grootste posities in aandelenfondsen in het eurogebied in 2024 meer en meer de dominantie van een paar grote Amerikaanse technologiebedrijven op de wereldwijde aandelenmarkten (Grafiek B, paneel a). De aanzienlijke koersstijgingen van dergelijke aandelen in de loop van het jaar stimuleerden hun relatieve waarde in portefeuilles, terwijl ze ook relatief grotere stromen naar technologiefondsen aantrokken dan naar andere aandelenfondsen (Grafiek B, paneel b).

Grafiek B

Verschuiving naar Amerikaanse aandelen en technologiegerichte aandelenfondsen

a) Samenstelling van de 25 belangrijkste NFC-emittenten van beleggingsfondsen in het eurogebied, naar land van vestiging van de emittent

(in procenten)


b) Cumulatieve veranderingen in de stromen van aandelenfondsen in het eurogebied en de intrinsieke waarde in 2024, per fondstype

(in % van de totale nettoactiva)

Bronnen: ECB (Centralised Securities Database, Securities Holdings Statistics), EPFR en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Paneel a): de 25 belangrijkste emittenten zijn de 25 grootste NFC’s die naar portefeuillewaarde in elk kwartaal worden aangehouden, waarbij de blootstellingen in aandelen worden geaggregeerd voor ondernemingen die meer dan één soort aandeel uitgeven.

Geconcentreerde portefeuilles zijn kwetsbaar voor plotselinge prijscorrecties en een versterkingsdynamiek

Schokken voor een bedrijf of sector waarin de portefeuilles van beleggingsfondsen sterk geconcentreerd zijn, kunnen leiden tot aanzienlijke waarderingsverliezen voor een volledig fonds en beleggers ertoe aanzetten hun fondsaandelen te verkopen. Beleggingsfondsen moeten op hun beurt mogelijk snel activa liquideren om aan de uitstroom te voldoen. Daardoor kunnen de koersen van de getroffen aandelen nog verder dalen en kan de neerwaartse spiraal worden versterkt. Het verhoogt ook het risico op financiële besmetting doordat de activaprijzen die oorspronkelijk niet door de schok werden getroffen onder druk komen te staan, wat kan leiden tot algemenere marktverstoringen. In 2024 nam het risico op plotselinge koerscorrecties toe als gevolg van toegenomen geopolitieke risico’s, macro-economische onzekerheid en bezorgdheid over overwaardering op sommige aandelenmarkten. In dit verband wordt het steeds belangrijker om de weerbaarheid van de beleggingsfondssector tegen dergelijke schokken te versterken om de bredere financiële stabiliteit te waarborgen.

4 Soepel functioneren van marktinfrastructuur en betalingsverkeer

Het Eurosysteem speelt een centrale rol bij de ontwikkeling en het functioneren van marktinfrastructuren en betalingsverkeer, en bij het toezicht daarop. In 2024 is het transactievolume bij alle TARGET-diensten van het Eurosysteem toegenomen. Daarnaast ontwikkelden de functionaliteiten van deze diensten, waaronder afwikkelingsdiensten in meerdere valuta's, zich verder. Om de digitalisering van de retail- en groothandelsbetalingen en effectenmarkten te bevorderen, heeft het Eurosysteem de basis gelegd voor de mogelijke uitgifte van een digitale euro en heeft het zijn verkennende werkzaamheden rond het gebruik van distributed ledger technology (DLT) voor in centralebankgeld afgewikkelde groothandelstransacties met succes afgerond. Zich ontwikkelende cyberdreigingen werden zowel vanuit het operationele oogpunt als vanuit dat van toezicht aangepakt. Er is een begin gemaakt met het verbeteren van mondiale grensoverschrijdende betalingen in meerdere valuta’s om zo te kunnen komen tot een sneller, goedkoper, transparanter en toegankelijker mondiaal betaalecosysteem.

4.1 TARGET-diensten

De TARGET-diensten bestaan uit drie vereveningsdiensten: T2, een real-time brutovereveningssysteem (real-time gross settlement – RTGS) voor betalingstransacties in euro die de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem en de interbancaire en commerciële transacties ondersteunen; TARGET2-Securities (T2S), een gemeenschappelijk platform voor effectenafwikkeling op Europese schaal; en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS), voor de uitvoering van instant payments in centralebankgeld.

De ontwikkeling van de TARGET-diensten heeft aanzienlijke efficiëntiewinsten opgeleverd

De ECB heeft in 2024 aanzienlijke vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van alle TARGET-diensten. De gezamenlijke inspanningen waren erop gericht de capaciteiten van T2 en T2S te versterken om zich te herstellen in geval van een groot incident (zoals een cyberaanval) en de functionaliteiten van TARGET-diensten verder te verfijnen om tegemoet te komen aan de veranderende marktbehoeften. Om de automatische verwerking bij grensoverschrijdende betalingen te behouden, zijn T2-berichten geüpgraded in overeenstemming met de meest recente ontwikkelingen in de marktstandaarden voor hoogwaardige betalingssystemen (d.w.z. HVPS Plus). Noemenswaardige resultaten voor T2S zijn de volledige uitrol van nieuwe rapportagediensten, de uitbreiding van de functionaliteiten voor de afwikkeling van transacties met centrale effectenbewaarinstellingen buiten het T2S-platform, de doorontwikkeling van cashmanagementdiensten voor deelnemende banken en de voortzetting van de voorbereidingen voor de toekomstige integratie van nieuwe markten voor eindbeleggers. Verder hebben de bestuursorganen van T2S een sleutelrol gespeeld bij cruciale beleids- en regelgevingsinitiatieven, zoals de toekomstige verkorting van de effectenafwikkelingscyclus in de EU (tot T+1) en de herziening van het regime van afwikkelingsdiscipline, waarbij de nadruk lag op het verfijnen van het boetemechanisme met het oog op een grotere efficiëntie. De vorderingen in de ontwikkeling van alle TARGET-diensten hebben de markt aanzienlijk efficiënter gemaakt.

Het multi-currency-element van de TARGET-diensten is breder ingezet

Het multi-currency-element van de TARGET-diensten maakt het mogelijk om afwikkelingsdiensten te verlenen in andere valuta’s dan de euro, indien de betreffende centrale banken daartoe besluiten. Tot 2024 werd dit element alleen bij T2S gebruikt voor de afwikkeling van effecten in Deense kronen. Sinds februari 2024 wordt het echter ook in TIPS gebruikt voor de afwikkeling van instant payments in Zweedse kronen. Het zal ook worden ingezet wanneer de afwikkeling van betalingen in Deense kronen in T2 en TIPS in gebruik wordt genomen in april 2025.

De start van het ECMS is verschoven naar juni 2025

Naast de drie vereveningsdiensten (T2, T2S en TIPS) is het Eurosysteem bezig met de ontwikkeling van een nieuwe TARGET-dienst, het Eurosystem Collateral Management System (ECMS). Dit is een uniform systeem om de activa te beheren die als onderpand gebruikt worden bij de krediettransacties van het Eurosysteem voor alle rechtsgebieden van het eurogebied. De start van het ECMS is verschoven van november 2024 naar juni 2025, om gebruikers meer tijd te geven om de functionaliteiten van het ECMS in een stabiele omgeving te testen.

Toename van het transactievolume bij alle TARGET-diensten

In 2024 is het transactievolume bij alle TARGET-diensten toegenomen. T2 verwerkte gemiddeld 421,875 betalingen per dag, een stijging van 3,2% ten opzichte van het voorgaande jaar, voornamelijk als gevolg van commerciële betalingen. T2S verwerkte een gemiddeld dagvolume van 791,416 transacties, een stijging van 13,1%, die gespreid was over veel van de marktsegmenten en deelnemers. De verdere groei van het aantal TIPS-deelnemers en de start van de afwikkelingsactiviteiten voor de eerste andere valuta’s dan de euro in februari (zie hierboven), leidden in 2024 tot een aanzienlijke stijging van het aantal TIPS-betalingen. Wat de in euro luidende volumes betreft, is het daggemiddelde gestegen van 963.894 betalingen in december 2023 tot 1.657.421 in december 2024 (+72,0%). De in Zweedse kronen luidende betalingen bedroegen gemiddeld 2.686.745 per dag tussen februari 2024 en het einde van het jaar.

4.2 Innovatie en integratie in marktinfrastructuur en betalingen

Er is een beleid goedgekeurd voor de toegang van niet-bancaire betaaldienstverleners tot door het Eurosysteem geëxploiteerde betalingssystemen en centralebankrekeningen

Op 18 juli 2024 heeft de Raad van Bestuur het beleid van het Eurosysteem goedgekeurd inzake toegang van niet-bancaire betaaldienstverleners (niet-bancaire PSP’s) tot alle door centrale banken geëxploiteerde betalingssystemen in het eurogebied en tot centralebankrekeningen.[51] In het beleid is het uitgangspunt vastgelegd dat toegang tot door de centrale bank geëxploiteerde betalingssystemen in het eurogebied moet worden verleend aan niet-bancaire betaaldienstverleners die aan alle eisen ten aanzien van risicomitigering voldoen. Het Eurosysteem zal niet-bancaire betaaldienstverleners geen toegang bieden tot rekeningen voor het veiligstellen van cliëntgelden. Het aanhouden van een centralebankrekening impliceert het aanhouden van gelden die nodig zijn om aan afwikkelingsverplichtingen te voldoen. Om aan de specifieke zorgen van centrale banken vanuit het perspectief van financiële stabiliteit en monetair beleid tegemoet te komen, gaat het Eurosysteem een maximale aanhoudingslimiet opleggen aan rekeningen van niet-bancaire PSP’s. Het beleid volgt op de vaststelling van de Instant Payments-verordening[52], die onder andere wijzigingen op de Finaliteitsrichtlijn[53] inhoudt, waardoor ook niet-bancaire PSP’s toegang krijgen tot aangewezen betalingssystemen. Het Eurosysteem heeft het beleid ten uitvoer gelegd door middel van een door de Raad van Bestuur op 27 januari 2025 vastgesteld besluit[54], waarna in juni 2025 de hiermee samenhangende actualiseringen van het TARGET-richtsnoer[55] volgen.

Er zijn geharmoniseerde regels vastgesteld voor het onderpandbeheer van het Eurosysteem

In augustus 2024 publiceerde de ECB geharmoniseerde regels en regelingen voor het te gelde maken en beheren van onderpand bij krediettransacties van het Eurosysteem. Hiermee is een stap gezet in de richting van verdere financiële integratie in het eurogebied en de kapitaalmarktenunie.

De AMI-SeCo meldde geringe vooruitgang op de nationale markten bij de naleving van de normen

Als onderdeel van zijn voortdurende ondersteuning bij de oprichting van een kapitaalmarktenunie is Advisory Group on Market Infrastructures for Securities and Collateral (AMI-SeCo) van het Eurosysteem blijven toezien op de naleving door de nationale markten van de T2S-harmonisatienormen, en van de normen van het Single Collateral Management Rulebook for Europe (SCoRE) en de Europese bedrijfsnormen. Zowel het 2024 Corporate Events Compliance Report en het SCoREBOARD report for the second half of 2024 wijzen op beperkte vooruitgang en vertragingen bij de naleving van de AMI-SeCo-normen, hoewel veel openstaande tekortkomingen naar verwachting in juni 2025 zullen zijn weggewerkt. Eén van de drijfveren voor naleving is het gebruik van een gemeenschappelijke berichtenstandaard, zoals vereist door de SCoRE-normen, wat van cruciaal belang is voor het verbeteren van de automatisering van corporate action en tripartiet onderpandbeheer. De ISO 20022 Migration Strategy Task Force van de AMI-SeCo ontwikkelt een strategie voor een marktbrede overgang naar ISO 20022, de meest recent beschikbare berichtenstandaard.

Het Eurosysteem is het gebruik van DLT voor wholesaletransacties afgewikkeld in centrale-bankgeld blijven analyseren

In 2024 heeft het Eurosysteem zijn verkennende werkzaamheden voor het testen van het gebruik van DLT voor in centralebankgeld afgewikkelde wholesaletransacties succesvol afgerond.[56] Een halfjaar lang zijn 58 verschillende praktijktoepassingen getest. In totaal verwerkte het Eurosysteem meer dan 200 transacties met een totale waarde van € 1,59 miljard. Aan de verkennende werkzaamheden hebben 64 entiteiten uit negen landen deelgenomen, waaronder centrale banken, financiële marktpartijen en DLT-exploitanten.

De bevindingen worden momenteel geanalyseerd als input voor de volgende stappen in de vorm van een Europese visie op de toekomst van een digitale kapitaalmarktenunie.[57] Gedurende heel 2024 bleef het Eurosysteem van gedachten wisselen met de markt via de speciale New Technologies for Wholesale settlement Contact Group.

Tot slot is in januari 2024 de EU Issuance Service (EIS) van start gegaan. Deze dienst, die door de Europese Commissie wordt gebruikt om EU-schuldbewijzen op een veilige, efficiënte en neutrale wijze uit te geven en af te wikkelen in T2S, wordt sinds de invoering intensief en met succes gebruikt. Er werd voor meer dan € 100 miljard aan schuldbewijzen uitgegeven via de centrale effectenbewaarinstelling van de Nationale Bank van België onder de neutraliteitsbenadering van het EIS.

4.3 Het digitale-europroject

Het project voor de digitale euro moet de basis leggen voor de mogelijke uitgifte van een digitale euro

In november 2023 startte de ECB een tweejarige voorbereidingsfase van het project voor de digitale euro om de basis te leggen voor de mogelijke uitgifte van een digitale euro. In 2024 heeft het Eurosysteem vooruitgang geboekt met betrekking tot belangrijke mijlpalen en heeft het regelmatig updates verschaft over de geboekte vooruitgang. In juni is het eerste voortgangsverslag gepubliceerd en in december het tweede. In het kader van de voorbereidingsfase werkt de ECB aan een reglement (rulebook) voor de digitale euro, dat van essentieel voor de standaardisatie van de manier waarop de digitale euro in het eurogebied wordt gebruikt en beheerd. In 2024 richtte de Rulebook Development Group zich op twee hoofdtaken: het beoordelen van het eerste concept van het rulebook en het doorontwikkelen van aanvullende paragrafen met de steun van zeven nieuwe werkstromen van de Rulebook Development Group.

Het ontwerp van een digitale euro zou gebaseerd moeten zijn op geavanceerde technologieën, zodat het cyberbestendig is en aan de behoeften van gebruikers voldoet. In januari deed de ECB oproepen tot inschrijving aan potentiële aanbieders van componenten en aanverwante diensten in verband met de digitale euro, en kon met de selectie vooruitgang worden geboekt.

In september 2024 zijn nadere experimenten en gebruikersonderzoeken gestart om inzichten over gebruikersvoorkeuren te verzamelen. Dit betrof online enquêtes en interviews met doelgroepen zoals kleine winkeliers en kwetsbare consumentengroepen. Er zijn innovatiepartnerschappen met particuliere en publieke belanghebbenden opgezet om “voorwaardelijke betalingen” te testen en andere innovatieve praktijktoepassingen te verkennen.

De ECB heeft vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van offlinefunctionaliteit voor de digitale euro, waarmee betalingen zonder internetverbinding kunnen worden verricht met een privacyniveau vergelijkbaar met dat van contant geld. Er werd onderzocht hoe de offlinefunctionaliteit kan worden toegepast bij apparaten voor eindgebruikers, met aandacht voor technologische, veiligheids- en operationele aspecten.

Samenwerking met belanghebbenden bleef in 2024 een prioriteit, waarbij de ECB actief communiceerde met het publiek, marktdeelnemers en beleidsmakers. Daarbij ging het onder andere om technische sessies samen met de Euro Retail Payments Board (ERPB), bilaterale bijeenkomsten met marktpartijen en inspanningen om het project bij het publiek onder de aandacht te brengen en de transparantie te bevorderen door middel van seminars over de digitale euro met maatschappelijke organisaties.

In het kader van de voorbereidingsfase heeft de ECB technische input geleverd voor het ontwerp van een verordening inzake de digitale euro

In 2024 leverde de ECB technische input ter ondersteuning van de besprekingen in het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie over het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro, dat in juni 2023 werd gepubliceerd.

De ECB had ook geregeld contact met de medewetgevers en belanghebbenden uit de markt om te rapporteren over de projectvoortgang en feedback te verzamelen over de verschillende elementen van de methode voor de kalibratie van saldolimieten.[58] Hoewel de saldolimiet voor de digitale euro weliswaar korter voor het invoeringstijdstip wordt vastgesteld – zodat deze de economische omstandigheden op dat moment weerspiegelt – is de ECB in 2024 begonnen met het ontwikkelen van een methodologie die monetaire en economische aspecten omvat, gericht op het in evenwicht houden van de in de ontwerpwetgeving uiteengezette doelstellingen: van de digitale euro een breed gebruikt betaalmiddel maken en tegelijkertijd de financiële stabiliteit en de transmissie van het monetair beleid beschermen. Een speciale werkstroom met deskundigen van de ECB, ondersteund door de nationale centrale banken en nationale bevoegde autoriteiten, is begonnen met het bepalen van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de kalibratie van de saldolimiet als bijdrage aan de vaststelling van een coherente methodologie waarin met deze factoren rekening wordt gehouden.

De Raad van Bestuur besluit eind 2025 of wordt overgegaan tot de volgende fase van het project voor de digitale euro. Het besluit over uitgifte van een digitale euro wordt pas genomen nadat het wetgevingskader van de Europese Unie is vastgesteld.

4.4 Oversight en de rol van de centrale bank van uitgifte

De veilige en efficiënte werking van financiële marktinfrastructuren en het betalingsverkeer in het eurogebied blijven een prioriteit voor het Eurosysteem in zijn hoedanigheid van toezichthouder. Daarnaast neemt het Eurosysteem, als centrale bank van uitgifte van de euro, deel in samenwerkingsregelingen met andere toezichthouders of bevoegde autoriteiten voor financiële marktinfrastructuren met aanzienlijke in euro luidende activiteiten.

Het doorlopende toezicht op systeemrelevante infrastructuren bleef een prioriteit in 2024

Wat betreft het toezicht op TARGET-diensten was het uitvoeren van de eerste alomvattende beoordeling na de consolidatie van T2 en T2S in 2023 een belangrijke prioriteit. De beoordeling, die in 2025 wordt afgerond, was met name gericht op het monitoren van de tenuitvoerlegging van het risicobeheersingskader en het kader voor cyberweerbaarheid en informatiebeveiliging van de risicobeheerfunctie van TARGET-diensten. Ook zijn er beoordelingen uitgevoerd voor systeemrelevante betalingssystemen (SIPS) buiten T2, namelijk EURO1, STEP2-T en het Mastercard Clearing Management System, die ook in 2025 worden afgerond, naast het doorlopende toezicht op TARGET-diensten en alle SIPS.

Er is een herziening van de SIPS-Verordening uitgevoerd, met nieuwe vereisten en wijzigingen in de definitie van een SIPS-exploitant

Daarnaast heeft het Eurosysteem de Verordening met betrekking tot oversightvereisten voor systeemrelevante betalingssystemen (SIPS-Verordening)[59] van de ECB herzien en een aantal aspecten vastgesteld die voor actualisering in aanmerking komen. De actualisering vindt plaats in de vorm van een herschikking van de verordening, die nieuwe vereisten inzake governance, cyberrisico’s en uitbesteding omvat, evenals wijzigingen in de definitie van een SIPS-exploitant, zodat hier in uitzonderingsgevallen ook een bijkantoor in het eurogebied van een buiten het eurogebied gevestigde juridische entiteit onder valt. In oktober 2024 is een openbare raadpleging over de voorgenomen herschikking van de SIPS-Verordening gestart, en de definitieve herschikte verordening zal in de loop van 2025 worden gepubliceerd.

Het Eurosysteem heeft zijn toezichtsactiviteiten met betrekking tot elektronisch betalingsverkeer, betalingssystemen en -regelingen (PISA) binnen het PISA-kader voortgezet, de onboarding van nieuwe onder toezicht staande entiteiten afgerond en uitgebreide beoordelingen van onder toezicht staande pan-Europese systemen en regelingen uitgevoerd. In de tweede helft van 2024 bereidde de oversightfunctie zich verder voor op de operationalisering van haar nieuwe verantwoordelijkheden uit hoofde van de Verordening betreffende markten in cryptoactiva (Markets in Crypto-Assets Regulation).[60]

Op het gebied van cyberweerbaarheid heeft het Eurosysteem zijn strategie voor cyberweerbaarheid herzien, waarbij het bereik is uitgebreid tot entiteiten waarop onder het PISA-kader toezicht wordt gehouden. Daarnaast heeft het Europees Stelsel van Centrale Banken gewerkt aan de herziening van het TIBER-EU raamwerk, ook om aan te sluiten op de technische reguleringsnormen in het kader van de Wet digitale operationele weerbaarheid (Digital Operational Resilience Act – DORA)[61] voor dreigingsgestuurde penetratietests.[62] In februari 2025 is het geactualiseerde TIBER-EU-raamwerk gepubliceerd.

Als centrale bank van uitgifte voor de euro droeg het Eurosysteem bij aan de werkzaamheden van toezichts- en resolutiecolleges voor centrale tegenpartijen (CCP’) in de EU en was het betrokken bij het lopende toezicht op systeemrelevante CCP’s uit derde landen. Met betrekking tot de afwikkeling van effectentransacties heeft het Eurosysteem de reguliere beoordeling van centrale effectenbewaarinstellingen uit hoofde van de Verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (CSDR) voortgezet.[63] Daarnaast is het Eurosysteem van start gegaan in zijn rol in het vergunningsproces voor entiteiten die op DLT gebaseerde marktinfrastructuren exploiteren in het kader van de Verordening DLT Pilot Regime.[64]

Als toezichthouder droeg de ECB/het Eurosysteem bij aan diverse internationale en Europese werkstromen

De ECB heeft vanuit toezichtsperspectief bijgedragen aan meerdere internationale werkstromen, onder meer met betrekking tot CCP-margins, klimaatrisico’s en algemene bedrijfsrisico’s, evenals met betrekking tot de governance van en het toezicht op de onderlinge koppeling van snelle betalingssystemen. Op het gebied van EU-regelgeving heeft het Eurosysteem, in samenwerking met de relevante Europese toezichthoudende autoriteiten, bijgedragen aan de ontwikkeling van technische reguleringsnormen, onder meer in het kader van de herziene verordening Europese marktinfrastructuur (EMIR 3)[65], DORA en de CSDR Refit (verdere verfijning en verduidelijking van het CSDR-kader). In het kader van de EMIR 3-besprekingen heeft de ECB voortdurend de ontwikkelingen in het clearinglandschap in de EU gevolgd en kwantitatieve analyses uitgevoerd van regelgevingsmaatregelen zoals het actieverekeningvereiste van EMIR 3. Tot slot hebben de ECB en de Europese Bankautoriteit een eerste gezamenlijk rapport over betaalfraude gepubliceerd, waarin de effectiviteit van sterke klantauthenticatievereisten wordt benadrukt.

Kader 4
Beter grensoverschrijdend betalingsverkeer dankzij het onderling koppelen van snelle betaalsystemen

Het Eurosysteem streeft ernaar het grensoverschrijdend betalingsverkeer te verbeteren ten behoeve van Europese bedrijven en particulieren die betalingen naar en uit het buitenland te verrichten en ontvangen. Betalingen die de buitengrenzen van de EU overschrijden, zijn vaak relatief traag, duur en complex, waardoor het voor eindgebruikers moeilijk is om geld over te maken en te ontvangen, en grensoverschrijdende handel, investeringen en overboekingen worden belemmerd. De ECB en de nationale centrale banken van het eurogebied ondersteunen de routekaart van de G20 voor het opzetten van een sneller, goedkoper, transparanter en toegankelijker mondiaal betaalecosysteem.

In oktober 2024 heeft de Raad van Bestuur initiatieven genomen om grensoverschrijdende en in verschillende valuta’s luidende betalingen binnen de EU en daarbuiten te verbeteren. Deze initiatieven kunnen in twee werkstromen worden onderverdeeld:

Afwikkelingsdienst in verschillende valuta’s in TIPS

Het Eurosysteem gaat binnen TIPS een afwikkelingsdienst tussen verschillende valuta’s invoeren. Daarmee kunnen instantbetalingen in één valuta in een andere valuta en in centralebankgeld worden afgewikkeld. In eerste instantie worden er drie valuta’s – de euro, de Zweedse kroon en de Deense kroon – in het initiatief opgenomen. Dit kan worden uitgebreid met andere valuta’s die in de toekomst aan TIPS worden toegevoegd. De dienst zal worden gebaseerd op de One-Leg Out (OLO) Instant Credit Transfer-norm (OCT Inst) van de Europese Betalingsraad (EPC).

Verkennende werkzaamheden inzake het koppelen van TIPS aan andere snelle betaalsystemen

Het Eurosysteem het koppelen van TIPS aan andere snelle betalingssystemen onderzoeken. Deze verkennende werkzaamheden bestaan uit drie initiatieven:

implementatie van de afwikkelingsdiensten in verschillende valuta’s in TIPS;

aansluiting bij het multilaterale netwerk van instantbetalingssystemen, Project Nexus, onder leiding van de Bank voor Internationale Betalingen;

totstandkoming van een bilaterale koppeling met de Unified Payments Interface van India, het systeem met de grootste aantallen instantbetalingen ter wereld (India is ook een van de tien grootste ontvangers van overboekingen uit het eurogebied).

Door snelle betalingssystemen over de grenzen heen onderling te koppelen kunnen de kosten worden teruggebracht en kunnen snelheid en transparantie van grensoverschrijdende betalingen, met inbegrip van overboekingen, worden verbeterd. Daarnaast kunnen risico’s van versnippering van het mondiale betaalecosysteem worden beperkt. De koppeling van snelle betalingssystemen is efficiënt, aangezien gebruik wordt gemaakt van bestaande binnenlandse betaalinfrastructuren. Ook wordt een eenvoudigere en meer concurrerende architectuur voor grensoverschrijdende betalingen mogelijk. Bovendien blijft de monetaire soevereiniteit behouden, aangezien dankzij koppelingen valutasubstitutie wordt voorkomen, evenals marktdominantie door enkele mondiale betaalinstellingen.

Tegelijkertijd is het onderling koppelen van snelle betalingssystemen veeleisend en is de betrokkenheid nodig van diverse belanghebbenden op verschillende niveaus in meerdere rechtsgebieden. Een van de technische uitdagingen is gelegen in het gebruik van verschillende standaarden in verschillende rechtsgebieden. Andere uitdagingen hebben betrekking op het opzetten van geëigende governance- en toezichtstructuren, waaronder het waarborgen van de naleving van de vereisten inzake de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT). Er moet ook rekening worden gehouden met juridische aspecten, zoals het omgaan met verschillen in regelgeving en de finaliteit van afwikkeling. Belangrijke onderdelen van de verkennende werkzaamheden van het Eurosysteem zijn het analyseren en beoordelen van de diverse voordelen en uitdagingen.

5 Markttransactie-activiteiten en aan andere instellingen verstrekte financiële diensten

De swap- en repolijnen van het Eurosysteem zijn monetaire beleidsinstrumenten die worden gebruikt als stabilisatie-instrumenten in tijden van spanningen op de mondiale financiële markten. De euroliquiditeitsovereenkomsten met centrale banken buiten het eurogebied boden opnieuw een achtervang voor marktgebaseerde financiering. De ECB bleef ook op regelmatige basis transacties in Amerikaanse dollars aanbieden aan in aanmerking komende tegenpartijen van het eurogebied, daarbij ondersteund door het permanente swaplijnnetwerk van belangrijke centrale banken, bestaande uit de ECB samen met het Federal Reserve System, de Bank of Canada, de Bank of England, de Bank of Japan en de Swiss National Bank. Er waren in 2024 geen ECB-interventies op de valutamarkt. De ECB bleef namens de EU verantwoordelijk voor het beheer van verschillende financiële transacties en bleef een coördinerende rol spelen met betrekking tot de dienstverlening van het Eurosysteem op het gebied van reservebeheer.

5.1 Markttransactie-ontwikkelingen

Liquiditeitsovereenkomsten voor euro’s en andere valuta's

De swap- en repolijnen van het Eurosysteem zijn monetairbeleidsinstrumenten. Ze helpen voorkomen dat spanningen op de internationale financieringsmarkten de effectiviteit van de monetairbeleidstransmissie in het eurogebied belemmeren. Tabel 5.1 geeft een overzicht van de liquiditeitsovereenkomsten per 31 december 2024.

Wat liquiditeitsovereenkomsten in vreemde valuta’s betreft, bleef de ECB in 2024 wekelijks liquiditeit in Amerikaanse dollars verschaffen, met een looptijd van zeven dagen, in overleg met het Federal Reserve System, de Bank of Canada, de Bank of England, de Bank of Japan en de Zwitserse centrale bank (het swaplijnnetwerk). Leningen door tegenpartijen in het eurogebied bleven het hele jaar uiterst beperkt.

Tabel 5.1

Overzicht van ECB-liquiditeitsovereenkomsten

Centrale bank buiten het eurogebied

Type overeenkomst

Wederkerig

Maximaal te lenen bedrag (in EUR miljoen)

Danmarks Nationalbank

Swaplijn

Nee

24.000

Sveriges Riksbank

Swaplijn

Nee

10.000

Bank of Canada

Swaplijn

Ja

Onbeperkt

People’s Bank of China

Swaplijn

Ja

45.000

Bank of Japan

Swaplijn

Ja

Onbeperkt

Swiss National Bank

Swaplijn

Ja

Onbeperkt

Bank of England

Swaplijn

Ja

Onbeperkt

Federal Reserve System

Swaplijn

Ja

Onbeperkt

Banca Naţională a României

Repolijn

Nee

4.500

Magyar Nemzeti Bank

Repolijn

Nee

4.000

Bank of Albania

Repolijn

Nee

400

Andorran Financial Authority

Repolijn

Nee

35

National Bank of the Republic of North Macedonia

Repolijn

Nee

400

Central Bank of the Republic of San Marino

Repolijn

Nee

100

Central Bank of Montenegro

Repolijn

Nee

250

Central Bank of the Republic of Kosovo

Repolijn

Nee

100

Bron: ECB.
Toelichting: Lijst van liquiditeitsovereenkomsten van centrale banken die het Eurosysteem onderhoudt (per 31 december 2024).

Nadat het nieuwe raamwerk van de ECB voor de verstrekking van euroliquiditeit aan centrale banken buiten het eurogebied op 16 januari 2024 in werking trad, werden alle euroliquiditeitsovereenkomsten waarvoor verlengingsverzoeken werden ontvangen verlengd, aanvankelijk tot 31 januari 2025 en vervolgens tot 31 januari 2027.[66] Het aanspreken van de euroliquiditeitsovereenkomsten was in 2024 beperkt.

Verslaglegging over valuta-interventies

In 2024 heeft de ECB niet op de valutamarkten geïntervenieerd. Sinds de invoering van de euro heeft de ECB tweemaal geïntervenieerd op de valutamarkt, in 2000 en 2011. Gegevens over valuta-interventies worden op kwartaalbasis met een vertraging van één kwartaal gepubliceerd op de website van de ECB en in het ECB Data Portal en zijn in samengevatte vorm opgenomen in Tabel 5.2. Als zich in een bepaald kwartaal geen valuta-interventie heeft voorgedaan, wordt dit expliciet vermeld.

Tabel 5.2

Valuta-interventies door de ECB

Periode

Datum

Soort interventie

Valutapaar

Aangekochte valuta

Brutobedrag (in EUR miljoen)

Nettobedrag (in EUR miljoen)

2000-III

22 september 2000

Gecoördineerd

EUR/USD

EUR

1.640

1.640

22 september 2000

Gecoördineerd

EUR/JPY

EUR

1.500

1.500

2000-IV

3 november 2000

Eenzijdig

EUR/USD

EUR

2.890

2.890

3 november 2000

Eenzijdig

EUR/JPY

EUR

680

680

6 november 2000

Eenzijdig

EUR/USD

EUR

1.000

1.000

9 november 2000

Eenzijdig

EUR/USD

EUR

1.700

1.700

9 november 2000

Eenzijdig

EUR/JPY

EUR

800

800

2011-I

18 maart 2011

Gecoördineerd

EUR/JPY

EUR

700

700

2012-2023

-

-

-

-

-

-

2024-I tot 2024-IV

-

-

-

-

-

-

Bron: ECB.

Het verslagleggingskader omvat de eenzijdig door de ECB uitgevoerde en in coördinatie met andere internationale autoriteiten uitgevoerde valuta-interventies, en interventies tegen limietkoersen in het kader van het wisselkoersmechanisme (exchange rate mechanism – ERM II).

5.2 Beheer van krediettransacties van de EU

De ECB verwerkte betalingen voor verschillende leningenprogramma’s van de EU

De ECB beheert de rekeningen en de verwerking van betalingen met betrekking tot de krediettransacties (zowel opgenomen als verstrekte kredieten) van de EU in het kader van de faciliteit voor financiële bijstand op de middellange termijn (medium-term financial assistance facility – MTFA) voor de betalingsbalansen van de lidstaten[67], het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM)[68], het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE)[69], het Next Generation EU-programma (NGEU)[70], de faciliteit voor Oekraïne, met inbegrip van uitzonderlijke overbruggingsfinanciering[71], en het Programma voor macrofinanciële bijstand aan de Arabische Republiek Egypte[72]. De ECB is ook verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde betalingen die voortvloeien uit transacties in het kader van de European Financial Stability Facility (EFSF)[73] en het European Stability Mechanism (ESM)[74] en voor het verwerken van alle betalingen in het kader van de kredietfaciliteitovereenkomst voor Griekenland[75]. In 2024 verleende de ECB uitbetalingsinstantiediensten voor de Europese Commissie.[76]

Op 31 december 2024 stond er uit hoofde van de MTFA-faciliteit een nominaal totaalbedrag van € 0,2 miljard uit, € 42 miljard uit hoofde van het EFSM, € 98,35 miljard uit hoofde van SURE en € 31,605 miljard uit hoofde van de leningsovereenkomst voor Griekenland. Tot slot verwerkte de ECB in 2024 uitbetalingen en daarmee verband houdende rentebetalingen van NGEU-leningen en -subsidies aan en van verschillende lidstaten, met inbegrip van leningen aan Oekraïne.

5.3 Diensten van het Eurosysteem inzake reservebeheer

Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem verleende diensten uit hoofde van het ERMS

In 2024 is wederom een veelomvattende reeks financiële diensten aangeboden uit hoofde van het in 2005 ingevoerde kader voor het beheer van in euro luidende reserveactiva (Eurosystem Reserve Management Services – EMRS) toebehorend aan cliënten. Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem stelt onder geharmoniseerde voorwaarden en volgens marktstandaarden investeringsdiensten beschikbaar aan centrale banken, monetaire autoriteiten en overheidsinstanties buiten het eurogebied, alsook aan internationale organisaties. De ECB vervult een algemene coördinerende rol, ziet toe op het soepel functioneren van de diensten, bevordert verbeteringen aan het ERMS-kader en verzorgt de verslaglegging voor de besluitvormende organen van de ECB.

Eind 2024 bedroeg het aantal gerapporteerde rekeningen van cliënten in het ERMS 287, tegen 273 eind 2023. In het vierde kwartaal van 2024 waren de totale geaggregeerde aanhoudingen (met inbegrip van liquiditeiten en aangehouden effecten) die binnen het ERMS-kader werden beheerd met ongeveer 8% gestegen ten opzichte van het vierde kwartaal van 2023.

6 Contant geld blijft het meest gebruikte betaalmiddel voor Europese burgers

In 2024 nam het aantal bankbiljetten in omloop gematigd toe, waarbij contant geld aan de kassa nog steeds het meest gebruikt wordt voor toonbankbetalingen.

Het Eurosysteem zet zich in voor de blijvende beschikbaarheid, toegankelijkheid en acceptatie van contant geld als betaalmiddel. Tegelijkertijd willen we dat het zo duurzaam en milieuvriendelijk mogelijk is. De ontwikkeling van een nieuwe serie eurobankbiljetten biedt de gelegenheid om de eurobankbiljetten nog herkenbaarder te maken voor iedereen in Europa.

6.1 Omloop en verwerking van contant geld

De omloop van eurobankbiljetten nam licht toe en ook de omloop van munten nam verder toe

Eind 2024 waren er 30,5 miljard eurobankbiljetten in omloop met een totale waarde van € 1,6 biljoen Grafiek 6.1). Gemeten naar aantal en waarde namen de bankbiljetten in omloop in de loop van het jaar met respectievelijk 2,4% en 1,3% toe.

Grafiek 6.1

Aantal en waarde van eurobankbiljetten in omloop

(links: EUR biljoen; rechts: miljard)

Bron: ECB.

Kredietinstellingen hebben grotere hoeveelheden bankbiljetten opnieuw in omloop gebracht onder klanten, wat de efficiëntie ten goede kwam

In 2024 hebben kredietinstellingen 2024 25,4 miljard bankbiljetten aan de nationale centrale banken (NCB’s) van het eurogebied geretourneerd, wat een lichte afname is van 0,9 miljard ten opzichte van 2023. Gemeten naar waarde bedroegen de bij de NCB’s gestorte bankbiljetten in 2024 in totaal € 856 miljard, tegen € 890 miljard in 2023. Kredietinstellingen hebben grotere hoeveelheden bankbiljetten opnieuw in omloop gebracht onder klanten in plaats van ze te retourneren aan de nationale centrale banken. De verschuiving in de verwerking van bankbiljetten door kredietinstellingen komt voort uit hun inspanningen om de efficiëntie te verbeteren. Daartoe hebben zij bijvoorbeeld meer geldautomaten geplaatst met afstort- en recirculatiemogelijkheden.

In 2024 was de toename van de euromunten in omloop (netto-uitgifte) in het eurogebied vergelijkbaar met die in de twee voorgaande jaren, te weten 3,0 miljard munten met een nominale waarde van € 953 miljoen.

De ECB streeft naar effectieve toegang tot en acceptatie van contant geld in het eurogebied, en onderschrijft de noodzaak van regels voor de status als wettig betaalmiddel

De ECB verwelkomt ten zeerste het voornemen om in het EU-recht juridisch bindende regels vast te stellen betreffende de status van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten. De vaststelling van een EU-verordening zou burgers meer rechtszekerheid bieden dat zij persoonlijke transacties soepel met contant geld kunnen uitvoeren. Kredietinstellingen hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om burgers en bedrijven uitgebreide en efficiënte contantgelddiensten te bieden. In 2024 hebben de ECB en de NCB’s de toegang van burgers tot contantgelddiensten door kredietinstellingen diepgaander geanalyseerd, waarbij zij op bepaalde gebieden een verdere verslechtering van deze diensten signaleerden. De ECB is dan ook uitdrukkelijk voorstander van beschermende regels inzake de toegang van burgers tot contanten in het EU-recht.

6.2 Gebruik van contant geld door consumenten en bedrijven

Contant geld blijft het meest gebruikt voor toonbankbetalingen

Tussen september 2023 en juni 2024 voerde de ECB het onderzoek naar de houding van consumenten in het eurogebied ten opzichte van betaalmiddelen (SPACE) uit om hun betaalgedrag en betaalvoorkeuren en hun toegang tot verschillende betaalmiddelen te beoordelen. Uit het onderzoek blijkt dat aan de kassa contant geld het meest gebruikte betaalmiddel was en bij 52% van alle transacties werd gebruikt. Het aandeel contante betalingen is wel gedaald ten opzichte van de 59% van 2022. Gemeten naar waarde vertegenwoordigden kaartbetalingen een groter aandeel van de betalingen (45%) dan contant geld (39%). Het aandeel onlinebetalingen in het dagelijkse gebruik van consumenten is gestegen van 17% naar 21% en het aandeel toonbankbetalingen is gedaald van 80% naar 75%. Verder blijkt uit het onderzoek dat een meerderheid van de consumenten (62% in 2024 tegenover 60% in 2022) het belangrijk vindt om de mogelijkheid te hebben om contant te kunnen afrekenen. Tegelijkertijd gaven de meeste consumenten in het eurogebied (87% in 2024, een daling ten opzichte van de 89% van 2022) aan dat ze vrij eenvoudig of heel eenvoudig bij een geldautomaat of een bank terecht kunnen.

In 2024 publiceerde de ECB de uitkomsten van de enquête naar het gebruik van contant geld door bedrijven in het eurogebied, dat licht werpt op de acceptatie door bedrijven van verschillende betaalmiddelen en hun strategische visie op het gebruik en de acceptatie van contant geld. Uit de enquête blijkt dat het aandeel bedrijven dat contant geld accepteert gedaald is van 96% in 2021 naar 88% in 2024. Vooral in de horeca is de acceptatie van contant geld fors gedaald. Van de bedrijven die nu contant geld accepteren, geeft 94% aan dit ook in de toekomst te willen blijven doen.

6.3 Vervalsingen en de ontwikkeling van eurobankbiljetten

In 2024 was het aantal vervalsingen in verhouding tot de totale bankbiljetten in omloop naar historische maatstaven laag

In 2024 werden zo’n 554.000 valse eurobankbiljetten uit omloop genomen, naar historische maatstaven een gering deel van het totale aantal bankbiljetten in omloop (Grafiek 6.2). Het gaat weliswaar om een zeer klein aandeel, maar het is hoger dan in voorgaande jaren, toen het aantal vervalsingen uitzonderlijk laag was als gevolg van de COVID-19-pandemie. In 2024 werden 18 vervalsingen per miljoen echte bankbiljetten in omloop ontdekt. De kans om een vervalsing in handen te krijgen is dan ook erg klein.

De meeste vervalsingen zijn van lage kwaliteit, met geen of zeer slecht nagemaakte echtheidskenmerken. Bankbiljetten kunnen worden gecheckt met de eenvoudige ‘voel, kijk en kantel’-methode die wordt beschreven op de pagina over echtheidskenmerken van de ECB-website en de websites van de NCB’s van het Eurosysteem.

Grafiek 6.2

Aantal ontdekte vervalsingen op jaarbasis per miljoen echte eurobiljetten in omloop:

Bron: ECB.

Voorbereidingen voor toekomstige eurobankbiljetten

De ECB bereidt zich voor op de ontwikkeling van een nieuwe serie eurobankbiljetten om ze zo goed mogelijk bestand te houden tegen vervalsingen en ze zo milieuvriendelijk mogelijk te maken. Dit proces weerspiegelt het belang dat het Eurosysteem hecht aan contant geld en biedt een gelegenheid om eurobankbiljetten meer herkenbaar te maken voor alle Europeanen.

Het publiek wordt tijdens het gehele ontwerpproces geraadpleegd en in 2026 wordt een besluit over de definitieve ontwerpen verwacht

In 2024 heeft een multidisciplinaire adviesgroep met deskundigen op verschillende relevante gebieden mogelijke motieven bijeengebracht voor de vormgeving van de twee gekozen thema’s: “Europese cultuur” en “Rivieren en vogels”. Op 29 januari 2025 heeft de Raad van Bestuur motieven voor beide thema’s geselecteerd en een jury samengesteld met leden uit alle eurolanden ten behoeve van de ontwerpprijsvraag die later dit jaar van start gaat. De ECB zal naar verwachting in 2026 een besluit nemen over de definitieve ontwerpen en over het tijdstip waarop de nieuwe bankbiljetten zullen worden geproduceerd en uitgegeven. Vervolgens duurt het enkele jaren voordat de eerste bankbiljetten worden geproduceerd en uitgegeven.

7 Statistieken

Met hulp van de nationale centrale banken houdt de ECB zich bezig met het ontwikkelen, verzamelen, samenstellen en publiceren van allerlei statistieken en gegevens die nodig zijn voor het monetair beleid van de ECB en voor de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken en het Europees comité voor systeemrisico's, al dan niet op het gebied van financiële stabiliteit. Ook overheden, internationale organisaties, financiële marktpartijen, de media en het grote publiek gebruiken deze statistieken, die de ECB helpen om transparanter te werken.

In 2024 heeft de ECB de rapportageplichtige populatie voor geldmarktstatistieken uitgebreid, waardoor de dataset representatiever is geworden. De ECB publiceerde tevens nieuwe statistieken voor financiële rekeningen, te weten meer gedetailleerde gegevens over door huishoudens aangehouden aandelen/participaties in beleggingsfondsen. Ook is de ECB begonnen met de publicatie van nieuwe gegevens over externe kwartaalstatistieken voor bijzondere financiële instellingen. Ook werden er klimaatgerelateerde statistische indicatoren doorontwikkeld in het kader van het klimaat- en natuurplan van de ECB. De ECB is voortgegaan met de tenuitvoerlegging van haar strategie om de rapportagelast voor banken te verminderen op basis van het kader voor geïntegreerde verslaglegging en het Banks’ Integrated Reporting Dictionary (BIRD).

7.1 Statistieken voor het eurogebied verder ontwikkelen om tegemoet te komen aan veranderende beleidsbehoeften

Populatie van rapportageplichtigen voor eurogeldmarktstatistieken uitgebreid

De uitbreiding van de rapportageplichtige populatie voor geldmarktstatistieken (MMSR) komt de kwaliteit van de eurogeldmarktstatistieken ten goede. Op 1 juli 2024 is de MMSR-rapportagepopulatie uitgebreid met de toevoeging van 24 nieuwe banken aan de bestaande 45 rapporterende banken. Door de uitbreiding is voor verschillende landen van het eurogebied de omvang van de groep vergroot en is de dekking voor het eerst uitgebreid tot Luxemburg en Portugal.

De gegevens van de nieuwe rapportageplichtigen zullen worden meegenomen in de berekening van de kortetermijnrente voor de euro (euro short-term rate – €STR) zodra is vastgesteld dat de nieuw gerapporteerde gegevens van voldoende hoge kwaliteit zijn. De uitbreiding van de populatie van informatieplichtigen komt de representativiteit, robuustheid en betrouwbaarheid van de statistieken voor de eurogeldmarkten ten goede.

Publicatie van nieuwe statistieken voor financiële rekeningen

Gedetailleerde gegevens over door huishoudens aangehouden aandelen/participaties in beleggingsfondsen geven de blootstelling aan activacategorieën weer

In april 2024 is de ECB begonnen met de publicatie van gegevens over door huishoudens aangehouden aandelen/participaties in beleggingsfondsen uitgesplitst naar onderliggende activa en tegenpartijsectoren. Deze gegevens bieden een gedetailleerder inzicht in de indirecte blootstellingen van huishoudens via beleggingsfondsen, waardoor hun financiële balans en blootstelling aan verschillende activacategorieën en tegenpartijen nauwkeuriger kan worden geanalyseerd.

In oktober 2024 is de ECB, na een wijziging van het Richtsnoer betreffende de statistische rapportagevereisten van de ECB met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen[77], begonnen met de publicatie van aanvullende gegevens over financiële rekeningen voor overige financiële instellingen (OFI’s) per subsector. OFI’s, die na monetaire financiële instellingen (MFI’s) de op één na grootste financiële sector van het eurogebied vormen, verstrekken hoofdzakelijk financiering aan niet-financiële ondernemingen (NFC’s) en, in mindere mate, aan huishoudens en andere sectoren. Ook spelen zij een rol bij het doorsluizen van middelen naar en vanuit de rest van de wereld.

Tot slot verschaffen nieuwe gegevens over de uitgifte van schuldbewijzen van NFC’s via financieringdoorstroomvennootschappen aanvullende informatie over de marktfinanciering van NFC’s in het eurogebied en landen van het eurogebied.

Nieuwe gegevens over bijzondere financiële instellingen in externe statistieken

In april 2024 is de ECB begonnen met de publicatie van nieuwe gegevens over externe statistieken ten behoeve van bijzondere financiële instellingen, zoals aangegeven in het gewijzigde Richtsnoer betreffende de statistische rapportagevereisten van de ECB met betrekking tot externe statistieken[78]. De nieuwe informatie over grensoverschrijdende transacties en posities van SPE’s op kwartaalbasis in het eurogebied en de landen van het eurogebied, die aanvangt met gegevens voor het eerste kwartaal van 2020, is bedoeld om een beter inzicht te krijgen in de rol van SPE’s in de verschillende componenten van de externe statistieken.[79]

7.2 Doorontwikkeling van klimaatgerelateerde statistische indicatoren in het kader van het klimaat- en natuurplan van de ECB

De ECB publiceert drie omvangrijke reeksen statistische indicatoren die verband houden met klimaatverandering.

  • De indicatoren voor duurzame financiering geven een overzicht van de uitgifte en het aanhouden van schuldbewijzen met duurzaamheidskenmerken door ingezetenen in het eurogebied. Zij bieden inzicht in de opbrengsten die worden gegenereerd voor de financiering van duurzame projecten en de transitie naar een economie met netto-nuluitstoot.
  • Analytische indicatoren voor de uitstoot van broeikasgassen van financiële instellingen verschaffen informatie over de broeikasgasintensiteit van de effecten- en kredietportefeuilles van financiële instellingen en helpen zo de rol van de sector bij de financiering van de overgang naar een netto nul-economie en de daarmee samenhangende risico's te beoordelen.
  • Aan de hand van analytische indicatoren voor de fysieke risico's in portefeuilles van financiële instellingen worden de risico’s voor de kwaliteit van leningen, obligaties en aandelen beoordeeld die voortvloeien uit door klimaatverandering veroorzaakte natuurrampen, zoals overstromingen of bosbranden.

Deze indicatoren worden opgesteld in nauwe samenwerking met het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en maken deel uit van het bredere klimaat- en natuurplan van de ECB. Ze worden samengesteld met gebruikmaking van diverse ECB/ESCB-gegevensverzamelingen en externe gegevensverzamelingen, zoals AnaCredit, Securities Holdings Statistics, het Register of Institutions and Affiliates Data (RIAD) en gegevens over broeikasgasemissies, evenals gegevens over fysieke gevaren van onder andere de Risk Data Hub (RDH) van het Disaster Risk Management Knowledge Centre (DRMKC), Copernicus, het Intergouvernementeel panel voor klimaatverandering (IPCC).

Statistische indicatoren met betrekking tot klimaatverandering, over duurzame financiering, koolstofuitstoot en fysieke risico’s zijn aanzienlijk verrijkt en geactualiseerd

De indicatoren zijn in april 2024 geactualiseerd. De indicatoren voor duurzame financiering zijn uitgebreid met nieuwe details over assuranceniveaus van duurzame schuldbewijzen. Bij de actualisering van de koolstofuitstoot en de fysieke risico-indicatoren ging het om aanzienlijke conceptuele verbeteringen en ten aanzien van dekking, consistentie en granulariteit.[80] In september 2024 werden aanvullende uitsplitsingen van de indicatoren voor duurzame financiering gepubliceerd, en de status van de dataset werd opgewaardeerd van experimentele gegevens naar officiële ESCB-statistieken.

Aan alle drie de gegevensreeksen wordt verder gewerkt om de kwaliteit van de beschikbare gegevens en uitsplitsingen verder te verbeteren. Onder auspiciën van het Data Gaps Initiative van de G20 worden ook andere onderzoeksgebieden bestudeerd, te weten het meten van aanpassingsuitgaven, aspecten in verband met verzekeringsdekking en buitenlandse directe investeringen (FDI) en het conceptuele kader voor de ontwikkeling van toekomstgerichte fysieke en transitierisico-indicatoren. Naast verbeteringen in internationale statistische standaarden, zoals het System of National Accounts en het Balance of Payments Manual, die binnen een brede reeks economische gegevens verdere klimaatgerelateerde uitsplitsingen mogelijk zullen maken, zal hierdoor de beschikbaarheid van gegevens over deze onderwerpen de komende jaren naar verwachting verder verbeteren.

7.3 Het efficiënter maken van de verslaglegging van banken

De strategie van de ECB om de rapportagelast voor banken te verlichten, is gebaseerd op drie pijlers: (i) samenwerking met andere Europese en nationale autoriteiten om statistische, prudentiële en resolutierapportages te integreren; (ii) de opname van bestaande statistische rapportages in het kader voor geïntegreerde verslaglegging (IReF) als een eerste stap naar omvangrijkere integratie; en (iii) samenwerking met de bankensector om met behulp van het Banks' Integrated Reporting Dictionary (BIRD) een brug te slaan tussen de gegevensvereisten van de autoriteiten en de bewoordingen en definities die door banken worden gebruikt.

Het Joint Bank Reporting Committee stelt gemeenschappelijke concepten en definities vast voor gebruik bij rapportages

De samenwerking met andere autoriteiten werd in 2024 opgevoerd met de oprichting van het Joint Bank Reporting Committee (JBRC), waaraan de ECB, de Europese Bankautoriteit, de Europese Commissie, de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad en relevante nationale autoriteiten deelnemen. In 2024 heeft de JBRC een substructuur opgezet, de Reporting Contact Group (RCG), die bestaat uit experts uit de bankensector op het gebied van toezichtsrapportages. De RCG fungeert als een periodiek gremium voor samenwerking en gedachtewisselingen met autoriteiten. De eerste prioriteit van de JBRC is het vaststellen van gemeenschappelijke concepten en definities voor gebruik bij nieuwe en bestaande rapportages.

Het IReF heeft tot doel de statistische rapportages voor alle banken in het eurogebied te harmoniseren. In 2024 maakte de ECB bekend dat de rapportage in het kader van het IReF eind 2029 van start zou gaan. In de nieuwe tijdsplanning komt de feedback van de bankensector tot uitdrukking over de noodzaak om ervoor te zorgen dat het IReF vlot ten uitvoer wordt gelegd.

In 2024 heeft het BIRD-samenwerkingsverband, waarbij autoriteiten en de sector betrokken zijn, de eerste toezichts- en statistische kaders geïntegreerd. Het geïntegreerde gegevensmodel, waarin wordt gespecificeerd hoe gegevens uit de interne systemen van banken kunnen worden geëxtraheerd, en de regels voor de wijze waarop de gegevens kunnen worden omgezet in de door de autoriteiten verlangde rapportages zijn op de BIRD-website gepubliceerd.

Kader 5
Verbetering van de macro-economische statistieken om grensoverschrijdende financiële verbanden in het eurogebied beter te begrijpen

De ECB heeft een aantal nieuwe uitsplitsingen gepubliceerd van de statistieken betreffende de betalingsbalans (balance of payments – BOP) en de internationale investeringspositie (international investment position – IIP) van het eurogebied en van de sectorrekeningen op kwartaalbasis (quarterly sector accounts – QSA). Met de nieuwe gegevens worden uitdagingen verholpen die verband houden met globalisering, zoals gememoreerd in de herziening van de monetairbeleidsstrategie van de ECB in 2021, die met name verband houden met de aanwezigheid van multinationale ondernemingen en de uitbreiding van internationale financiële intermediatieketens.

De BOP/IIP-dataset bevat nu meer granulaire sectorale en geografische gegevens over financiële instrumenten, evenals afzonderlijke gegevens voor SPE’s, die met name nuttig zijn bij de analyse van ontwikkelingen in beleggingen en buitenlandse directe investeringen. Deze twee BOP/IIP-categorieën waren de voornaamste componenten achter de schommelingen in de internationale financiële stromen van het eurogebied gedurende de afgelopen jaren.[81] De analyse van de financieringsstromen wordt ook verbeterd door nieuwe gegevens over OFI-subsectoren, die nu beschikbaar zijn in de QSA, en over de uitgifte van schuldbewijzen van NFC’s via financieringsdoorstroomvennootschappen. Tot slot vergemakkelijken nieuwe QSA-gegevens over door huishoudens via beleggingsfondsen aangehouden beleggingen, uitgesplitst naar type belegging en tegenpartijsector, de analyse van de blootstelling van huishoudens aan verschillende activacategorieën.

De verbeterde sectorale uitsplitsing van de BOP/IIP-statistieken en de nieuwe QSA-gegevens over de indirecte blootstellingen van huishoudens brengt aan het licht dat de sector beleggingsfondsen een overheersende rol speelt als de houder van effecten uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied.[82] De gedetailleerdere uitsplitsingen naar tegenpartijland maken een betere dekking mogelijk van de geografie van de grensoverschrijdende financiële stromen van het eurogebied met zowel ontwikkelde economieën als opkomende markteconomieën.[83]

De onlangs gepubliceerde gegevens over SPE’s en OFI’s werpen licht op hun rol bij de financiële verbanden van het eurogebied. SPE’s, die in een specifieke groep landen van significant belang zijn, maar een zeer beperkte impact hebben op de reële economische bedrijvigheid in het land waar zij gevestigd zijn, laten aanzienlijke financiële stromen zien en zijn goed voor ongeveer 30% van de grensoverschrijdende FDI-verbanden van het eurogebied (Grafiek A).[84] OFI’s verstrekken 23% van de aan NFC’s in het eurogebied verstrekte leningen en 8% van de aan huishoudens in het eurogebied verstrekte leningen. Ongeveer 15% van de totale schuldfinanciering van NFC’s werd verstrekt via financieringsdoorstroomvennootschappen in andere landen van het eurogebied.

Grafiek A

Uitsplitsing van FDI-posities in het eurogebied

(EUR biljoen; standen aan het einde van de periode)

Bronnen: ECB en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De gegevens voor 2024 hebben betrekking op ultimo juni 2024. OFI’s zijn financiële instellingen die geen banken, geldmarktfondsen, beleggingsfondsen, verzekeringsmaatschappijen of pensioenfondsen zijn en die niet als SPE worden ingedeeld. NFC's zijn niet-financiële vennootschappen, met uitzondering van vennootschappen die als SPE's zijn ingedeeld. “Overige” omvat alle overige ingezeten sectoren.

8 Onderzoeksactiviteiten van de ECB

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van beleidsrelevant onderzoek bij de ECB en wordt een overzicht gegeven van de in 2024 verrichte werkzaamheden. Allereerst wordt ingegaan op de kwaliteit van het ECB-onderzoek, waarna de vijf belangrijkste onderzoeks- en beleidsadviesgebieden worden beschreven, evenals de in de loop van het jaar geboekte vooruitgang, onder meer met onderzoek naar de implicaties van kunstmatige intelligentie. De werkzaamheden van de Research Task Force on Heterogeneity in Macroeconomics and Finance wordt belicht in Kader 6.

ECB-medewerkers hebben in 2024 uitgebreid economisch, monetair en financieel onderzoek verricht en hebben belangrijke inzichten verschaft voor de beleidsvorming, onder meer voor de lopende evaluatie van de monetairbeleidsstrategie. Zo leverde onderzoek op basis van de Consumer Expectations Survey en de Household Finance and Consumption Survey opnieuw zeer relevante bijdragen aan het monetaire beleid.

Beleidsrelevant onderzoek bij de ECB geniet wereldwijde erkenning

De ECB streeft ernaar toonaangevend onderzoek te doen op gebieden die van belang zijn voor het werk van centrale banken. Sinds december 2024 rangschikt RePEc – een centrale index van economisch onderzoek – de ECB als eerste van alle instellingen op het gebied van monetaire economie, met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als tweede en de Board of Governors of the Federal Reserve System als derde. Op het bredere gebied van de macro-economie is de ECB één plek gestegen ten opzichte van 2023, naar de tweede plaats, onder de Harvard University Department of Economics en boven het IMF. Op het gebied van bankieren staat de ECB nu op de eerste plaats, één plek hoger dan in 2023, boven de University of Chicago Booth School of Business en de Bank voor Internationale Betalingen (BIB). Van de centrale banken en soortgelijke instellingen overal ter wereld staat de ECB op de tweede plaats, onder het IMF en boven de Federal Reserve Board, de Federal Reserve Bank of New York en de BIB. In Europa staat de ECB op de derde plaats bij alle disciplines en instellingen, waaronder universiteiten (onder de London School of Economics and Political Science en de Paris School of Economics.

Vijf onderzoeksgebieden in 2024

De in 2024 uitgevoerde onderzoeksprojecten kunnen worden onderverdeeld in vijf brede themagebieden, die alle hebben kunnen profiteren van de input van nationale centrale banken en de samenwerking binnen onderzoeksclusters van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Ten eerste is op het terrein van de vormgeving en de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid onderzoek verricht naar de optimale vormgeving van het monetaire beleid en het nieuwe operationele kader, evenals naar andere belangrijke onderwerpen zoals marktwerking, onderpand en de invloed van monetair beleid op de inflatiedynamiek. Aanzienlijke onderzoeksinspanningen waren gericht op het verdiepen van het inzicht in de zich ontwikkelende monetairbeleidstransmissiemechanismen, onder auspiciën van het onderzoeksnetwerk Challenges for Monetary Policy Transmission in a Changing World (ChaMP). Ten tweede leverden onderzoeksprojecten op het gebied van de economische ontwikkelingen in het eurogebied analyses inzake bedrijven, productiviteit en investeringen, de consumptie van huishoudens en arbeidsmarkten, prijzen en economische bedrijvigheid, en werden tevens nieuwe methoden en technieken ontwikkeld om de prognoses te verbeteren. Ten derde werd op het gebied van de analyse van de wereldeconomie in projecten onderzoek verricht naar het internationale monetaire stelsel, de mondiale financiële markten en handel, mondiale overloopeffecten, de internationale bepalende factoren voor inflatie en de vooruitzichten voor de mondiale groei. Ten vierde is met betrekking tot de integratie en de governance van de Economische en Monetaire Unie (EMU) een groot deel van het onderzoek gericht op de effecten van het begrotingsbeleid op de macro-economie, waaronder de vaststelling van het Next Generation EU-programma (NGEU), de hervorming van het begrotingskader van de EU en de onderlinge verbanden tussen begrotingsbeleid en inflatie, alsook op wisselwerking tussen monetair en begrotingsbeleid. Ten vijfde betroffen de onderzoeksinspanningen op het gebied van financiële stabiliteit, (macro)prudentieel beleid en bankentoezicht de veerkracht van banken en niet-banken, de implicaties van het monetaire beleid voor de financiële markten en de financiële stabiliteit, en de vormgeving en beoordeling van prudentieel beleid. Het onderzoek op het gebied van het bankentoezicht richtte zich met name op de effectiviteit van het toezicht en de impact van klimaatregelgeving op het gedrag van banken. Het onderzoek naar digitale valuta’s van centrale banken (central bank digital currencies) werd in 2024 voortgezet, waarbij de nadruk lag op de implicaties van een breed scala aan ontwerpkenmerken, zoals vergoedingen, saldolimieten en privacy.

Onderzoek naar de implicaties van kunstmatige intelligentie

De snelle ontwikkeling van AI leidde tot aanzienlijke onderzoeksinspanningen bij de ECB om tot een beter inzicht te komen in de gevolgen van AI voor de economie en beleidsvorming. Een terrein dat in 2024 bijzondere aandacht kreeg, was het gebruik van AI-technieken voor economische analyses, zoals economische prognoses en de analyse van de communicatie door centrale banken. Voor het eerste onderzoek is de toepassing van machinelearningtechnieken bij inflatieprognoses onderzocht. Dankzij dergelijke technieken kan in potentie rekening worden gehouden met de specifieke economische dynamiek, zodat in turbulente tijden prognoses kunnen worden verbeterd. Ander onderzoek maakte gebruik van stemmingsindicatoren die zijn afgeleid uit de tekstanalyse van nieuwsberichten, die werd gegenereerd door grote taalmodellen (LLM’s) voor de kortetermijnvoorspellingen van de economische bedrijvigheid.[85] Wat de communicatie door centrale banken betreft, is aan de hand van een door LLM’s opgestelde tekstanalyse onderzocht hoe de verklaringen van de ECB van invloed zijn op de financiële markten, met name in tijden van economische onzekerheid. Dit soort onderzoek biedt inzicht in de wijze waarop de stemming die wordt afgeleid uit de communicatie van centrale banken kan bijdragen tot een beter begrip van de marktverwachtingen ten aanzien van inflatie en rente.[86]

Een update over ECB-publicaties

De onderzoeksproductie bij de ECB bleef in 2024 op een hoog niveau. In totaal hebben medewerkers van de ECB 124 papers gepubliceerd in de Working Paper Series van de ECB en 12 artikelen in het Research Bulletin. Veel van de working papers zijn ook extern in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd.

Kader 6
De Research Task Force on Heterogeneity in Macroeconomics and Finance

Monetairbeleidsinstrumenten zoals de basisrentetarieven van de ECB beïnvloeden de financiële markten en kunnen niet worden toegesneden op specifieke segmenten van de bevolking. Daarom hanteerde de monetairbeleidsanalyse van oudsher een economiebreed perspectief, waarbij wordt onderzocht hoe de besluiten van centrale banken effecten sorteren op de inflatie en op andere geaggregeerde variabelen, zoals het inkomen en de werkloosheid in het gehele eurogebied, en niet op de inflatie, het beschikbare inkomen en de werkloosheidsgraad onder bepaalde bevolkingsgroepen. Dit traditionele perspectief is de afgelopen tien jaar veranderd. De financiële crisis van 2008-2009 en de coronapandemie stimuleerden de belangstelling voor de verdelingseffecten van conjunctuurschommelingen in economische variabelen en in de wijze waarop deze worden bepaald door stabilisatiebeleid, met inbegrip van het monetair beleid. Dankzij gelijktijdig gerealiseerde verbeteringen in rekenmethoden en rekenkracht zijn deze analyses mogelijk.

In 2022 is een nieuwe onderzoekstaskforce in het leven geroepen om de macro-economische implicaties van heterogeniteit tussen economische subjecten in het eurogebied te bestuderen. Een eerste doelstelling van de taskforce was het analyseren van de verdelingseffecten van centralebankbeleid bij huishoudens. Een tweede doelstelling was een beter inzicht te verschaffen in de wijze waarop gedragingen van verschillende huishoudens en bedrijven op elkaar inwerken en zo het geaggregeerde transmissiemechanisme van het monetaire beleid vormgeven, hetgeen mogelijk andere uitkomsten oplevert dan die welke worden aangenomen in het traditionele, geaggregeerde perspectief.

Wat de verdelingseffecten van het monetaire beleid betreft, nam de analyse als uitgangspunt dat verschillende monetairbeleidsinstrumenten, van de basisrentetarieven van de ECB tot grootschalige activa-aankopen, via verschillende transmissiekanalen kunnen werken. Zij kunnen derhalve verschillende effecten sorteren op huishoudens in het eurogebied, afhankelijk van de inkomstenbronnen en vermogen van die huishoudens. De uitkomsten geven aan dat er verschillen bestaan, maar ook dat deze beperkt zijn. Een deel van het onderzoek werpt licht op de heterogene kosten van de inflatiestijging in 2021-2023. Armere huishoudens hadden het zwaarst te lijden onder de koopkrachtvermindering. Uit een opsplitsing naar vermogensbestanddelen blijkt echter dat de welvaartsverliezen vooral voor de gepensioneerden groot waren, als gevolg van de daling van de reële waarde van hun relatief grote bezit aan nominaal vermogen. Al deze analyses waren mogelijk dankzij de beschikbaarheid van enquêtegegevens over huishoudens uit de Household Finance and Consumption Survey van het Eurosysteem.

Onder normale omstandigheden zorgt rekening houden met heterogeniteit voor een verrijkt perspectief op het transmissiemechanisme van het monetair beleid, maar heeft het geen invloed op ramingen van de geaggregeerde invloed ervan in vergelijking met het traditionele, voor de economie als geheel geldende perspectief. Er doen zich echter specifieke situaties voor, zoals wanneer grote schokken aanzienlijke veranderingen veroorzaken in de verdeling van het vermogen, waarin heterogeniteit essentieel wordt voor een realistisch inzicht in de effecten van beleidsbesluiten. Recente gegevens wijzen erop dat heterogeniteit tussen bedrijven in dit opzicht van bijzonder belang kan zijn. Empirisch realistische modellen die de voornaamste kenmerken van de heterogeniteit van huishoudens en bedrijven kunnen reproduceren, vormen dan ook een nuttige aanvulling op de beschikbare reeks monetairbeleidsmodellen.

Een deel van de werkzaamheden van de taskforce is ook gewijd aan het bestuderen van de effecten van macroprudentieel beleid. In het geval van maatstaven zoals de loan-to-income ratio voor woninghypotheken is de heterogeniteit van de huishoudens zelfs van nog groter belang om inzicht te krijgen in beleidsimplicaties, aangezien deze maatstaven naar hun aard slechts betrekking hebben op specifieke categorieën huishoudens.

9 Juridische werkzaamheden en taken

Dit hoofdstuk gaat in op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) ten aanzien van de ECB, informatie over adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving van de verplichting om de ECB te raadplegen over voorgenomen wetsvoorstellen op gebieden waarop zij bevoegd is en het monitoren van naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang door de ECB.

9.1 Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB

Het Gerecht heeft bevestigd dat de ECB toezichthoudende bevoegdheden van algemeen belang uitoefent om de goede werking en de stabiliteit van de markten te verzekeren

In juni 2024 heeft het Gerecht een beroep tot schadevergoeding van aandeelhouders van Banca Carige (T-134/21, Malacalza Investimenti en Malacalza/ECB) afgewezen en verzocht om vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van handelingen van ECB bij de uitoefening van haar functie als prudentieel toezichthouder van de bank tussen 2014 en 2019. In dit arrest heeft het Gerecht met name geoordeeld dat de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden door de ECB een algemeen belang in de goede werking en de stabiliteit van de markten dient. De niet-contractuele aansprakelijkheid van de ECB voor haar handelen en nalaten in verband met de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden is derhalve beperkt, aangezien dit een schending van een rechtsregel zou vereisen die ertoe strekt particulieren rechten toe te kennen. Tegelijkertijd heeft het Gerecht in overeenstemming met de bestaande jurisprudentie erkend dat een schending van algemene rechtsbeginselen – zoals het beginsel van behoorlijk bestuur – kan leiden tot niet-contractuele aansprakelijkheid. In dit geval heeft het Gerecht echter vastgesteld dat er van een schending geen sprake was. Deze zaak vormde de eerste gelegenheid voor het HvJ-EU om de verdienste van een beroep tot schadevergoeding naar aanleiding van toezichtshandelingen van de ECB te beoordelen. Momenteel is een hogere voorziening aanhangig (C-557/24 P, Malacalza Investimenti en Malacalza/ECB).

Het Gerecht bevestigde de juiste toepassing van het Pijler 2-kader door de ECB

In juni 2024 heeft het Gerecht zeven beroepen van onder toezicht staande banken afgewezen[87] tot nietigverklaring van de aftrekmaatregel en het daarmee verband houdende rapportagevereiste die waren opgelegd met betrekking tot de onherroepelijke betalingstoezeggingen die in het kader van hun vooraf te betalen bijdragen aan de nationale depositogarantiestelsels en het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds waren gedaan. De ECB had die maatregelen binnen het Pijler 2-kader opgelegd ter dekking van het risico van overschatting van de kapitaalpositie van de bank, dat werd veroorzaakt door het niet in aanmerking nemen van het economisch verlies als gevolg van de overdracht van het onderpand ter dekking van de onherroepelijke betalingstoezeggingen, dat niet langer kon worden gebruikt om verliezen doorlopend te dekken. De ECB heeft deze maatregelen opgelegd volgens een nieuwe methodologie die rekening houdt met de arresten van het Gerecht van 2020 tot nietigverklaring van besluiten waarbij dezelfde maatregelen werden ingesteld wegens het ontbreken van een individuele beoordeling van de wijze waarop het vastgestelde risico werd beheerst en gedekt door de door de banken getroffen regelingen en het kapitaal en de liquiditeit die zij aanhouden. Die nieuwe ECB-besluiten werden derhalve met een verbeterde motivatie vastgesteld die de individuele beoordeling beter weergaf. Deze zijn door het Gerecht gehandhaafd in de zeven voornoemde arresten, waarin werd bevestigd dat de ECB artikel 16 van de SSM-verordening[88] correct heeft toegepast bij het beoordelen of de banken waren blootgesteld aan een onvoldoende gedekt risico en het opleggen van een maatregel om dit risico te dekken. Vier van de zeven banken hebben hogere voorzieningen ingesteld tegen hun afzonderlijke arresten, die momenteel aanhangig zijn bij het HvJ-EU.

Het Hof van Justitie heeft voor het eerst de bepalingen uitgelegd van een ECB-verordening die verplichtingen inzake statistische rapportage aan financiële instellingen oplegt

In november 2024 heeft het HvJ-EU (Vijfde kamer) uitspraak gedaan in een door het Bundesverwaltungsgericht, de hoogste federale Duitse bestuursrechter, ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing (gevoegde zaken C-758/22 en C-759/22). In deze zaak verzocht de verwijzende rechter om verduidelijking of verscheidene beroepspensioenverenigingen in Duitsland pensioenfondsen waren in de zin van Verordening (EU) 2018/231 van de Europese Centrale Bank van 26 januari 2018 voor wat betreft statistische rapportagevereisten voor pensioenfondsen en derhalve onderworpen zijn aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB. De verzoeksters voerden aan dat zij socialezekerheidsfondsen waren en derhalve niet onderworpen waren aan de rapportageverplichtingen van de ECB. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeksters als pensioenfondsen konden worden ingedeeld, aangezien hun activiteiten voldeden aan vier noodzakelijke criteria voor indeling in deze sector. Kort samengevat: (i) hun functie was het bieden van uitkeringen bij pensionering, overlijden en invaliditeit (ii) ze hadden zelfstandige beslissingsbevoegdheid en beschikten over een volledige boekhouding; (iii) de overgrote meerderheid van hun leden was verplicht om deel te nemen aan de beroepspensioenverenigingen, die hun diensten in beginsel niet aan andere personen mochten verlenen; en (iv) de uitkeringen werden niet door de overheid gewaarborgd en de hoogte ervan hing af van het bedrag aan betaalde premies en van de prestaties van de beroepspensioenvereniging op het gebied van vermogensbeheer. De zaak is van belang omdat zij bevestigt dat de ECB het recht heeft om statistische gegevens te verzamelen over de financiële activiteiten van de verzoeksters als pensioenfondsen. Aangezien pensioenfondsen een belangrijke rol spelen in de economie van het eurogebied, is deze informatie nodig om de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) uit te voeren, met name op het gebied van het monetair beleid.

9.2 Adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving

Krachtens Artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende het functioneren van de Europese Unie moet de ECB worden geraadpleegd over communautaire of nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Alle adviezen van de ECB worden gepubliceerd op EUR-Lex.

Er waren negen gevallen van niet-naleving van de verplichting om de ECB te raadplegen over wetsvoorstellen

Er zijn in 2024 twaalf duidelijke en belangrijke gevallen opgetekend waarin de verplichting tot raadpleging van de ECB met betrekking tot wetsvoorstellen niet werd nageleefd. Vijf gevallen van niet-naleving betroffen rechtshandelingen van de Unie en vier gevallen nationale wetsvoorstellen. De ECB heeft in zeven gevallen adviezen op eigen initiatief uitgebracht. In twee gevallen is een niet-nalevingsbrief verzonden.

Het eerste EU-geval betrof een voorstel van de EU voor een richtlijn inzake alternatieve beleggingsinstellingen (ABI’s). Dit geval wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd omdat het betrekking heeft op de toegang van het ESCB tot gedetailleerde gegevens over de ABI-sector en op de statistische verplichtingen van de ECB ten aanzien van deze sector. Het tweede EU-geval betrof de verordening tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (AMLA). Deze zaak wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd omdat zij bepalingen bevat over de samenwerking tussen de AMLA en de ECB. Het derde geval van de EU had betrekking op de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen. Dit geval wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd vanwege de behoefte van de ECB aan toegang tot energieprestatiecertificaten. Het vierde EU-geval had betrekking op de Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid. Deze zaak wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd vanwege de relevantie ervan voor de beheersing van ecologische, sociale en governancerisico’s (ESG) van banken en de noodzaak om te zorgen voor coördinatie en informatie-uitwisseling tussen alle betrokken autoriteiten.[89] De vijfde EU-zaak had betrekking op de Verordening betreffende de transparantie en integriteit van ESG-ratings. Deze zaak werd als duidelijk en belangrijk beschouwd omdat het de onafhankelijke beoordeling door het Eurosysteem van zijn onderpandvereisten betreft.

Het eerste nationale geval van niet-naleving betreft Bulgaarse wetgeving met betrekking tot Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank). Deze zaak wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd omdat de tijdelijke benoeming van de gouverneur of de vicegouverneurs van de Bulgaarse Nationale Bank als waarnemend minister-president belangrijke vragen oproept met betrekking tot de onafhankelijkheid van de Bulgaarse Nationale Bank. Het tweede geval betreft een Griekse wet waarbij de resterende staatsdeelnemingen in Griekse banken aan een ander overheidsorgaan worden overgedragen. Deze zaak wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd omdat de wet gevolgen heeft voor Griekse kredietinstellingen die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan. Het derde geval betreft een Hongaarse wet die Magyar Nemzeti Bank binnen het toepassingsgebied van de wet inzake cyberbeveiliging brengt. Dit geval wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd gezien de invloed ervan op de onafhankelijkheid van Magyar Nemzeti Bank. Het vierde geval betreft Maltese wetgeving betreffende de bezoldiging van de gouverneur en de vicegouverneurs van de Central Bank of Malta. Deze zaak wordt als duidelijk en belangrijk beschouwd gezien de gevolgen ervan voor de onafhankelijkheid van de Central Bank of Malta.

De ECB heeft 4 adviezen uitgebracht over voorgenomen wetsvoorstellen van de EU

De ECB heeft 4 adviezen uitgebracht over wetsvoorstellen van de EU met betrekking tot (i) betaal- en elektronischgelddiensten, (ii) monetaire overeenkomsten met derde landen die de euro gebruiken, (iii) rapportagevereisten op het gebied van financiële diensten en investeringssteun, en (iv) het kader voor toegang tot financiële gegevens.

De ECB heeft 38 adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen

De ECB heeft 38 adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen Adviezen over nationale wetgeving bestrijken vaak meer dan één onderwerp. De ECB heeft de volgende adviezen uitgebracht:
- tien adviezen over toegang tot contant geld;
- zes adviezen over nationale centrale banken (NCB's);
- vijf adviezen over aangelegenheden in verband met het Internationaal Monetair Fonds;
- vier adviezen over bankbelastingen voor specifieke doeleinden of belastingen op financiële transacties;
- twee adviezen over cyberbeveiliging;
- twee adviezen over internationale sancties;
- één advies over de invoering van de euro;
- één advies betreffende toezicht op het betalingsverkeer;
- één advies met betrekking tot minimumreserveverplichtingen;
- één advies over cryptoactiva;
- één advies betreffende bijstand aan kredietnemers;
- één advies over de afwikkeling van centrale tegenpartijen;
- één advies betreffende de toepassing van lobbyregistratievereisten op de functionarissen van een NCB;
- één advies betreffende het verlenen van noodliquiditeitssteun door een NCB
- één advies betreffende het rapporteren van betalingsstatistieken;
- een advies betreffende een nationale raad voor financiële stabiliteit.

9.3 Naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang

De verbodsbepalingen van de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag werden in het algemeen nageleefd

Krachtens Artikel 271 onder d, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de ECB de taak toe te zien op de naleving, door de nationale centrale banken (NCB’s) van de EU van de verbodsbepalingen zoals uiteengezet in Artikelen 123 en 124 van het Verdrag en Verordeningen (EC) Nr. 3603/93 en 3604/93 van de Raad. Artikel 123 verbiedt de ECB en de nationale centrale banken voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten aan overheden en instellingen of organen van de EU te verlenen, alsmede van hen rechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel 124 verbiedt alle niet op overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maatregelen waardoor overheden en instellingen of organen van de EU bevoorrechte toegang tot financiële instellingen zouden krijgen. Naast de Raad van Bestuur van de ECB ziet de Europese Commissie erop toe of de lidstaten de bovengenoemde bepalingen naleven.

De ECB controleert tevens de door de NCB's van de EU op de secundaire markt verrichte aankopen van schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de binnenlandse overheidssector, de overheidssector van andere lidstaten en door instellingen en organen van de EU. Krachtens de overwegingen van Verordening (EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoop van door de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen op de secundaire markt niet worden gebruikt om het doel van Artikel 123 van het Verdrag te ontwijken.

De voor 2024 door de ECB uitgevoerde controle bevestigde dat de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag in het algemeen werden nageleefd.

De ECB zal de betrokkenheid van Magyar Nemzeti Bank bij de Budapest Stock Exchange op de voet blijven volgen, aangezien de aankoop van een meerderheidsbelang in de Budapest Stock Exchange door Magyar Nemzeti Bank in november 2015 nog altijd kan worden beschouwd als reden tot bezorgdheid over monetaire financiering.

De financiering van verplichtingen van de overheidssector jegens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) door NCB's wordt niet als monetaire financiering beschouwd, mits deze resulteert in buitenlandse vorderingen die alle kenmerken van reserves hebben. De in voorgaande jaren door de Nationale Bank van België en Banque de France via het IMF verstrekte financiële bijdragen voor schuldverlichting voor arme landen met een zware schuldenlast hebben echter niet geleid tot buitenlandse vorderingen en vereisen derhalve corrigerende maatregelen.

De financiering van de Spaanse financiële inlichtingeneenheid (Servicio Ejecutivo de la Comisión de Prevención del Blanqueo de Capitales e Infracciones Monetarias – Sepblac) door de Banco de España is niet verenigbaar met het in artikel 123 neergelegde verbod op monetaire financiering, aangezien Sepblac een overheidsorgaan is. Bijgevolg dienen de regelingen met betrekking tot Sepblac worden herzien om ervoor te zorgen dat het verbod wordt nageleefd.

10 De ECB binnen de EU en in een internationale context

De ECB bleef in 2024 een open dialoog voeren met Europese en internationale tegenhangers. De interactie tussen de ECB en het Europees Parlement vormt de kern van het verantwoordingskader van de ECB. De ECB werkte via reguliere hoorzittingen en correspondentie samen met de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement (ECON). In het kader van haar lopende werkzaamheden betreffende een digitale euro hield de ECB daarnaast extra vergaderingen met ECON. Op internationaal gebied heeft de ECB de dialoog gevoerd met G20-partners, waarbij zij de noodzaak benadrukte om de weerbaarheid van zowel de banksector als de niet-bancaire financiële sector te versterken en de tenuitvoerlegging van overeengekomen G20-routekaarten en Bazel III te bevorderen. De ECB heeft ook bijgedragen aan voor de centrale bank relevante beleidsdiscussies binnen het Internationaal Monetair Fonds (IMF), onder meer met betrekking tot het kredietbeleid van het IMF en de faciliteiten voor opkomende markteconomieën en lage-inkomenslanden.

10.1 De verantwoordingsplicht van de ECB

Verantwoording is een noodzakelijke tegenhanger van onafhankelijkheid

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verleent de ECB onafhankelijkheid om ervoor te zorgen dat zij haar mandaat van prijsstabiliteit zonder politieke inmenging kan vervullen. Deze onafhankelijkheid gaat gepaard met een verplichting om verantwoording voor zijn handelen af te leggen tegenover het Europees Parlement, het orgaan dat de burgers van de Europese Unie vertegenwoordigt. De verantwoordingsmethoden van de ECB op grond van artikel 284, lid 3, van het VWEU voorzien in een wederzijdse dialoog tussen de ECB en het Europees Parlement. Dit stelt de ECB in staat zijn beleid en besluiten uit te leggen en van de zorgen van de gekozen vertegenwoordigers van de burgers kennis te nemen. Bovendien vormt de rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie een aanvulling op het verantwoordingskader van de ECB.

De ECB zette haar contacten met het Europees Parlement voort en knoopte betrekkingen aan met nieuw gekozen vertegenwoordigers

In juni 2024 kozen de EU-burgers een nieuw Europees Parlement, en het Parlement bevond zich tussen eind april en begin juli in reces. Als gevolg daarvan nam de President van de ECB deel aan drie reguliere hoorzittingen van de ECON-commissie – één in februari met de aftredende commissie en twee in de tweede helft van het jaar met de nieuw verkozen leden. De President nam ook deel aan het plenaire debat over het Jaarverslag voor 2022 van de ECB. Deze activiteiten vergemakkelijkten de gedachtewisseling over belangrijke monetairbeleidsbeslissingen en andere centralebankaangelegenheden. De Vice-President presenteerde ook het Jaarverslag voor 2023 van de ECB in april 2022 aan ECON. Bovendien publiceerde de ECB in april haar reactie op het besluit van het Europees Parlement over het Jaarverslag voor 2022.

Gedurende het jaar heeft de ECB twaalf schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement beantwoord. Deze vragen hadden onder meer betrekking op monetair beleid, de economische vooruitzichten, de digitale euro en institutionele aangelegenheden van de ECB. Na de verkiezing van het nieuwe Parlement werd in september een inleidende zitting over de ECB gehouden om de parlementaire medewerkers vertrouwd te maken met de werkzaamheden van de ECB en haar verantwoordingsverplichtingen. In november 2024 nam een delegatie van de ECON-commissie, waarin verschillende nieuwe leden van het Europees Parlement zitting hadden, deel aan het jaarlijkse bezoek aan de ECB in Frankfurt am Main.

De dialoog over de digitale euro werd voortgezet

Gedurende geheel 2024 bleef de ECB nauw samenwerken met het Europees Parlement in de voorbereidingsfase van de digitale euro. Directielid Piero Cipollone nam deel aan twee hoorzittingen van de ECON-commissie om updates te geven over de voortgang van het project rond de digitale euro[90]. Daarnaast werden de voorzitter van ECON en de leden van de commissie op de hoogte gehouden via meldingen van alle belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de digitale euro. De ECB nam ook deel aan evenementen die werden georganiseerd door leden van het Europees Parlement om verschillende aspecten van het project voor de digitale euro toe te lichten.

De steun voor de euro lag in 2024 op recordhoogte

Uit de Standard Eurobarometer-enquête in het najaar van 2024 bleek dat 81% van de respondenten in het eurogebied voorstander is van de gemeenschappelijke munt, wat een nieuw record is. Daarnaast gaf 51% van de respondenten in het eurogebied aan vertrouwen te hebben in de ECB, het hoogste niveau sinds het najaar van 2009 en een stijging van 8 procentpunten ten opzichte van dezelfde periode in 2023. De ECB blijft zich inzetten voor een constructieve dialoog met het Europees Parlement en de burgers in het eurogebied. Door haar besluiten toe te lichten, in te gaan op zorgen van het publiek en een open dialoog te onderhouden streeft de ECB ernaar het vertrouwen te versterken en te zorgen voor de effectieve vervulling van haar verantwoordingsverplichtingen.

10.2 Internationale betrekkingen

G20

Het voorzitterschap van de G20 bevorderde de multilaterale samenwerking ondanks aanzienlijke geopolitieke spanningen

Tijdens het Braziliaanse voorzitterschap van de G20 in 2024 bleef de wereldeconomie, ondanks de afnemende inflatiedruk en de mondiale economische veerkracht, aanzienlijke uitdagingen ondervinden als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne en escalerende conflicten in het Midden-Oosten. Ondanks geopolitieke spanningen heeft het Braziliaanse voorzitterschap met succes de multilaterale samenwerking bevorderd, waarbij overeenstemming werd bereikt over communiqués tijdens de G20-bijeenkomsten van de ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken in juli en oktober, en over de Verklaring van Rio de Janeiro in november. De prioriteiten betroffen met name ongelijkheid, klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, versterking van de rol van multilaterale ontwikkelingsbanken, financiële stabiliteit en internationale samenwerking op belastinggebied. Er is een G20-routekaart voor betere, grotere en effectievere multilaterale ontwikkelingsbanken goedgekeurd. De ECB verwelkomde de erkenning door het Braziliaanse voorzitterschap van de rol van de Raad voor Financiële Stabiliteit (FSB) bij de regulering van de bankensector en de niet-bancaire financiële sector, en benadrukte de noodzaak van de tenuitvoerlegging van (i) de G20-routekaart en de FSB-aanbevelingen voor cryptoactiva; (ii) de G20-routekaart voor grensoverschrijdende betalingen; (iii) Bazel III; en (iv) de FSB-aanbevelingen voor niet-bancaire financiële intermediairs. De ECB benadrukte eveneens het belang van regulering van innovatieve technologieën, zoals kunstmatige intelligentie en tokenisatie, om ervoor te zorgen dat de voordelen ervan worden ondersteund door robuuste regelgevingskaders.

Beleidskwesties in verband met het IMF en de internationale financiële architectuur

De ECB heeft bijgedragen aan IMF-besprekingen over verdere ondersteuning van opkomende markteconomieën en lage-inkomenslanden

De ECB bleef een actieve rol spelen in de besprekingen over het internationale monetaire en financiële stelsel bij het IMF[91] en in andere fora. In 2024 heeft het IMF belangrijke stappen gezet om opkomende markteconomieën en lage-inkomenslanden nader te ondersteunen.

In oktober verwelkomde het IMF een nieuw 25e lid van het College van Bewindvoerders. Samen met twee andere bewindvoerders vertegenwoordigt dit nieuwe lid Afrika bezuiden de Sahara, waarmee de stem en de vertegenwoordiging van deze regio wordt versterkt. Het IMF heeft ook zijn beleid ten aanzien van kosten en toeslagen hervormd, waarmee de leenkosten voor lidstaten in nood aanzienlijk zijn verlaagd, terwijl de eigen financiële capaciteit gewaarborgd blijft. Voor lage-inkomenslanden heeft het IMF de koers uitgezet om de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) op een houdbare leest te schoeien, deels door overeenstemming te bereiken over een pakket van meerjarige beleidshervormingen en financiering om middelen veilig te stellen, zodat het IMF tegen concessionele rentetarieven kan blijven lenen. Bovendien heeft zij haar eerste Interim Review of the Resilience and Sustainability Trust (RST) uitgevoerd. Deze trust helpt lage-inkomenslanden en kwetsbare middeninkomenslanden om hun macro-economische weerbaarheid tegen klimaatverandering en toekomstige pandemieën te versterken en zo bij te dragen aan de toekomstige stabiliteit van de betalingsbalans. De EU-lidstaten en hun centrale banken leveren een belangrijke bijdrage aan zowel de PRGT als de RST. Bijdragen van centrale banken van de EU kunnen alleen worden ingezet als de daaruit voortvloeiende vordering op de trust de status van reserve-activa heeft, hetgeen subsidiebijdragen in de vorm van giften of donaties uitsluit. De ECB bleef ook internationale initiatieven ondersteunen om kwetsbare landen te helpen met de aanpak van toenemende kwetsbaarheden door schulden, met name met betrekking tot de verbetering van het gemeenschappelijk kader voor schuldregelingen (Common Framework for Debt Treatments) van de G20 en het initiatief van de Wereldbank en het IMF ter ondersteuning van om landen met liquiditeitsproblemen waarvan de schuld houdbaar is.

Drie jaar na de laatste algemene toewijzing inzake bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) door het IMF in 2021 hebben de ECB en de nationale centrale banken van het Eurosysteem hun vrijwillige handelsovereenkomsten voor SDR’s (VTA’s) met het IMF herzien.[92] In november concludeerde de Raad van Bestuur van de ECB dat de huidige VTA’s van het Eurosysteem toereikend blijven, met inbegrip van hun handelsvolumes.

Kader 7
Het Huis van de euro: een bruisend eerste jaar vol samenwerking

Wat is het Huis van de euro?

Het Huis van de euro, dat is gevestigd in het hart van de Europese wijk in Brussel, is een gedeelde kantoorruimte die wordt gebruikt door de ECB en zeven nationale centrale banken (NCB’s) van het eurogebied – Deutsche Bundesbank, Central Bank of Ireland, Banco de España, Banque de France, Banca d’Italia, Central Bank of Malta en Banka Slovenije. Daarnaast heeft Hrvatska narodna banka een medewerker gedetacheerd bij het team van de ECB in Brussel om het bereik van het nieuwe kantoor verder uit te breiden. Bovendien werkt de Nationale Bank van België, die in Brussel is gevestigd, nauw samen met het Huis van de euro. Het kantoor is op 9 november 2023 officieel geopend met als doel om de samenwerking tussen de NCB’s te bevorderen en hun zichtbaarheid in Brussel te vergroten.

Een jaar na de opening is het Huis van de euro uitgegroeid tot een bruisend centrum van samenwerking, dialoog en debat tussen centrale bankiers en belangrijke belanghebbenden in Brussel. De medewerkers van de ECB en de NCB’s werken in het Huis van de euro samen om kennis uit te wisselen en de standpunten van het Eurosysteem over te brengen aan beleidsmakers, denktanks, vertegenwoordigers uit de particuliere sector en de media. Ook ondersteunen zij leden van de Raad van Bestuur van de ECB en van het Eurosysteem bij hun contacten in Brussel.

Het Huis van de euro geeft invulling aan de ambitie om contact te onderhouden met belanghebbenden over onderwerpen die verband houden met EU-beleid die van belang zijn voor het Eurosysteem. Met de evenementen die in het Huis van de euro worden georganiseerd, kunnen de ECB en de deelnemende NCB’s een breder publiek bereiken en kunnen ze met belanghebbenden van gedachten wisselen. Deze onderwerpen die tijdens deze evenementen de revue passeerden, zijn onder meer het monetair beleid van de ECB, de digitale euro, de kapitaalmarktenunie, klimaatverandering en de impact van digitalisering.

Hoogtepunten 2024

Een belangrijke gebeurtenis was een rondetafelgesprek op hoog niveau over de digitale euro, een belangrijk project om de monetaire soevereiniteit van Europa veilig te stellen nu onze economie steeds digitaler wordt. In september kwamen ECB-Directielid Piero Cipollone en toenmalig EU-commissaris Mairead McGuinness samen met vertegenwoordigers van consumenten-, handels- en bankverenigingen om de voordelen van een digitale euro te bespreken. Dit evenement onderstreepte de inzet van de ECB om in het kader van het project voor de digitale euro met alle belanghebbenden contact te onderhouden.

In het Huis van de euro zijn eveneens toespraken en besprekingen gehouden over de economische vooruitzichten, het monetaire beleid en de structurele uitdagingen in het eurogebied. In maart gaf de heer Cipollone zijn inaugurele monetairbeleidstoespraak in het Huis van de euro. Gedurende het hele jaar gaven medewerkers van de ECB regelmatig presentaties om de Brusselse gemeenschap te informeren over de monetairbeleidskoers van de ECB en de economische vooruitzichten voor het eurogebied. Daarnaast organiseerden de ECB en het IMF in mei en november gezamenlijke evenementen waarbij de deelnemers de economische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd en de inspanningen ter ondersteuning van innovatie, investeringen en productiviteit konden bespreken.

De ECB en de NCB’s hebben gedurende het jaar ook bij verscheidene speciale evenementen in het Huis van de euro samengewerkt. Eén daarvan was gericht op de kapitaalmarktenunie – een onderwerp dat voor het Eurosysteem van groot belang is. In juni 2024 hebben sprekers op hoog niveau van de ECB en de NCB’s de noodzaak besproken om snel vooruitgang te boeken en concrete stappen te zetten om de kapitaalmarktenunie te voltooien. Daarbij belichtten zij prioritaire gebieden zoals het tot stand brengen van betere praktijken voor retailbeleggers en de ontwikkeling van de securitisatiemarkt in de EU. Twee andere evenementen, die gezamenlijk werden georganiseerd door de ECB en de deelnemende NCB’s, waren gericht op de groei van grote technologiebedrijven in de financiële sector en op niet-bancaire financiële intermediairs.

2025 en daarna

Het Huis van de euro blijft zich inzetten om contact te blijven onderhouden met de belangrijkste belanghebbenden in Brussel om de standpunten van het Eurosysteem over te brengen en relevante informatie te verzamelen voor besluitvormers van het Eurosysteem. Dit eerste jaar heeft de waarde bewezen van samenwerking tussen de ECB en de NCB’s in het veld in Brussel en belooft veel goeds voor de toekomst.

11 Goed bestuur en sociale en ecologische duurzaamheid aanmoedigen

De ECB voert belangrijke werkzaamheden uit om ecologische, sociale en bestuurlijke (Environmental, Social, Governance – ESG) kwesties aan te pakken. Als openbare instelling legt de ECB verantwoording af aan de burgers van de Europese Unie (EU) en hun verkozen vertegenwoordigers. Deze verantwoordelijkheid omvat doeltreffend communiceren en interageren met diverse doelgroepen, het naleven van de hoogste ethische normen en transparantieregels, het empoweren van werknemers en het bevorderen van hun welzijn, en het beoordelen van klimaat- en milieueffecten en -risico’s. In 2024 werden verschillende mijlpalen van het klimaat- en natuurplan van de ECB bereikt.

11.1 Updates over ecologische, sociale en bestuurlijke kwesties

De ECB zette haar werkzaamheden op het gebied van ecologische, sociale en bestuurlijke thema’s in 2024 voort

Dit overzicht van belangrijke ESG-ontwikkelingen in 2024 wordt aangevuld door andere delen van dit jaarverslag en aanvullende informatie die beschikbaar is op de website van de ECB (Tabel 11.1).

In Paragrafen 11.2 en 11.3 wordt uiteengezet hoe de ECB in 2024 belangrijke initiatieven heeft genomen om haar governancekaders als Europese instelling voortdurend te verbeteren en transparantie en interactie met de burgers te bevorderen. In Paragraaf 11.2 wordt toegelicht hoe de ECB nauw samenwerkt met vergelijkbare instellingen op Europees en internationaal niveau om ethiek, integriteit en goed gedrag te versterken en daarmee ook in te spelen op de toegenomen publieke belangstelling voor deze thema’s. In Paragraaf 11.3 worden de initiatieven beschreven die de ECB heeft genomen om haar bereik te verruimen en haar transparantie en toegankelijkheid voor het publiek te vergroten. In Paragraaf 11.4 wordt een overzicht gegeven van het personeelsbeleid en gegevens over de wijze waarop de ECB een open werkcultuur stimuleert en loopbaanontwikkeling bevordert, alsook updates over de inspanningen op het gebied van diversiteit en inclusie, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen van 2024 worden besproken. In Paragraaf 11.5, ten slotte, worden de werkzaamheden van de ECB behandeld op het vlak van klimaat en milieu en wordt nadere informatie verschaft over meer gespecialiseerde publicaties op dit gebied.

Klimaatrisico’s worden steeds vaker geïntegreerd in het algemene risicobeheerkader

ESG-risico’s worden beoordeeld als onderdeel van het risicobeheerkader voor financiële en niet-financiële risico’s van de ECB. Dit wordt beschreven in het hoofdstuk over risicobeheer in de Jaarstukken van de ECB 2024. Een component van dit kader is de klimaatstresstest op de balans van het Eurosysteem[93], waarbij de ECB de gevoeligheid van het financiëlerisicoprofiel van het Eurosysteem voor klimaatverandering beoordeelt. De klimaatstresstest werd voor het eerst uitgevoerd in 2022 en is sindsdien een regelmatige oefening geworden. In 2024 vond een nieuwe test plaats.

11.2 Ethiek en integriteit versterken

Het Bureau voor Compliance en Governance (Compliance and Governance Office – CGO) van de ECB is verantwoordelijk voor het opstellen van regels inzake ethiek en governance volgens de hoogste gedragsnormen en voor het toezicht op de naleving van deze regels.

Het ethiek- en compliancecomité organiseerde thematische sessies over goed gedrag, die werden bijgewoond door talrijke tegenhangers

Om de nationale centrale banken en nationale bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van de Ethische Richtsnoeren, verstrekte het ethiek- en compliancecomité (Ethics & Compliance Committee) in 2024 advies over kwesties in verband met beperkingen op financiële privétransacties en belangenconflicten met betrekking tot externe activiteiten en onbetaald verlof. Om de voordelen en inzichten die voortvloeien uit een verscheidenheid aan perspectieven zoveel mogelijk te benutten, organiseerde de Commissie daarnaast thematische sessies met externe sprekers, die werden bijgewoond door deelnemers van zo’n 50 verschillende openbare instellingen en organisaties. Ter gelegenheid van de Global Ethics Day lanceerde de Commissie een banner met de tekst “Ethiek: ons gemeenschappelijk kompas” in alle officiële talen van de EU, waarmee de gezamenlijke inzet werd benadrukt.

De ECB ondertekende de overeenkomst tot oprichting van het ethiekorgaan van de EU en was actief betrokken bij de werkzaamheden van het ENMO

Op Europees niveau werkte de ECB, samen met andere Europese instellingen, aan de goedkeuring van een interinstitutioneel akkoord tot oprichting van het ethiekorgaan van de EU. De ondertekening van het akkoord is een belangrijke verwezenlijking en draagt bij aan de bevordering van een gemeenschappelijke cultuur van goed gedrag tussen de Europese instellingen. Op internationaal niveau was de ECB actief betrokken bij het delen van kennis en best practices binnen het wereldwijde Ethics Network of Multilateral Organizations (ENMO), zowel via haar rol als vicevoorzitter van het netwerk als via haar bijdragen aan vergaderingen, werkgroepen en de jaarlijkse conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie, waardoor de mondiale samenwerking wordt versterkt.

Het bewustzijn over ethiek en integriteit in stand houden, bleef in 2024 een topprioriteit. Naast programma’s voor nieuwkomers legde het CGO de nadruk op de organisatie van opleidingen die zijn ontworpen voor en afgestemd op specifieke bedrijfsfuncties, evenals opfrissessies over de regels die van toepassing zijn op financiële privétransacties. Ter gelegenheid van de Global Ethics Day werden er ook verschillende outreach-initiatieven georganiseerd, waaronder stands en een quiz voor alle ECB-medewerkers. Het CGO zette zijn digitaliseringsinspanningen voort om de toegang van medewerkers tot ethisch advies te vereenvoudigen, bijvoorbeeld via mobiele apparaten van de ECB. Bovendien is het proces gedigitaliseerd waarmee hoge ambtenaren van de ECB belangenverklaringen kunnen indienen, waardoor dit sneller en vlotter verloopt.

De initiatieven om het bewustzijn te vergroten en de voortdurende inspanningen om intuïtieve digitale tools te ontwikkelen, leidden tot een aanzienlijke stijging van het aantal verzoeken om ethisch advies, van 2.767 in 2023 tot 3.070 in 2024 (Grafiek 11.1). De door het CGO in 2024 georganiseerde jaarlijkse nalevingscontroles bevestigden opnieuw dat de ECB-medewerkers en hoge functionarissen de regels voor financiële privétransacties over het algemeen naleven.

Grafiek 11.1

Overzicht van de in 2024 ontvangen adviesaanvragen van medewerkers van de ECB

Bron: ECB.

Het Ethisch Comité ondersteunt en adviseert hoge ambtenaren van de ECB over ethische kwesties

Het onafhankelijk Ethisch Comité van de ECB vormt – samen met het Auditcomité van de ECB – een aanvulling op de governancestructuur van de ECB. Het adviseert hoge ambtenaren van de ECB over ethische kwesties, vooral met betrekking tot privéactiviteiten en beroepswerkzaamheden na het verlaten van de ECB, en beoordeelt hun belangenverklaringen. Daarnaast volgt het Comité de Europese en internationale ontwikkelingen op het gebied van ethiek en goed gedrag. In 2024 onderzocht het de naleving van de regels inzake financiële privétransacties door hoge ambtenaren van de ECB via de belangenverklaringen en bracht het 34 adviezen uit over uiteenlopende onderwerpen, zoals tien adviezen over beperkingen na beëindiging van het dienstverband (een aantal van deze adviezen bevatte aanbevelingen over de inachtneming van afkoelingsperioden). De adviezen van het Ethisch Comité worden zes maanden na hun uitgiftedatum gepubliceerd op de website van de ECB.

11.3 Communicatie en transparantie inzake het ECB-beleid

Duidelijke communicatie is essentieel om de verwachtingen van deskundigen en het publiek met succes te sturen

Terwijl de inflatie in 2024 verder daalde, en in 2025 richting de doelstelling van 2% gaat, werd het beleid van de ECB gesteund door stabiele inflatieverwachtingen. Onderzoek toont steeds vaker aan dat de verwachtingen van consumenten en bedrijven minstens even belangrijk zijn als die van financiële markten voor de transmissie van het monetair beleid. Om die verwachtingen met succes te sturen, moet de ECB duidelijk, consistent en begrijpelijk communiceren.

Er werden gezamenlijke inspanningen geleverd om de eerste renteverlaging in juni 2024 te verklaren

2024 werd gekenmerkt door een kentering in de beleidsrentecyclus. De eerste renteverlaging in juni 2024 ging gepaard met een gecoördineerde communicatiecampagne om het besluit en de vooruitzichten voor de economie toe te lichten. Deze campagne omvatte opiniestukken van de President die in verschillende mediakanalen over heel Europa verschenen (en ook werden gepubliceerd als een ECB-blogpost over de redenen voor de renteverlaging), evenals tv- en radio-interviews door leden van de Directie. Een explainer over wat de renteverlagingen betekenen voor mensen in hun dagelijkse leven werd in alle EU-talen beschikbaar gesteld en verspreid via de socialemediakanalen van de ECB.

Een groter bereik

Het ECB-beleid werd besproken op de kanalen met het grootste bereik

De stijgende prijzen werden tijdens de afgelopen inflatiegolf een zeer belangrijk onderwerp voor de mensen in Europa en riepen veel vragen en bezorgdheden op. De ECB bleef haar acties aan het publiek uitleggen. Uit onderzoek blijkt dat de meeste Europeanen nog steeds op tv en radio over de ECB horen – terwijl steeds meer mensen ook via onlinenieuws worden bereikt. De beleidsmakers van de ECB richtten zich daarom op tv, sociale media en algemene nieuwsmedia als kanalen om toe te lichten wat het beleid van de ECB inhoudt en hoe het zorgt voor prijsstabiliteit in het belang van iedereen.

Er werden nieuwe formats verkend om het publiek te bereiken

Er werden nieuwe formats verkend, zoals een tv-documentaire ‘achter de schermen’ over hoe beslissingen worden genomen, met persoonlijke inzichten over de werking van de ECB. Om een directe band te creëren met de mensen in de landen van het eurogebied, combineerden ECB-beleidsmakers officiële bezoeken vaak met momenten om met burgers in gesprek te gaan, bijvoorbeeld op een lokale boerenmarkt of op scholen en universiteiten. Er werd een bijzondere inspanning geleverd om mensen te bereiken die doorgaans weinig horen over het beleid van de centrale bank. Zo verscheen President Lagarde in een bekende tv-comedyshow om op een eenvoudige en toegankelijke manier uit te leggen wat de ECB doet om de prijzen onder controle te houden, hoe kunstmatige intelligentie de economie beïnvloedt en hoe om te gaan met grotere economische onzekerheid.

ECB-beleidsmakers bezochten bedrijven

Om het verband tussen het monetair beleid en de reële economie tastbaar te maken, bezochten ECB-beleidsmakers bedrijven in verschillende landen van het eurogebied – bijvoorbeeld het kwantumcomputinglaboratorium Pasqal in Frankrijk, de technologie- en dienstenleverancier Bosch in Duitsland en de haven van Rotterdam in Nederland. Deze bezoeken zijn niet alleen gelegenheden om te bespreken hoe het ECB-beleid de economie en de bedrijven beïnvloedt. Ze helpen beleidsmakers ook om een beter inzicht te krijgen in de economische uitdagingen waarmee bedrijven worden geconfronteerd – zoals de impact van regelgeving en technologie op de productiviteit, de moeilijkheden om goed opgeleide werknemers te vinden of de vereisten van de groene transitie.

De ECB bleef betrokken bij de lokale gemeenschap in Frankfurt en de Rijn-Main-regio

De ECB zette haar inspanningen voort om een goede institutionele burger van Frankfurt am Main te zijn en rechtstreeks in contact te treden met de lokale gemeenschap. In 2024 opende de ECB opnieuw haar deuren voor bezoekers tijdens het jaarlijkse ‘Night of the Museums’-festival. Ze nam ook deel aan de lokale Europafest-activiteiten op de Dag van Europa (9 mei), met een drukbezochte stand, en samen met het Frankfurt Radio Symphony organiseerde ze een zeer succesvol Europa OpenAir-concert nabij de ECB-gebouwen, dat werd bijgewoond door ongeveer 17.000 mensen.

Petra Hielkema, voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, Philip R. Lane, lid van de Directie van de ECB en Joachim Nagel, president van de Deutsche Bundesbank, in gesprek met lokale burgers bij de ECB-stand tijdens het Europafest op 9 mei 2024.

De ECB toegankelijker maken

Het publiek wil de ECB nog steeds graag van binnenuit leren kennen

In de loop van het jaar verwelkomde het Bezoekerscentrum van de ECB in totaal 21.325 bezoekers, van wie er 12.798 deelnamen aan rondleidingen en 8.527 aan lezingen. Gezien de grote belangstelling van het publiek voor de architectuur van het hoofdgebouw van de ECB, werden in juli 2024 opnieuw architecturale rondleidingen georganiseerd, die werden bijgewoond door 1.040 bezoekers. Dit is slechts een fractie van het aantal geïnteresseerden, maar het aantal plaatsen per rondleiding is beperkt door capaciteitsrestricties.

Er zijn nieuwe digitale kanalen beschikbaar gesteld aan het publiek

Om de toegang tot de ECB en haar beleid – ook online – te vergemakkelijken, heeft de ECB de structuur van haar websites vernieuwd met een gebruikersgerichte aanpak, zodat informatie gemakkelijker te vinden is. Daarnaast werd een nieuw WhatsApp-kanaal gelanceerd om nieuwe doelgroepen te bereiken. Dit kanaal biedt nieuws, quizzen en andere interactieve inhoud en had eind 2024 meer dan 90.000 abonnees. De ECB zette ook haar inspanningen voort om technologie in te zetten om de begrijpelijkheid van haar informatie te vergroten. Daartoe wordt een AI-gebaseerde tool ontwikkeld om de schrijfstijl te verbeteren en wordt meer meertalige inhoud aangeboden met behulp van eTranslation, de machinevertaaldienst van de Europese Commissie.

Verjaardagen zijn een gelegenheid om de aandacht van het publiek te vestigen op het werk van de ECB

Speciale dagen en verjaardagen bieden de gelegenheid om de aandacht van het publiek te vestigen op de ECB en haar werk, om uit te leggen wat ze doet en hoe haar werk mensen beïnvloedt. In 2024 vierde het Europees bankentoezicht zijn tiende verjaardag. Ter gelegenheid hiervan werd de tentoonstelling over bankentoezicht in het Bezoekerscentrum van de ECB geactualiseerd en uitgebreid. Het afgelopen jaar bestond ook de ECB-podcast vijf jaar, wat werd gevierd met een speciale #AskECB-aflevering waarin vragen van burgers werden beantwoord. Daarnaast bereikte het LinkedIn-kanaal van de ECB 500.000 volgers.

Het aantal verzoeken om toegang van het publiek nam licht toe ten opzichte van 2023 en er was blijvende belangstelling voor documenten over institutionele onderwerpen

De regeling van de ECB voor publieke toegang speelt een cruciale rol in haar transparantiebeleid. Deze regeling bevordert de openheid en versterkt de democratische legitimiteit van de ECB door een zo ruim mogelijke toegang tot ECB-documenten te bieden en tegelijkertijd de onafhankelijkheid en de goede werking van de ECB te beschermen.

Het aantal verzoeken om toegang van het publiek tot ECB-documenten nam in 2024 licht toe (74 verzoeken) ten opzichte van 2023 (73 verzoeken). De verzoeken hadden opnieuw betrekking op een breed scala aan onderwerpen in verband met institutionele en bestuurlijke aspecten en aangelegenheden op het gebied van centraal bankieren en toezicht. Net als in 2023 betrof het grootste aantal verzoeken documenten over institutionele aangelegenheden zoals aanbestedingen. In lijn met het streven van de ECB naar transparantie zijn de documenten die werden vrijgegeven naar aanleiding van verzoeken om toegang van het publiek doorgaans beschikbaar gesteld via het Openbaar register van documenten van de ECB. Bovendien is het overzicht van de onderwerpen die aan bod komen in de door de ECB ontvangen verzoeken om toegang tot documenten voor 2024 bijgewerkt.

Om het bewustzijn te vergroten over het juridische kader voor de toegang tot documenten en om een cultuur van transparantie binnen de instelling te stimuleren, organiseerde de ECB outreach-initiatieven voor alle ECB-medewerkers op de Internationale dag voor universele toegang tot informatie (International Day for Universal Access to Information), die door UNESCO is uitgeroepen.

De Europese Ombudsman heeft geen gevallen van wanbeheer vastgesteld bij de behandeling door de ECB van verzoeken om toegang van het publiek.

11.4 Onze mensen empoweren om uit te blinken voor Europa

Onze werkplek wordt vormgegeven door en voor mensen

In 2024 bleef de ECB prioriteit geven aan inspanningen om een open werkcultuur en een dynamische, inclusieve en ondersteunende werkplek te bevorderen waar elke medewerker kan uitblinken. Ze voerde verschillende initiatieven in om het welzijn, de loopbaanontwikkeling en de diversiteit en inclusie (D&I) te verbeteren. De ECB is ook gestart met de transitie naar dynamische werkplekken, een nieuw ontwerp van onze kantoorruimtes dat het veranderende landschap van hybride werk – telewerk en kantoorwerk – weerspiegelt. Nieuwe beleidsmaatregelen, zoals volledig betaald bijzonder ouderschapsverlof en meer verlof voor mantelzorgers, benadrukken het streven van de ECB naar een rechtvaardige omgeving. Er werd een Career Portal gelanceerd om de ontwikkeling van het personeel te ondersteunen, met mogelijkheden voor mobiliteit (waarbij medewerkers intern van baan kunnen veranderen) en mentorschap. De nadruk op D&I blijkt uit de ambitieuze genderdoelstellingen en initiatieven die betrekking hebben op de verschillende aspecten ervan. Met deze inspanningen wil de ECB een werkplek creëren waar alle werknemers zich gewaardeerd en gesterkt voelen om zo goed mogelijk bij te dragen aan de toekomst van Europa.

Werkcultuur en -omstandigheden

De ECB stapt over op dynamische werkplekken

De ECB verandert haar werkplekken om zich aan te passen aan een hybride model van telewerk en kantoorwerk. In 2024 zette ze de eerste stappen naar de invoering van dynamische werkplekken, waaronder desksharing, om flexibiliteit, inclusie en samenwerking te bevorderen en tegelijkertijd het gebruik van de kantoorruimte te optimaliseren. De betrokkenheid van werknemers is essentieel om een werkomgeving te creëren die de verscheidenheid van individuen en manieren van werken ondersteunt. Sommige teams hebben hun nieuwe ruimtes al ontworpen en zullen deze in 2025 betrekken.

Er is nieuw bijzonder verlof voor ouders, naast het bestaande ouderschapsverlof, en uitgebreid bijzonder verlof voor mantelzorgers

De ECB voerde vanaf 1 januari 2025 een bijzonder verlofbeleid in voor ouders van kinderen die vanaf deze datum zijn geboren of geadopteerd. Zij kunnen gedurende de eerste drie jaar na de geboorte of adoptie 40 dagen extra betaald verlof opnemen. Door middel van een overgangsmaatregel worden 20 dagen toegekend voor kinderen die vanaf augustus 2022 zijn geboren of geadopteerd. Het bijzondere verlof voor mantelzorgers is verhoogd tot tien dagen per jaar. Met deze aanvullingen op de bestaande voordelen wordt de inzet van de ECB voor een evenwicht tussen werk en privéleven en gendergelijkheid onderstreept en een inclusieve werkplek gestimuleerd.

Bij de follow-up van de personeelsenquête werd prioriteit gegeven aan welzijn en een speak-upcultuur

De ECB bleef prioriteit geven aan het luisteren naar medewerkers om hun behoeften beter te begrijpen. Op basis van de feedback uit enquêtes heeft de ECB initiatieven genomen om het welzijn te verbeteren en de cultuur te versterken waarin problemen vrijuit kunnen worden aangekaart. Zo hielpen focusgroepen om inzicht te krijgen in de onderliggende oorzaken van welzijnsuitdagingen en om er oplossingen voor te vinden, werd met communicatiecampagnes het bewustzijn over flexibele werkopties vergroot en werden medewerkers en managers aan de hand van workshops in staat gesteld om onverantwoord gedrag aan te pakken.

Om een respectvolle werkplek te bevorderen, herzag de ECB de rapporterings-, onderzoeks- en tuchtprocedures

Voorts werd het kader voor de behandeling van wangedrag op het werk in alle organisatie-eenheden herzien, met als doel de procedures duidelijker en efficiënter te maken en voor een betere bescherming en ondersteuning te zorgen.

De nieuwe GSA-methodologie werd goedgekeurd

De herziening van de methodologie voor algemene salarisaanpassingen (General Salary Adjustment – GSA) werd in 2024 afgerond. Met deze methodologie wordt bepaald hoe de salarissen van de ECB jaarlijks worden aangepast. De nieuwe aanpak is gebaseerd op door Eurostat gepubliceerde gegevens, waardoor de transparantie en objectiviteit worden gewaarborgd.

Talent- en loopbaanontwikkeling

Het Career Portal werd gelanceerd

Loopbaanontwikkeling is een prioriteit bij de ECB en in 2024 werd een belangrijk initiatief gelanceerd, het nieuwe Career Portal. Dit fungeert als een centraal punt waar medewerkers mogelijkheden zoals mobiliteit en mentorschap kunnen ontdekken. Het Career Portal biedt ook een nieuwe optie waarmee medewerkers binnen de organisatie mensen kunnen zoeken met wie ze van baan kunnen ruilen, zodat ze horizontale bewegingen kunnen maken, hun vaardigheden kunnen uitbreiden en hun professionele netwerken kunnen uitbouwen. In 2025 zullen nieuwe mogelijkheden aan het Career Portal worden toegevoegd, zoals de mogelijkheid om via jobshadowing het werk van een collega te leren kennen. In de eerste zes weken na de lancering maakten 1.207 medewerkers gebruik van het Career Portal.

Medewerkers van de ECB maakten gebruik van mobiliteitsmogelijkheden

Wat betreft mobiliteit werden in 2024 in het kader van de zesde editie van het Schumanprogramma 39 projecten aangeboden als detacheringsmogelijkheden, die de uitwisseling van medewerkers tussen de ECB, de nationale bevoegde autoriteiten (NCA's) en de nationale centrale banken (NCB’s) mogelijk maakten. ECB-medewerkers namen ook verder deel aan uitwisselingen met verschillende NCA’s en Europese instellingen, als onderdeel van een specifiek uitwisselingsprogramma voor het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism – SSM). Eind 2024 waren er zeven uitwisselingsovereenkomsten met vier NCA’s (de Banca d’Italia, De Nederlandsche Bank, de Banco de España en de ACPR) en drie agentschappen (de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, de Europese Investeringsbank en de Europese Autoriteit voor effecten en markten).

Het opleidingsprogramma was gericht op AI, klimaatrisico’s en leiderschap

Onze werkomgeving verandert en stelt ons steeds sneller voor nieuwe uitdagingen. Vaardigheden ontwikkelen en nieuwe vaardigheden verwerven, is van cruciaal belang voor zowel de persoonlijke groei als het succes van de organisatie. Het opleidingsprogramma van 2024 was gericht op artificiële intelligentie (AI), klimaatrisico’s en leiderschap. Op het gebied van AI lag de focus op het vergroten van het bewustzijn en het wekken van de interesse: werknemers werden aangemoedigd om te ontdekken wat AI is en om te beginnen te experimenteren met technologieën en tools. Dankzij een opleidingsprogramma over klimaatrisico’s kregen werknemers binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en het SSM inzicht in de gevolgen voor het financiële stelsel. Initiatieven op het vlak van leiderschapsontwikkeling omvatten een 360-gradenfeedbackoefening voor alle managementniveaus en, voor het eerst, een specifiek ontwikkelingsprogramma voor teamleiders.

Diversiteit en inclusie

De ECB bleef diversiteit en inclusie bevorderen

Bij de ECB vergt het bevorderen van een cultuur van diversiteit, inclusie en verbondenheid collectieve inspanningen. Onze D&I-‘executive sponsors’ bieden leiderschapsondersteuning en geven het onderwerp meer gewicht, terwijl D&I-ambassadeurs D&I binnen de organisatie-eenheden promoten, naast zes D&I-netwerken die de stem van ondervertegenwoordigde groepen versterken. De D&I-adviseur en het HR-team bundelen deze inspanningen door een D&I-benadering te verankeren in de beleidsvorming en een open dialoog binnen de bank mogelijk te maken. Om onze collectieve D&I-ervaring en -kennis te benutten, komt een D&I-netwerk van het ESCB en SSM regelmatig bijeen, waardoor onze instellingen beter op elkaar kunnen worden afgestemd en steeds betere resultaten kunnen leveren voor de burgers die de ECB dient.

Uitbreiding van D&I-aspecten en intersectionaliteit stonden hoog op de agenda

Met het oog op gendergelijkheid voerde de ECB ambitieuze genderdoelstellingen en bijbehorende maatregelen in. In 2024 was 33,3% van de medewerkers op managementniveau (salarisschalen I-L) en 37,3% op seniormanagementniveau (salarisschalen K-L) vrouw, wat 0,7 procentpunt lager lag dan de doelstellingen voor het management en het senior management. Met betrekking tot de samenstelling van het management is er de afgelopen tien jaar aanzienlijke vooruitgang geboekt. Toch blijft het een uitdaging om de kloof op deskundigenniveau (salarisschalen F/G-G) en op teamleiderniveau (salarisschaal H) te dichten (Figuur 11.1), wat de noodzaak onderstreept om genderevenwicht hoog op onze strategische agenda te houden.

In 2024 ging het niet alleen om het ondersteunen van vrouwen, maar ook om het betrekken van mannen aan de hand van een specifieke reeks lezingen over gendernormen, mannelijkheid en vaderschapsverlof. Om een omgeving te scheppen en in stand te houden waarin alle individuele achtergronden, ervaringen en vaardigheden worden gewaardeerd, werden er verscheidene workshops gehouden over inclusief gedrag en leiderschap, LGBT+-inclusie, afkomst, etniciteit en verbondenheid.

Ter gelegenheid van de Europese maand van de diversiteit in 2024 lanceerde de ECB een mentoringprogramma en focusgroepen voor medewerkers uit etnische minderheden

De ECB wijdde de Europese maand van de diversiteit in 2024 aan afkomst en etniciteit, waarbij ze met externe deskundigen samenwerkte en een mentoringprogramma en focusgroepen opzette voor medewerkers uit etnische minderheden. De inzichten over de sterke punten en verbeterpunten vormden de basis voor een pilotworkshop voor managers over raciale inclusie.

Figuur 11.1

Onze mensen in een oogopslag

1) Per 31 december 2024.
2) Dit betreft alleen vaste medewerkers en medewerkers met een overeenkomst voor bepaalde tijd.
3) De methodologie om het genderaandeel te rapporteren, is verfijnd na de laatste gegevensextractie voor het Jaarverslag 2023 van de ECB. Bij vergelijkingen met eerdere gegevens moet dus rekening worden gehouden met deze methodologische wijzigingen.
4) Inclusief 59 deelnemers aan het Graduate Programme.
5) Werknemers die gedetacheerd zijn door een nationale centrale bank van het Europees Stelsel van Centrale Banken, Europese overheidsinstellingen en agentschappen of internationale organisaties.
6) Verwijst naar een permanente of tijdelijke horizontale beweging tussen afdelingen of organisatie-eenheden.
7) Verwijst naar een permanente of tijdelijke beweging naar een hogere salarisschaal, al dan niet met een wervingscampagne.
8) Betreft alleen vaste medewerkers en medewerkers met een omzetbaar contract voor bepaalde tijd.
9) De tabel toont de aandelen van de ECB-medewerkers en -trainees naar nationaliteit, waarbij personeelsleden met meerdere nationaliteiten worden meegeteld voor elke nationaliteit die zij opgeven. De aandelen worden verkregen door de verhouding te berekenen tussen het aantal personen van elke nationaliteit en het totale aantal nationaliteiten (alleen EU). De landen worden gerangschikt in alfabetische volgorde van de landennamen in de respectieve nationale talen.

11.5 Voortgang van de werkzaamheden op het gebied van milieu- en klimaatuitdagingen

De ECB moet inzicht krijgen in de gevolgen van de klimaatverandering en de groene transitie voor de economie en de financiële sector

Uit de recente vorderingen op het gebied van klimaateconomie en -modellen blijkt dat de kosten van een onverminderde klimaatverandering aanzienlijk hoger zijn dan werd aangenomen. Dit is deels te wijten aan onvoldoende vooruitgang in de beperking van de klimaatverandering. Een tijdige transitie naar een groenere economie zou aanzienlijk minder kosten met zich brengen.[94] De jaarlijkse mondiale koolstofemissies bevinden zich nu op een historisch hoogtepunt en wetenschappers verwachten dat de opwarming van de aarde deze eeuw 2,6-2,8 °C boven het niveau van vóór de industrialisering zal uitkomen, zelfs als de huidige beleidstoezeggingen worden nagekomen. Dit is veel hoger dan de limiet van 1,5 °C die in het Klimaatakkoord van Parijs is vastgelegd.[95] De risico’s van een warmere planeet en een te late transitie nemen dan ook toe. Daarnaast treft de aantasting van de natuur de economie en leidt dit tot financiële risico’s. Klimaat en natuur zijn met elkaar verbonden en de ECB moet inzicht krijgen in de gecombineerde invloed ervan op de economie en de financiële sector om haar mandaat effectief te kunnen vervullen.

In 2024 werkte de ECB verder aan haar klimaat- en natuurplan voor 2024-2025. Deze werkzaamheden worden gecoördineerd door het Centrum Klimaatverandering (Climate Change Centre – CCC) van de ECB en uitgevoerd in samenwerking met interne belanghebbenden en de relevante comités en klimaatfora van het Eurosysteem. Het plan bouwt voort op resultaten uit het verleden en bevat de visie van de ECB over hoe de gevolgen van de klimaatverandering en de aantasting van de natuur binnen haar mandaat moeten worden aangepakt. Naast de verdere uitvoering van de maatregelen die in het verleden zijn overeengekomen[96], stelde ze drie aandachtsgebieden vast waarvoor meer werkzaamheden nodig zijn: (i) de transitie naar een groene economie begeleiden, (ii) de toegenomen fysieke impact van klimaatverandering begrijpen en (iii) de werkzaamheden rond natuurgerelateerde risico’s voortzetten. Het Centrum Klimaatverandering ontwikkelde ook initiatieven voor capaciteitsopbouw en versterkte de synergieën binnen het Eurosysteem door middel van gemeenschappelijke trainingsprogramma’s, gezamenlijke seminaries en projecten. ECB-medewerkers droegen ook bij aan opleidingen en workshops met collega’s van centrale banken en andere belanghebbenden buiten het Eurosysteem. De ECB droeg bij aan de bevordering van de klimaatagenda op internationale fora, waaronder het Central Banks and Supervisors Network for Greening the Financial System (NGFS), de Raad voor Financiële Stabiliteit, het Bazels Comité voor Bankentoezicht, de Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor Systeemrisico’s, de Bank voor Internationale Betalingen (BIB), het Committee on Payments and Market Infrastructure van de BIB, de G7, de G20 en het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.

De koolstofvoetafdruk van bedrijfsactiva blijft afnemen

Bij de uitvoering van het monetair beleid werd met de in juni 2024 gepubliceerde klimaatgerelateerde financiële rapportage over de monetairbeleidsportefeuilles van het Eurosysteem en de externe reserves van de ECB de reikwijdte van het verslag uitgebreid van bedrijfsactiva naar andere activacategorieën. Het verslag bestrijkt nu 99,7% van de totale voor monetairbeleidsdoeleinden aangehouden activa. De koolstofemissies in verband met bedrijfsactiva – waarvoor het Eurosysteem een decarbonisatietraject nastreeft dat de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs en de klimaatneutraliteitsdoelstellingen van de EU ondersteunt – namen verder af. Aangezien de herbeleggingen van bedrijfsobligaties per 31 december 2024 werden stopgezet, is deze vermindering gebaseerd op het looptijdprofiel van deze activa en de maatregelen van de bedrijven zelf. In mei 2024 besloot de Raad van Bestuur dat er tussentijdse emissiereductiedoelstellingen zouden worden vastgesteld voor de bedrijfsactiva, om in deze fase intern toezicht te houden op het emissiereductietraject van de bedrijfsportefeuilles. Als er afwijkingen van het gewenste traject worden vastgesteld, zal de Raad van Bestuur binnen zijn mandaat per geval beoordelen of er herstelmaatregelen nodig zijn. Daarnaast nam het Eurosysteem afwegingen inzake klimaatverandering verder op in zijn monetairbeleidstransacties en verbeterde het zijn risicobeoordeling en -beheer. Zo passen de NCB’s van het Eurosysteem nu de gemeenschappelijke minimumnormen toe voor hun interne kredietbeoordelingssystemen (ICAS’s), in overeenstemming met de toezegging van juli 2022.[97]

De ECB zette belangrijke stappen in scenarioanalyses, bankentoezicht en klimaatgerelateerde gegevens

Wat financiële stabiliteit en scenarioanalyses betreft, blijkt uit de eenmalige ‘Fit for 55’-klimaatscenarioanalyse door de ECB, het Europees Comité voor Systeemrisico’s en de Europese toezichthoudende autoriteiten dat verliezen als gevolg van transitierisico’s op zich waarschijnlijk geen bedreiging vormen voor de algemene financiële stabiliteit van de EU. Wanneer deze risico’s echter gepaard gaan met macro-economische schokken, kunnen de verliezen voor financiële instellingen toenemen. Dit vraagt om een gecoördineerde beleidsaanpak. De nieuwe klimaatscenario’s op lange termijn van de door de ECB geleide NGFS-werkstroom omvatten een bijgewerkte schadefunctie, die leidt tot een ongunstigere beoordeling van fysieke risico’s, en benadrukken hoe onvoldoende ambitieus klimaatbeleid de transitie bemoeilijkt.

ECB-Bankentoezicht bleef beoordelen in hoeverre banken voldoen aan de toezichtsverwachtingen van de ECB ten aanzien van klimaat- en milieurisico’s. Over het algemeen beschikken de meeste banken nu over een raamwerk voor wat betreft klimaat- en natuurrisico’s. Bij een klein aantal banken zijn de basiselementen voor een adequaat beheer van klimaat- en natuurrisico’s echter nog niet aanwezig. Als banken binnen de vastgestelde termijnen niet aan de vereisten voldoen, kan hen een dwangsom worden opgelegd.

Met betrekking tot de bijdrage aan klimaatgerelateerde gegevens zijn de drie reeksen van statistische klimaatindicatoren van de ECB (namelijk voor duurzame financiering, fysieke risico’s en koolstofemissies) in 2024 bijgewerkt en verbeterd (zie Paragraaf 7.2).

Informatie over duurzaam ondernemen en gefinancierde emissies is te vinden in de relevante jaarlijkse verslagen

In de jaarlijkse klimaatgerelateerde financiële rapportage over de niet-monetairbeleidsportefeuilles van de ECB en haar milieuverklaring wordt een overzicht gegeven van de koolstofvoetafdruk van de door de ECB gefinancierde emissies en de reductiedoelstellingen, alsook van de milieueffecten en -doelstellingen van de eigen activiteiten van de ECB. De gegevens over de milieuprestaties van de ECB in 2024 zullen in 2025 worden gepubliceerd, samen met een nieuw milieubeheerprogramma voor 2025-2027.

Er worden inspanningen geleverd om de milieueffecten van eurobankbiljetten en elektronische betalingen te verkleinen, waaronder het werk aan de digitale euro

In 2024 werd verder gewerkt om de ecologische voetafdruk van eurobankbiljetten te verkleinen. De maatregelen omvatten stappen om tegen 2027 over te schakelen op 100% biologisch katoen voor het papiersubstraat, en onderzoek naar de verlenging van de levensduur van de bankbiljetten in omloop en naar alternatieve duurzame afvalverwerkingsmethoden, zoals recycling en hergebruik van afvalmateriaal. Tot slot worden de toekomstige eurobankbiljetten conform de beginselen van ecologisch ontwerp ontwikkeld. Dit betekent dat in alle fases van het ontwikkelingsproces van de bankbiljetten rekening wordt gehouden met milieuaspecten (zie Paragraaf 6.3). Met betrekking tot elektronische retailbetalingen en in haar rol als katalysator, onderzocht de ECB, samen met het ESCB, hoe de ecologische voetafdruk van het betalingsproces kan worden verkleind. Het Eurosysteem heeft enkele initiële milieuvriendelijke praktijken voor elektronische retailbetalingen ontwikkeld, die uitsluitend gericht zijn op digitale betalingen. Dezelfde aanpak wordt toegepast voor het digitale-europroject, waarbij het Eurosysteem ernaar streeft de ecologische voetafdruk in de hele waardeketen te beperken. Dit omvat het gebruik van bestaande standaarden en het optimaliseren van processen, de toepassing van protocollen om het energieverbruik terug te dringen en de naleving van goede praktijken voor milieuprestaties en gegevenstransparantie.

Naast de uitvoering van de maatregelen die in het verleden zijn overeengekomen, breidde de ECB haar werkzaamheden op drie gebieden uit (Figuur 11.2).

Figuur 11.2

Aandachtsgebieden van de klimaatgerelateerde werkzaamheden van de ECB in 2024-2025

Bron: ECB.

De ECB wil de gevolgen van de groene transitie voor haar taken beter begrijpen

De ECB boekte vooruitgang bij het begrijpen en aanpakken van de gevolgen van de transitie naar een groenere economie. Uit de enquête naar de bancaire kredietverlening van de ECB van juli 2024 bleek dat klimaatrisico’s steeds meer in aanmerking worden genomen in de kredietvoorwaarden en in de vraag naar leningen, met name voor de financiering van investeringen voor de groene transitie. In een analyse werd aangetoond dat er ondanks de vooruitgang nog steeds behoefte is aan aanzienlijke groene investeringen in Europa. In een verslag van het ESCB werden de structurele gevolgen van de transitie voor de productiviteit geanalyseerd, terwijl met analytische bijdragen, zoals een kader in het Economisch Bulletin over de macro-economische effecten van het transitiebeleid inzake klimaatverandering, het raamwerk voor macromodellering van de ECB werd versterkt. In een ECB-blogpost werd aangetoond dat energie-intensieve bedrijven te kampen hebben met lage winstmarges en werden de gevolgen voor de groene transitie besproken. Wat de implementatie van het monetair beleid betreft, bevestigde de Raad van Bestuur in maart 2024 dat het ontwerp van het toekomstige operationele raamwerk van het Eurosysteem, in de mate dat uiteenlopende configuraties van het operationele raamwerk evenzeer bijdragen aan de doeltreffende implementatie van de monetairbeleidskoers, moet helpen om de secundaire doelstelling van de ECB – en in het bijzonder de transitie naar een groene economie – te realiseren zonder haar primaire doelstelling van prijsstabiliteit in gevaar te brengen.

De ECB moet rekening houden met de toegenomen fysieke impact van de klimaatverandering

Met betrekking tot de toegenomen fysieke impact van de klimaatverandering ging de ECB na hoe deze impact kan worden geïntegreerd in klimaatscenario’s en macro-economische projecties. Tot die bijdragen behoorden onderzoek naar de effecten van temperatuurschokken op de inflatie in de landen van het eurogebied en de toename van fysieke risico’s door de verwevenheid van toeleveringsketens. Wat de aanpassing aan de klimaatverandering betreft, werd in een paper over beleidsmaatregelen om de verzekeringskloof op het gebied van klimaat te verkleinen, gepubliceerd door de ECB en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority – EIOPA), ingegaan op de oorzaken van de kloof aan de vraag- en aanbodzijde in Europa en werden mogelijke stappen beschreven voor een Europees systeem voor de verzekering tegen natuurrampen.

Klimaat- en natuurrisico’s zijn met elkaar verbonden

Ter bevordering van de werkzaamheden in verband met natuurrisico’s publiceerde de ECB een kader over ‘ecosysteemdiensten’ en een artikel over de impact van natuuraantasting en biodiversiteitsverlies in het Economisch Bulletin, waarin werd geconcludeerd dat natuuraantasting aanzienlijke uitdagingen kan vormen voor de op het Verdrag gebaseerde doelstelling van het ESCB om de prijsstabiliteit te handhaven en zijn taak om tot de financiële stabiliteit bij te dragen. Daarnaast verrichte de ECB, samen met het Potsdam Institute for Climate Impact Research, NatureFinance en de Universiteit van Minnesota, onderzoek dat het belang benadrukte van geïntegreerde natuur-klimaatscenario’s om een nauwkeuriger beeld van de risico’s voor de financiële en economische stabiliteit te verkrijgen. De ECB voerde ook onderzoek uit naar de juridische gevolgen van natuurgerelateerde risico’s voor centrale banken en toezichthouders, zoals toegelicht in een toespraak van Frank Elderson over de risico’s van natuuraantasting.

Kader 8
De ECB integreert AI-technologieën in haar werkzaamheden

In 2024 ontwikkelde de ECB haar strategische aanpak verder om artificiële intelligentie (AI) te integreren in haar activiteiten, beleidsvormingsprocessen en toezichtsfuncties.

Met betrekking tot centraal bankieren lag de nadruk op AI-ondersteuning voor bedrijfsinnovatie. De ECB onderzocht het gebruik van AI-algoritmen ter ondersteuning van de monetaire besluitvorming en de invloed van AI op de economie en de communicatie van centrale banken (zie bijvoorbeeld Hoofdstuk 8). Op het vlak van markttransacties omvatten de initiatieven marktgerichte outreach-activiteiten om de AI-implementatie op de financiële markten te beoordelen, de lancering van een AI-netwerk voor de markt en het gebruik van AI-tools om het marktsentiment te meten. De werkzaamheden op het gebied van AI zullen worden voortgezet, met verscheidene experimentele projecten op gebieden als geautomatiseerde communicatie, optimalisering van rapportering en datavisualisatie. Daarnaast beschikt de hele ECB nu over vier grote taalmodellen, waarmee meer dan 4.500 gebruikers worden ondersteund. Als onderdeel van het opleidingsprogramma van 2024 werden alle medewerkers aangemoedigd om AI en het gebruik ervan in hun werk te verkennen (zie Paragraaf 11.4).

Wat het bankentoezicht betreft, gebruikten in 2024 meer dan 3.500 toezichthouders AI en andere geavanceerde technologieën, voortbouwend op de vooruitgang die met het programma voor toezichtstechnologie (‘suptech’) is geboekt. Een belangrijk element dat ten grondslag ligt aan de technologiestrategie van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme voor de periode 2024-28 is het idee van ‘toezicht binnen handbereik’. Dit betekent dat technologie, gegevens en innovatie worden gebruikt om snel toegang te bieden tot cruciale informatie over risico’s in verband met onder toezicht staande banken. Er werden een aantal AI-gestuurde platforms ontwikkeld. De AI-tool Athena helpt toezichthouders om informatie uit een corpus van miljoenen artikelen, toezichtsbeoordelingen en bankdocumenten te extraheren en te vergelijken. Heimdall is een tool die AI-functies gebruikt om de beoordelingen of bestuursleden van banken geschikt zijn voor hun functie te stroomlijnen. Daarnaast biedt het Virtual Lab toezichthouders en andere ESCB-medewerkers de infrastructuur om samen te werken en hun eigen AI-oplossingen te ontwikkelen. ECB-Bankentoezicht test ook negen generatieve AI-gebruiksscenario’s met een hoge prioriteit die de komende twee jaar in productie worden genomen.

Deze resultaten worden geschraagd door de sterke gehechtheid van de ECB aan ethische beginselen, gegevensbeveiliging, het delen van bevindingen met andere centrale banken en naleving van de regelgeving. Door verantwoord om te gaan met AI wil de ECB bijdragen aan een stabiele, efficiënte en toekomstgerichte financiële omgeving in het eurogebied.

12 Ontmoet onze mensen

Veel van wat in 2024 is bereikt, is tot stand gebracht dankzij de samenwerking tussen collega's van de ECB en het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). Zo zijn de Raad van Bestuur en de Algemene Raad bij hun besluitvormingsproces ondersteund door een aantal comités van deskundigen. Deze comités, die bestaan uit experts van de ECB en het ESCB, verstrekken advies, elk op hun eigen gebied. Diverse collega's vertellen in dit hoofdstuk over de rol van het comité waar ze lid van zijn. En schetsen hun persoonlijke ervaringen met het werken in het comité, en meer in het algemeen bij de ECB.

Oscar Arce

A person in a suit and tie

AI-generated content may be incorrect.

Ik heb het voorrecht voorzitter te zijn van het Comité voor Monetair Beleid, een belangrijk gremium waarin experts uit het hele Eurosysteem en het ESCB samenkomen om de Raad van Bestuur en de Algemene Raad te ondersteunen. Ons werk bestaat uit het analyseren van economische ontwikkelingen en het voorbereiden van beleidsdiscussies bij het nemen van besluiten over rentetarieven en andere monetaire beleidsmaatregelen. Simpel gezegd helpen we ervoor te zorgen dat ons beleid de inflatie stabiel houdt en de economie van het eurogebied ondersteunt.

Voordat ik bij de ECB kwam, was ik directeur-generaal Economie, Statistiek en Onderzoek bij de Banco de España, waar ik me bezighield met economische analyse en prognoses. Ik heb ook bij de Spaanse commissie voor de effectenmarkt en bij het economisch bureau van de Spaanse premier gewerkt. Ik heb economie gestudeerd aan de London School of Economics and Political Science, en mijn onderzoek ging over monetair beleid, financiële stabiliteit en macro-economisch beleid.

Ik geeft leiding aan het directoraat-generaal Economie van de ECB, wat zowel een eer is als een grote professionele uitdaging. De ECB is al sinds de oprichting een pijler van stabiliteit en welvaart voor de Europese Economische en Monetaire Unie. De komende jaren blijft onze rol, in nauwe samenwerking met de rest van het Eurosysteem, van cruciaal belang. Het fijnste aan mijn werk vind ik de voortdurende uitwisseling van ideeën met getalenteerde collega's in heel Europa.

In mijn vrije tijd ben ik graag samen met mijn gezin in Madrid of ga ik er op uit met mijn motor.

Cornelia Holthausen

A person smiling at the camera

AI-generated content may be incorrect.

Ik ben voorzitter van het Comité voor Financiële Stabiliteit, een gremium waarin we zaken bespreken die te maken hebben met het signaleren en beoordelen van risico's voor de financiële stabiliteit en het uitzetten van de goede koers voor het macroprudentieel beleid.

Na mijn afstuderen wilde ik heel graag voor Europa gaan werken, en in 1999 ging ik bij de ECB aan de slag als econoom bij het directoraat-generaal Onderzoek, waar ik me bezighield met geldmarkten en betalingsverkeer. Ik raakte al snel geïnteresseerd in praktisch beleidswerk en was blij dat ik een paar jaar later bij het directoraat-generaal Markttransacties aan de slag kon als liquiditeitsbeheerder. Ik vond het fascinerende om daar tijdens de financiële crisis te werken. Situaties analyseren en snel beslissen ging toen samen, en ik had echt het gevoel dat het werk van alle teamleden een impact had.

Later ben ik de managementkant opgegaan binnen financieel onderzoek, markttransacties, economie en, uiteindelijk, financiële stabiliteit. Ik vond het fantastisch om door de jaren heen overal binnen de ECB met verschillende teams aan zoveel verschillende onderwerpen te werken. Overal zag ik een enorme inzet om werk van hoge kwaliteit te leveren.

In het directoraat-generaal Macroprudentieel Beleid en Financiële Stabiliteit zorgen we voor uitgebreide analyses en beleidsadvies over macroprudentieel beleid, financiële stabiliteit en financiële regelgeving. Ons team houdt zich bezig met het signaleren en bewaken van systeemrisico's in de financiële sector in het hele eurogebied. Daarbij werken we nauw samen met de nationale centrale banken, het gemeenschappelijk toezichtmechanisme, het Europees Comité voor systeemrisico's en andere domeinen binnen de ECB. Ons werk is uitdagend, maar het is ook mooi om allemaal samen te werken aan een gemeenschappelijk doel.

Ik ben blij en trots dat ik al zo lang mag werken bij een instelling die essentieel is voor Europa en ook in moeilijke tijden sterk is gebleven. En ik weet zeker dat Europa de komende decennia stevig verenigd blijft.

Vitaliana Rondonotti

A person wearing glasses and a striped shirt

AI-generated content may be incorrect.

Sinds 2017 ben ik rapporteur van het Comité voor Statistiek. Ik coördineer statistische zaken voor het hele ESCB, ik bewaak de uitvoering van het statistisch werkprogramma voor het ESCB en het gemeenschappelijk toezichtmechanisme en ik ondersteun de voorzitter bij de strategische aansturing van het comité. Als rapporteur heb ik uitdagende perioden meegemaakt, die me ook voldoening hebben gegeven. Ik heb direct onder vier directeuren-generaal van het directoraat-generaal Statistiek gewerkt en heb grote veranderingen in de statistische functie meegemaakt. De steeds maar groeiende behoefte aan gegevens, het gebruik van nieuwe methodologieën, de snelle ontwikkeling van de technologie en de noodzaak om efficiënt samen te werken, zowel fysiek als virtueel, met steeds meer belanghebbenden.

Omdat ik in verschillende landen heb gewoond en gestudeerd, voel ik me van jongs af aan thuis in een multinationale en multiculturele omgeving en ben ik een groot voorstander van internationale samenwerking. Toen ik hoorde over het project van een gemeenschappelijke Europese munt, was ik direct enthousiast over de kans om bij een internationale instelling als de ECB voor Europa te gaan werken.

Na mijn studie methodologische statistiek ben ik in 2000 bij het directoraat-generaal Statistiek van de ECB gaan werken als expert op het gebied van seizoenscorrecties. Aanvankelijk werkte ik aan de productie van monetairaggregaatstatistieken, maar al vrij snel wilde ik graag gaan bijdragen aan nieuwe statistische initiatieven, zoals het verkennen van het gebruik van centrale kredietregisters en andere nieuwe gegevensbronnen voor statistieken. En in het opzetten van de database met statistieken van effectenbezit, een van de eerste ESCB-projecten op het gebied van granulaire statistische gegevens.

Ik ben er trots op dat ik bij het Comité voor Statistiek werk en bij kan dragen aan de productie van Europese statistieken van hoge kwaliteit die van cruciaal belang zijn voor de beleidsvorming van de ECB, en dat ik mijn steentje bijdraag aan een beter en sterker Europa.

Sylvia Hildebrandt

A person in a blue shirt

AI-generated content may be incorrect.

Ik ben senior kantoorcoördinator bij het Directoraat Bankbiljetten. Sinds ik in 2017 bij de ECB ben gekomen, ben ik verantwoordelijk voor het bewaken van de administratieve en logistieke afspraken voor het Comité Bankbiljetten. Dit comité moet ervoor zorgen dat eurocontanten algemeen beschikbaar, toegankelijk en geaccepteerd blijven als betaalmiddel en als oppotmiddel, en dat ze innovatief, veilig en milieuvriendelijk blijven.

In mijn rol zorg ik voor soepele contacten tussen de voorzitter, de secretaris en de leden van het comité. Ik vind de sfeer van samenwerking en de teamgeest zonder nationale grenzen heel prettig.

Voordat ik bij de ECB kwam, werkte ik in het bedrijfsleven op het gebied van talentmanagement en daarna als teamassistent. Ik heb altijd al heel graag met mensen gewerkt en evenementen georganiseerd, dus ik vond het geweldig dat ik mijn expertise en vaardigheden ook kon inzetten in mijn rol bij de ECB. Binnen de diverse en internationale omgeving van de ECB voel ik me als een vis in het water. En omdat ik Anglistiek heb gestudeerd, vind ik het heerlijk om mijn talenkennis iedere dag weer in de praktijk te brengen. Ik steun met hart en ziel een sterk Europa, en ik ben er trots op dat ik daar door mijn werk bij het Comité Bankbiljetten kan bijdragen.

In mijn vrije tijd ben ik graag in de natuur, met mijn hond of op mijn mountainbike. Mijn partner en ik fietsen graag door het prachtige landschappen rond ons huis in het Odenwald.

Ik vind het fijn om te blijven bijdragen aan de missie van de ECB en ik ben benieuwd naar de kansen die de toekomst nog in petto heeft.

Christian Barontini

A person in a suit and tie

AI-generated content may be incorrect.

Ik ben secretaris van een groep waar de secretariaatsmedewerkers van alle ESCB-comités lid van zijn. Wij bieden technische, logistieke en strategische ondersteuning. En we geven advies over de regels voor comités, zorgen voor afstemming van de inhoud en de timing van gemeenschappelijke bijdragen, en we bewaken hoe comités reageren op verzoeken van de besluitvormende organen.

Ik had mijn eerste ervaring met de comités aan het begin van mijn centralebankloopbaan, toen de euro in 1999 werd ingevoerd. Ik was toen lid van taskforce van het Comité voor Monetair Beleid als vertegenwoordiger van de Banque de France. Daardoor ben ik de mechanismen achter Europese projecten beter gaan begrijpen. En hoe belangrijk het is om nationale invalshoeken te verzamelen en zo gemeenschappelijke basis te vinden.

Ik ben in 2007 bij de ECB begonnen als econoom bij het directoraat-generaal Internationale en Europese Betrekkingen, waar ik hielp bij de voorbereiding van ECB-beleidsstandpunten voor bijeenkomsten van EU-instellingen en fora in Brussel. Later ben ik overgestapt naar mijn huidige baan bij het Directoraat-Generaal Secretariaat, waar ik de vergaderingen van de besluitvormende organen van de ECB coördineer. Tijdens deze periode ben ik ook actief lid geweest van het Comité Communicatie, dat de besluitvormende organen adviseert over het hele scala aan interne en externe communicatiezaken, zoals hoe we ons moeten aanpassen aan het veranderende gebruik van digitale hulpmiddelen, of de communicatieaspecten van grote projecten zoals de herziening van de monetairbeleidsstrategie in 2021.

De euro is een unieke munteenheid, die tot stand is gekomen om groei, stabiliteit en economische integratie in Europa te bevorderen. Ik ben enorm trots dat ik aan zo'n belangrijke missie zelfs maar een bescheiden bijdrage mag leveren.

Jaarstukken

https://www.ecb.europa.eu/press/annual-reports-financial-statements/annual/annual-accounts/html/ecb.annualaccounts2024~718377b1c1.nl.html

De geconsolideerde balans van het Eurosysteem per 31 december 2024

https://www.ecb.europa.eu/press/annual-reports-financial-statements/annual/balance/html/ecb.eurosystembalancesheet2024~28f64426e5.nl.html

© Europese Centrale Bank, 2025

Postadres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0
Website www.ecb.europa.eu

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is alleen toegestaan met bronvermelding.

Voor specifieke terminologie wordt verwezen naar het ECB glossary (Engels).

HTML ISBN 978-92-899-7088-4, ISSN 1725-2911, doi:10.2866/7613976, QB-01-25-040-NL-Q


  1. Zie ook Andersson, M. et al., “Intangible assets of multinational enterprises in Ireland and their impact on euro area activity”, Occasional Paper Series, nr. 350, ECB, 2024.

  2. Zie voor meer informatie over de arbeidsmarktontwikkelingen in het eurogebied sinds de pandemie het Artikel “Explaining the resilience of the euro area labour market between 2022 and 2024”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2024.

  3. De begrotingskoers wordt gedefinieerd als de verandering in het voor de conjunctuur gecorrigeerde primaire saldo na aftrek van maatregelen ter ondersteuning van de bankensector en na aftrek van NGEU-subsidies aan de inkomstenzijde.

  4. Er is een vertraging in de doorwerking van hogere rentetarieven naar rentebetalingen door de overheid, wat kan worden verklaard door de toename van de looptijden van uitstaande overheidsschuld tijdens de periode van lage rente.

  5. Zie Haroutunian, S. et al., “The path to the reformed EU fiscal framework: a monetary policy perspective”, Occasional Paper Series, nr. 349, ECB, 2024.

  6. Zie Europese Commissie, “Europees Semester 2025: het nieuwe kader voor economische governance gaat van start”, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank, COM(2024) 705 final, 26 november 2024.

  7. Zie voor meer informatie over de bepalende factoren achter de voedselprijsinflatie in het eurogebied het Kader “Wat waren de afgelopen twee jaar de bepalende factoren achter de voedselprijsinflatie in het eurogebied?”, Economisch Bulletin, Nummer 2, ECB, 2024.

  8. Zie voor meer informatie over ontwikkelingen in de onderliggende inflatie Lane, P.R., "Underlying inflation: an update", speech bij de Inflation: Drivers and Dynamics Conference 2024 georganiseerd door de Federal Reserve Bank of Cleveland en de ECB, Cleveland, 24 oktober 2024.

  9. Zie voor meer informatie het Kader "Doorwerking van het monetair beleid in de inflatie van goederen en diensten: een gedetailleerd perspectief", Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2024.

  10. Zie voor meer informatie over de bufferrol van winsten het Kader “Winstindicatoren voor inflatieanalyse, rekening houdend met de rol van de totale kosten”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2024.

  11. De incidentele component meet afwijkingen van het werkelijke loonverloop ten opzichte van het verloop van de contractlonen die het gevolg zijn van veranderingen in overuren, bonussen, krappe arbeidsmarkten en andere factoren. Zie voor meer informatie over recente ontwikkelingen het Kader “Recente loonontwikkelingen en de rol van loondrift”, Economisch Bulletin, Nummer 6, ECB, 2024.

  12. Zie voor een inleidend en technisch overzicht van de belangrijkste kenmerken van de enquête naar de consumentenverwachtingen Bańkowska, K. et al., "ECB Consumer Expectations Survey: an overview and first evaluation", Occasional Paper Series, nr. 287, ECB, december 2021. Voor meer informatie over de lessen die zijn geleerd met betrekking tot de verwachtingen van huishoudens op basis van de enquête naar de consumentenverwachtingen, zie D'Acunto, F. et al., "Household inflation expectations: an overview of recent insights for monetary policy", Discussion Paper Series, nr. 24, ECB, 2024. Voor recente resultaten van de enquête naar de consumentenverwachtingen over het vertrouwen in de ECB onder ingezetenen van het eurogebied en de perceptie van consumenten van de drijvende krachten achter de inflatie, zie respectievelijk het Artikel "Trust in the ECB – insights from the Consumer Expectations Survey", Economic Bulletin, Issue 3, ECB, 2024, en het Kader "What consumers think is the main driver of recent inflation: changes in perceptions over time", Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2024.

  13. De analyse is gepubliceerd als Anghel, B., Bunel, S. et al., "Digitalisation and productivity: A report by the ESCB Expert Group on productivity, innovation and technological change”, Occasional Paper Series, nr. 339, ECB, februari 2024; Bijnens, G. et al., “The impact of climate change and policies on productivity: A report of the ESCB Expert Group on productivity, innovation and technological change”, Occasional Paper Series, nr. 340, ECB, februari 2024; en Lalinsky, T. et al., “The impact of the COVID-19 pandemic and policy support on productivity: A report of the ESCB Expert Group on productivity, innovation and technological change”, Occasional Paper Series, nr. 341, ECB, februari 2024. Een samenvatting van de analyse is gepubliceerd in het Artikel “The impact of recent shocks and ongoing structural changes on euro area productivity growth”, Economisch Bulletin, Nummer 2, ECB, 2024.

  14. Zie Draghi, M., “The future of European competitiveness”, september 2024, opgesteld op verzoek van de Europese Commissie.

  15. Het totaal komt na afronding boven 100% uit; de door de publieke sector aangehouden effecten beliepen bijvoorbeeld € 1,558 biljoen.

  16. Zie voor meer informatie Ferrara, F.M., Hudepohl, T., Karl, P., Linzert, T., Nguyen, B. en Vaz Cruz, L., “Who buys bonds now? How markets deal with a smaller Eurosystem balance sheet”, The ECB Blog, ECB, 22 maart 2024.

  17. Voor meer informatie, zie Rahmouni-Rousseau, I. en Schnabel, I., “The dynamics of PEPP reinvestments”, The ECB Blog, ECB, 13 februari 2024.

  18. Voor meer informatie over aanvullende kredietvorderingen, zie de toelichting “Wat zijn de regels voor aanvullende kredietvorderingen als onderpand?”, ECB, bijgewerkt op 14 januari 2021.

  19. Zie voor meer informatie het Kader “Changes to the Eurosystem collateral framework to promote greater harmonisation”, Economic Bulletin, Issue 1, ECB, 2025.

  20. Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 9 juli 2014 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (ECB/2014/31) (PB L 240, 13.8.2014, p. 28).

  21. Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (herschikking) (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

  22. Al deze wijzigingen zullen in werking treden bij de volgende regelmatige bijwerking van het toepasselijke juridische kader, maar niet eerder dan het vierde kwartaal van 2025, met uitzondering van de veranderingen in verband met kredietvorderingen waarvoor een COVID-19-gerelateerde overheidsgarantie geldt (niet eerder dan eind 2026).

  23. Zie “The financial risk management of the Eurosystem’s monetary policy operations”, ECB, juli 2015.

  24. Zie de explainer “Hoe ontstaat winst of verlies van de ECB en de nationale centrale banken van het eurogebied?”, ECB, bijgewerkt op 19 mei 2023.

  25. Deze wijziging was gebaseerd op twee afzonderlijke beslissingen: (i) de aanvaarding van S-ICAS’s als aanvullende bron van kredietbeoordeling, op voorwaarde dat een geharmoniseerd beleid wordt ontwikkeld (als onderdeel van de aanvaarde wijzigingen van het algemene onderpandskader, zie Paragraaf 2.2 en “ECB announces changes to the Eurosystem collateral framework to foster greater harmonisation”, persbericht, ECB, 29 november 2024); (ii) de goedkeuring van het geharmoniseerde beleid (zie “Beslissingen van de Raad van Bestuur van de ECB (buiten de rentebesluiten) – januari 2025”, ECB, 31 januari 2025).

  26. De methodologie van de ECB voor de vaststelling van minimumwaarden, die in 2016 werd ingevoerd, werd in 2022 voor het eerst herzien. De ECB gebruikt die herziene methodologie sinds 1 januari 2024 om de O-SII-buffers te beoordelen.

  27. Spanje, Griekenland en Portugal kondigden aan dat ze een positieve neutrale rente voor de contracyclische buffer zouden invoeren, terwijl Italië aankondigde dat het een systeemrisicobuffer voor blootstellingen aan binnenlandse krediet- en tegenpartijkredietrisico's zou invoeren.

  28. Naast sommige landen die nieuwe macroprudentiële maatregelen namen, kondigden Kroatië en Letland wijzigingen aan in de behandeling van vastgoedblootstellingen krachtens artikel 124 van de Verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation – CRR) in het licht van de bij de CRR III ingevoerde wijzigingen.

  29. Bulgarije en Griekenland kondigden in 2024 aan dat ze maatregelen voor kredietnemers zouden nemen, terwijl verschillende andere landen hun bestaande maatregelen voor kredietnemers bijwerkten.

  30. Zie Financial Stability Review, ECB, mei 2024 en Financial Stability Review, ECB, november 2024.

  31. Zie (i) Slowakije: Opinion of the European Central Bank of 14 February 2024 on a special levy for credit institutions (CON/2024/4); (ii) Letland: Opinion of the European Central Bank of 4 November 2024 on the imposition of a temporary solidarity contribution on credit institutions for national security purposes (CON/2024/35); (iii) Spanje: Opinion of the European Central Bank of 17 December 2024 on a tax on the net interest and commission income of certain financial institutions (CON/2024/41).

  32. Het ESRB bestaat uit presidenten van de centrale banken van alle landen van de Europese Economische Ruimte en de hoofden van de nationale en Europese toezichthoudende autoriteiten. Het voert kwartaalbeoordelingen van systeemrisico’s uit en formuleert indien nodig waarschuwingen en aanbevelingen. Zie voor meer informatie Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad van 17 november 2010 tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 162).

  33. Zie “Using the countercyclical capital buffer to build resilience early in the cycle”, ECB/ESRB, januari 2025.

  34. Zie “Advancing macroprudential tools for cyber resilience – Operational policy tools”, ESRB, april 2024.

  35. Zie “NBFI monitor”, nr. 9, ESRB, juni 2024.

  36. Zie “Follow-up report on vulnerabilities in the residential real estate sectors of the EEA countries”, ESRB, februari 2024.

  37. Zie “ESRB issues a recommendation on vulnerabilities in the commercial real estate sector in the European Economic Area”, persbericht, ESRB, 25 januari 2023.

  38. Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, p. 1).

  39. Zie “High-Level Group on the ESRB Review publishes report entitled ‘Building on a Decade of Success’”, persbericht, ESRB, 18 december 2024.

  40. Zie Paragraaf 1.3.1.5 van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2024.

  41. Zie voor meer informatie Paragraaf 1.2.4.1 van het Jaarverslag van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden in 2023; en Elderson, F., “Sustainable finance: from “eureka!” to action”, thematoespraak op het Sustainable Finance Lab Symposium on Finance in Transition, Amsterdam, 4 oktober 2024.

  42. Via haar bevoegdheid om sancties op te leggen aan onder toezicht staande kredietinstellingen legde de ECB (i) twee administratieve sancties op aan de Confédération Nationale du Crédit Mutuel wegens schending van twee toezichtsbesluiten met betrekking tot interne modellen, (ii) twee administratieve sancties aan de Banque et Caisse d’Epargne de l’Etat wegens twee schendingen waarbij op kwartaalbasis onjuiste informatie werd gerapporteerd over het eigen vermogen en de eigenvermogensvereisten, en (iii) een administratieve sanctie aan BNP Paribas Fortis SA/NV voor een schending waarbij op kwartaalbasis, op basis van de geconsolideerde situatie, onjuiste informatie werd gerapporteerd over de eigenvermogensvereisten en risicogewogen activa voor het krediet- en verwateringsrisico voor factoringblootstellingen.

  43. Verordening (EU) 2024/1623 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor (PB L, 2024/1623 van 19.6.2024).

  44. Richtlijn (EU) 2024/1619 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s (PB L van 2024/1619 van 19.6.2024).

  45. Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PB L 150 van 9.6.2023, p. 40).

  46. Zie Advies van de Europese centrale bank van 30 april 2024 inzake een voorstel voor een Verordening en Richtlijn betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten (CON/2024/13).

  47. Zie bijvoorbeeld Draghi, M., “The future of European competitiveness”, september 2024, dat is opgesteld op verzoek van de Europese Commissie; en Letta, E.,“Much more than a market”, april 2024, dat is opgesteld op verzoek van de Europese Raad.

  48. Zie bijvoorbeeld “Financial Integration and Structure in the Euro Area”, ECB Committee on Financial Integration, ECB, juni 2024; “Financial Stability Review”, ECB, november 2024; Lagarde, C., “Follow the money: channelling savings into investment and innovation in Europe”, toespraak op het 34e European Banking Congress: “Out of the Comfort Zone: Europe and the New World Order”, Frankfurt am Main, 22 november 2024; De Guindos, L., “Bridging the gap: reviving the euro area’s productivity growth through innovation, investment and integration”, toespraak op de Economic Conference 2024 van de Latvijas Banka en het SUERF, Riga, 2 oktober 2024; en Cipollone, P., “Towards a digital capital markets union”, thematoespraak op het Symposium on the Future of Payments van de Bundesbank, Frankfurt am Main, 7 oktober 2024.

  49. Zie de reactie van het Eurosysteem op de raadpleging van de Europese Commissie over het macroprudentiële beleid voor niet-bancaire financiële bemiddeling (non-bank financial intermediation – NBFI), FSC-taskforce op hoog niveau over NBFI, november 2024. De ECB was ook betrokken bij de reactie van het ESRB op dezelfde raadpleging.

  50. Zie “Liquidity Preparedness for Margin and Collateral Calls: Final report”, Raad voor Financiële Stabiliteit, 10 december 2024; en “Leverage in Non-bank Financial Intermediation: Consultation report”, Raad voor Financiële Stabiliteit, 18 december 2024.

  51. Niet-bancaire betaaldienstverleners zijn onder meer betaalinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, vierde lid, van de EU-Richtlijn betaaldiensten, en elektronischgeldinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, van de Richtlijn elektronisch geld.

  52. Verordening (EU) 2024/886 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 260/2012 en (EU) 2021/1230 en Richtlijnen 98/26/EG en (EU) 2015/2366 wat betreft instantovermakingen in euro’s (PB L 2024/886, 19 maart 2024).

  53. Richtlijn 98/26/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166, 11 juni 1998, p. 45).

  54. Besluit (EU) 2025/222 van de Europese Centrale Bank van 27 januari 2025 betreffende de toegang van niet-bancaire betalingsdienstaanbieders tot door centrale banken van het Eurosysteem geëxploiteerde betalingssystemen en centralebankrekeningen (ECB/2025/2) (PB L 2025/222, 6 februari 2025).

  55. Richtsnoer (EU) 2022/912 van de Europese Centrale Bank van 24 februari 2022 betreffende een nieuwe generatie geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutoverevening-express-betalingssysteem (TARGET) en tot intrekking van Richtsnoer ECB/2012/27 (ECB/2022/8).

  56. Zie ook de webpagina van de ECB over de verkennende werkzaamheden met betrekking tot nieuwe technologieën voor de afwikkeling wholesaletransacties in centralebankgeld.

  57. Zie Cipollone, P., “Towards a digital capital markets union”, keynote speech bij het Bundesbank Symposium on the Future of Payments, Frankfurt am Main, 7 oktober 2024.

  58. Zie voor meer details “Preliminary methodology for calibrating holding limits”, slides voor de 14e technische sessie van de ERPB over de digitale euro, ECB, Frankfurt am Main, 10 december 2024; “Update on workstream on the methodology for the calibration of holding limits”, slides voor de 11e technische sessie van de ERPB over de digitale euro, ECB, Frankfurt am Main, 11 april 2024; “Summary of inputs on the methodology for calibrating holding limits”; slides voor de 12e technische sessie van de ERPB over de digitale euro, ECB, Frankfurt am Main, 16 juli 2024; en “ERPB – Annex to preliminary methodology for holding limit calibration”, ECB, Frankfurt am Main, 10 december 2024.

  59. Verordening van de Europese Centrale Bank (EU) nr. 795/2014 van 3 juli 2014 met betrekking tot oversightvereisten voor systeemrelevante betalingssystemen (ECB/2014/28) (PB L 217 van 23.7.2014, p. 16).

  60. Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PB L 150 van 9.6.2023, blz. 40).

  61. Verordening (EU) 2022/2554 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 909/2014 en (EU) 2016/1011 (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 1).

  62. 62 Zie voor meer informatie “Adopting TIBER-EU will help fulfilment DORA requirements”, ECB, september 2024.

  63. Verordening (EU) 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

  64. Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PB L 151 van 2.6.2022, blz. 1).

  65. Verordening (EU) 2024/2987 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstellingen aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie (PB L, 2024/2987 van 4.12.2024).

  66. Zie voor meer details over het raamwerk Cipollone, P., Lane, P. en Schnabel, I., "Learning from crises: our new framework for euro liquidity", The ECB Blog, ECB, 29 januari 2024.

  67. Overeenkomstig Artikel 141, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB C 326 van 26.10.2012), blz. 47, Artikelen 17, 21.2, 43.1 en 46.1 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

  68. Overeenkomstig Artikel 122, lid 2, en Artikel 132, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118, 12.5.2010, blz. 1).

  69. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met Artikel 10 van Verordening van de Raad (EU) nr. 2020/672 van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (PB 159, 20.5.2020, blz. 1).

  70. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57, 18.2.2021, blz. 17).

  71. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L 2024/792, 29.2.2024).

  72. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met het Besluit (EU) 2024/1144 van de Raad van 12 april 2024 tot toekenning van macrofinanciële bijstand op korte termijn aan de Arabische Republiek Egypte (PB L 2024/1144, 15.4.2024).

  73. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met Artikel 3, lid 5 van de EFSF Framework Agreement.

  74. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB in samenhang met Artikel 5.12.1 van de General Terms for ESM Financial Assistance Facility Agreements.

  75. In het kader van de overeenkomst inzake de kredietfaciliteit tussen de lidstaten die de euro als munt hebben (behalve Griekenland en Duitsland) en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (handelend in het algemeen belang, onderworpen aan de instructies en met de waarborg van de Bondsrepubliek Duitsland) als uitleners en de Helleense Republiek als lener en de Bank of Greece als agent voor de lener en krachtens Artikelen 17 en 21.2 van de Statuten van het ESCB en Artikel 2 van het Besluit van de Europese Centrale Bank van 10 mei 2010 betreffende het beheer van gepoolde bilaterale leningen ten behoeve van de Helleense Republiek en tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 (ECB/2010/4) (PB L 119, 13.5.2010, blz. 24).

  76. Overeenkomstig het Memorandum of Understanding for the European Union Issuance Service.

  77. Richtsnoer (EU) 2021/827 van de Europese Centrale Bank van 29 april 2021 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/24 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (PB L 184 van 25.5.2021, blz. 4).

  78. Richtsnoer (EU) 2022/747 van de Europese Centrale Bank van 5 mei 2022 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2022/23) (PB L 137 van 16.5.2022, p. 177).

  79. SPE’s zijn van significante betekenis in een specifieke groep landen.

  80. Zie voor meer gedetailleerde informatie over de gegevens, methodologische keuzes en resterende beperkingen “Climate change-related statistical indicators”, Statistics Paper Series, nr. 48, ECB, april 2024.

  81. 81 Zie het Kader “De grote inkrimping van de externe financiële stromen van het eurogebied in 2022 – inzichten op basis van meer fijnmazige betalingsbalansstatistieken”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2023.

  82. 82 Zie Anacki, M., Aragonés, A., Calussi, G. en Olsson, H., “Exploring the investment funds households own”, The ECB Data Blog, ECB, 17 september 2024.

  83. De lijst van tegenpartijen omvat nu bijvoorbeeld alle G20-landen en EU-landen buiten het eurogebied. Met name is informatie beschikbaar gekomen voor een aantal andere ontwikkelde economieën (Australië, Noorwegen en Zuid-Korea) en opkomende markteconomieën (Argentinië, Indonesië, Mexico, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika en Turkije).

  84. Zie het Kader “The impact of special-purpose entities on euro area cross-border financial linkages”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2024.

  85. Zie bijvoorbeeld Ashwin, J. et al., "Nowcasting euro area GDP with news sentiment: a tale of two crises", Journal of Applied Econometrics, Vol. 39, nr. 5, augustus 2024, blz. 887-905.

  86. Zie Leek, L., Bischl, S. en Freier, M., “Introducing Textual Measures of Central Policy-Linkages Using ChatGPT”, SocArXiv Papers, 78wnp, Center for Open Science, 2024.

  87. Zie de arresten van het Gerecht in de zaken T-182/22, T-186/22, T-187/22, T-188/22, T-189/22, T-190/22 en T-191/22.

  88. Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

  89. Dit zijn enerzijds de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving door de kredietinstellingen van hun verplichtingen uit hoofde van de voorgestelde Richtlijn en anderzijds de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, waaronder de ECB.

  90. Zie "Waarborgen van de vrijheid om een publiek betaalmiddel te gebruiken: achter de schermen bij de voorbereidingsfase van de digitale euro", inleiding van Piero Cipollone, Directielid van de ECB, tijdens de vergadering van de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement in Brussel op 14 februari 2024; en "Van afhankelijkheid naar autonomie: de rol van een digitale euro in het Europese betalingslandschap", inleiding van Piero Cipollone, Directielid van de ECB, tijdens de vergadering van de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement in Brussel op 23 september 2024.

  91. De ECB heeft de status van waarnemer bij het IMF, met een permanente ECB-vertegenwoordiger in het hoofdkantoor van het IMF in Washington, D.C. De ECB-waarnemer neemt deel aan de geselecteerde vergaderingen van het College van Bewindvoerders van het IMF.

  92. Met de totstandkoming van een VTA van Luxemburg in 2022 nam het totale aantal VTA’s van het Eurosysteem toe tot 19 (18 van EU-lidstaten en één van de ECB).

  93. De publicatie van de resultaten van de klimaatstresstest 2024 in kwalitatieve vorm zal deel uitmaken van de klimaatgerelateerde financiële rapportage van het Eurosysteem in 2025.

  94. Zie “NGFS publishes latest long-term climate macro-financial scenarios for climate risks assessment”, persbericht, Central Banks and Supervisors Network for Greening the Financial System, 5 november 2024.

  95. Zie het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, “Emissions Gap Report 2024” voor meer informatie over de raming dat de opwarming van de aarde bij het huidige beleid deze eeuw 2,6-2.8 °C boven het niveau van vóór de industrialisering zal uitkomen.

  96. Zie het actieplan om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij de monetairbeleidsstrategie van de ECB van 2021, de strategie voor bankentoezicht van 2022-2024 en de klimaatagenda van 2022.

  97. Zie voor meer informatie over de minimumnormen het Kader “Gemeenschappelijke minimumnormen voor de opname van klimaatrisico’s in interne kredietbeoordelingssystemen binnen het Eurosysteem”, Economisch Bulletin, Nummer 6, ECB, 2022.