- VERKLARING OVER HET MONETAIR BELEID
PERSCONFERENTIE
Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB
Frankfurt am Main, 11 april 2024
Goedemiddag, de vicepresident en ik heten u welkom bij onze persconferentie.
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB ongewijzigd te laten. De binnenkomende gegevens hebben onze vorige beoordeling van de inflatievooruitzichten op middellange termijn grotendeels bevestigd. De inflatie is verder gedaald, vooral door lagere voedsel- en goederenprijsinflatie. De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie zwakken af, de loongroei matigt geleidelijk en bedrijven vangen een deel van de stijgende arbeidskosten op in hun winst. De financieringsvoorwaarden blijven restrictief en onze eerdere renteverhogingen blijven de vraag drukken, wat helpt de inflatie naar beneden te krijgen. Maar de binnenlandse prijsdruk is groot en houdt de diensteninflatie hoog.
We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zijn van mening dat de basisrentetarieven van de ECB op een niveau liggen dat een substantiële bijdrage levert aan het aanhoudende proces van desinflatie. Onze toekomstige besluiten zullen ervoor zorgen dat onze beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg blijven. Als onze geactualiseerde beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie ons vertrouwen dat de inflatie zich op duurzame wijze richting ons doel beweegt verder zou vergroten, zou het gepast zijn het huidige niveau van monetairbeleidsverkrapping te verlagen. In elk geval zullen we een op data gebaseerde benadering per vergadering blijven volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen en we leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.
De vandaag genomen besluiten worden uiteengezet in een persbericht op onze website.
Ik zal nu nader ingaan op onze kijk op de ontwikkeling van de economie en de inflatie en vervolgens onze beoordeling van de financiële en monetaire omstandigheden toelichten.
Economische bedrijvigheid
In het eerste kwartaal bleef de economie zwak. Terwijl de bestedingen aan diensten veerkrachtig blijven, hebben bedrijven in de verwerkende industrie te maken met een zwakke vraag en is de productie nog gematigd, vooral in de energie-intensieve sectoren. Enquêtes duiden op een geleidelijk herstel in de loop van dit jaar, met name gedragen door de dienstensector. Dit herstel wordt naar verwachting ondersteund door stijgende reële inkomens, als gevolg van lagere inflatie, stijgende lonen en een verbeterde ruilvoet. Daarbij zou de groei van de uitvoer van het eurogebied de komende kwartalen moeten aantrekken, naarmate de wereldeconomie zich herstelt en de uitgaven zich verder richting internationaal verhandelde goederen bewegen. Tot slot zou het monetair beleid in de loop van de tijd minder druk op de vraag moeten uitoefenen.
Het werkloosheidspercentage staat op het laagste peil sinds de invoering van de euro. Tegelijkertijd neemt de krapte op de arbeidsmarkt nog steeds geleidelijk af en plaatsen werkgevers minder vacatures.
Overheden moeten de steunmaatregelen op het vlak van energie verder terugschroeven zodat de desinflatie duurzaam kan verlopen. De volledige en onmiddellijke invoering van het herziene EU-kader voor economische governance zal overheden helpen begrotingstekorten en schuldquotes duurzaam te verlagen. Het nationale budgettaire en structurele beleid moet erop gericht zijn de economie productiever en competitiever te maken. Dit zou helpen de prijsdruk op middellange termijn te verminderen. Op Europees niveau zouden een effectieve en snelle implementatie van het Next Generation EU-programma en versterking van de interne markt innovatie een impuls kunnen geven en leiden tot een toename van de investeringen in de groene en digitale transities. Meer vastberaden en concrete inspanningen om de bankenunie en de kapitaalmarktenunie te voltooien zouden helpen de enorme private investeringen vrij te maken die nodig zijn om dit te bereiken, zoals de Raad van Bestuur benadrukte in zijn verklaring van 7 maart 2024.
Inflatie
Volgens de flashraming van Eurostat is de inflatie verder gedaald, van 2,6% op jaarbasis in februari tot 2,4% in maart. De voedselprijsinflatie daalde naar 2,7% in maart, tegen 3,9% in februari, terwijl de energieprijsinflatie uitkwam op -1,8% in maart, na -3,7% in de voorgaande maand. De goederenprijsinflatie ging in maart verder omlaag naar 1,1%, tegenover 1,6% in februari. Met 4,0% bleef de inflatie van de dienstenprijzen in maart echter hoog.
De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie liepen in februari verder terug en bevestigden daarmee het beeld van geleidelijk dalende prijsdruk. Hoewel de binnenlandse inflatie hoog blijft, stegen de lonen en de winsten per eenheid product minder sterk dan in het laatste kwartaal van 2023 werd verwacht, maar de arbeidskosten per eenheid product bleven hoog, onder meer door een zwakke productiviteitsgroei. Meer recente indicatoren wijzen op een verdere matiging van de loongroei.
De inflatie zal de komende maanden naar verwachting schommelen rond het huidige peil en volgend jaar dalen naar onze doelstelling, als gevolg van zwakkere groei van de arbeidskosten, de sterker wordende effecten van ons restrictief monetair beleid en de afnemende invloed van de energiecrisis en de pandemie. De maatstaven van de inflatieverwachtingen op langere termijn blijven overwegend stabiel en de meeste staan momenteel op ongeveer 2%.
Beoordeling van risico's
De risico’s voor de economische groei blijven neerwaarts gericht. De groei kan lager uitvallen als de effecten van het monetair beleid sterker blijken dan verwacht. Een zwakkere wereldeconomie of een verdere vertraging van de mondiale handel zou ook de groei in het eurogebied drukken. De ongerechtvaardigde oorlog van Rusland tegen Oekraïne en het tragische conflict in het Midden-Oosten zijn belangrijke bronnen van geopolitiek risico. Dit kan ertoe leiden dat het vertrouwen in de toekomst bij bedrijven en huishoudens afneemt en dat de wereldhandel wordt verstoord. De groei kan hoger uitkomen als de inflatie sneller dan verwacht afneemt en de bestedingen door de stijgende reële inkomens sterker toenemen dan voorzien, of als de wereldeconomie sterker groeit ten opzichte van de verwachtingen.
Opwaartse inflatierisico’s zijn onder meer de verhoogde geopolitieke spanningen, vooral in het Midden-Oosten, die de energieprijzen en de transportkosten op korte termijn zouden kunnen opdrijven en de wereldwijde handel kunnen verstoren. De inflatie kan ook hoger uitvallen als de lonen sterker stijgen dan verwacht of de winstmarges steviger overeind blijven. Neerwaartse verrassingen bij de inflatie kunnen er komen als het monetair beleid de vraag meer dan voorzien tempert of als het economisch klimaat in de rest van de wereld onverwacht verslechtert.
Financiële en monetaire omstandigheden
De marktrentes zijn vrijwel stabiel gebleven sinds onze vergadering van maart en de ruimere financieringsvoorwaarden blijven restrictief. De gemiddelde rente op bedrijfskredieten daalde licht tot 5,1% in februari, tegen 5,2% in januari. De rente op hypothecaire leningen bedroeg in februari 3,8%, een daling vergeleken met de 3,9% in januari.
Door de nog altijd hoge rentetarieven voor leningen en de daarmee gepaard gaande afname van de investeringsplannen is de vraag naar bedrijfskrediet in het eerste kwartaal van 2024 verder teruggelopen, zoals blijkt uit onze recentste enquête naar de bancaire kredietverlening. De kredietverleningscriteria bleven krap: ze werden nog wat verder aangescherpt voor leningen aan bedrijven en gematigd versoepeld voor hypotheken.
Tegen deze achtergrond blijft de kredietgroei zwak. De bancaire kredietverlening aan bedrijven groeide in februari iets sneller, met 0,4% op jaarbasis, een stijging ten opzichte van de 0,2% in januari. De twaalfmaands groei van leningen aan huishoudens bleef in februari onveranderd op 0,3%. De ruime geldhoeveelheid – gemeten aan de hand van M3 – groeide in een gematigd tempo van 0,4% in februari.
Conclusie
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB ongewijzigd te laten. We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zijn van mening dat de basisrentetarieven van de ECB op een niveau liggen dat een substantiële bijdrage levert aan het aanhoudende proces van desinflatie. Onze toekomstige besluiten zullen ervoor zorgen dat onze beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg blijven. Als onze geactualiseerde beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie ons vertrouwen dat de inflatie zich op duurzame wijze richting ons doel beweegt verder zou vergroten, zou het gepast zijn het huidige niveau van monetairbeleidsverkrapping te verlagen. In elk geval zullen we een op data gebaseerde benadering per vergadering blijven volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen en we leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.
We staan in elk geval klaar om alle instrumenten binnen ons mandaat aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie terugkeert naar onze doelstelling op middellange termijn en om de soepele transmissie van het monetair beleid te handhaven.
We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.
Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media