- VERKLARING OVER HET MONETAIR BELEID
PERSCONFERENTIE
Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB
Frankfurt am Main, 12 september 2024
Goedemiddag, de vicepresident en ik heten u welkom bij onze persconferentie.
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de rente op de depositofaciliteit – de rente waarmee we de monetairbeleidskoers sturen – met 25 basispunten te verlagen. Op basis van onze bijgewerkte beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie is het nu passend om weer een stap te nemen bij de matiging van de monetairbeleidsrestrictie.
De laatste inflatiegegevens waren overwegend in lijn met de verwachtingen en de meest recente door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties bevestigen de eerdere inflatievooruitzichten. De medewerkers verwachten dat de totale inflatie uitkomt op gemiddeld 2,5% in 2024, 2,2% in 2025 en 1,9% in 2026, overeenkomstig de projecties van juni. De inflatie zal naar verwachting in het laatste deel van dit jaar weer stijgen, deels omdat de eerdere scherpe dalingen van de energieprijzen wegvallen uit de jaarcijfers. In de tweede helft van volgend jaar wordt dan een daling richting onze doelstelling voorzien. Voor de kerninflatie zijn de projecties voor 2024 en 2025 licht opwaarts bijgesteld, aangezien de diensteninflatie hoger was dan verwacht. Tegelijkertijd verwachten de medewerkers nog steeds een snelle daling van de kerninflatie, van 2,9% dit jaar naar 2,3% in 2025 en 2,0% in 2026.
De binnenlandse inflatie blijft hoog aangezien de lonen nog steeds snel stijgen. De druk van arbeidskosten neemt echter af en de winsten zorgen deels voor een tempering van het effect van hogere lonen op de inflatie. De financieringsvoorwaarden blijven restrictief en de economische bedrijvigheid is nog steeds gematigd als gevolg van zwakke particuliere consumptie en investeringen. De medewerkers verwachten dat de economie in 2024 met 0,8% groeit, in 2025 met 1,3% en in 2026 met 1,5%. Dit is een lichte neerwaartse herziening ten opzichte van de projecties in juni, voornamelijk vanwege een zwakkere bijdrage van de binnenlandse vraag in de komende paar kwartalen.
We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zullen de beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg houden om dit doel te bereiken. We blijven een op data gebaseerde benadering per vergadering volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen. Onze rentebesluiten zullen met name gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.
De vandaag genomen besluiten worden uiteengezet in een persbericht op onze website. Zoals op 13 maart 2024 aangekondigd, zullen enkele wijzigingen in het operationele raamwerk voor de implementatie van het monetair beleid vanaf 18 september ingaan. Meer specifiek zal de spread tussen de rente op de basisherfinancieringstransacties en de rente op de depositofaciliteit op 15 basispunten worden gesteld. De spread tussen de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de basisherfinancieringstransacties blijft met 25 basispunten onveranderd.
Ik zal nu nader ingaan op onze kijk op de ontwikkeling van de economie en de inflatie en vervolgens onze beoordeling van de financiële en monetaire omstandigheden toelichten.
Economische bedrijvigheid
In het tweede kwartaal is de economie met 0,2% gegroeid, na 0,3% in het eerste kwartaal, wat minder is dan voorzien in de meest recente projecties van medewerkers. De groei kwam hoofdzakelijk door netto-uitvoer en overheidsbestedingen. De binnenlandse vraag van de private sector zwakte af doordat huishoudens minder consumeerden, bedrijven minder investeerden en investeringen in woningen daalden. Waar diensten de groei stimuleerden, leverden de industrie en de bouwnijverheid een negatieve bijdrage. Volgens op enquêtes gebaseerde indicatoren blijft het herstel te maken krijgen met enkele ongunstige ontwikkelingen.
We verwachten dat het herstel in de loop van de tijd sterker wordt, aangezien huishoudens door de stijging van hun reële inkomens meer kunnen consumeren. De verwachting is dat de geleidelijk afnemende invloed van het restrictief monetair beleid de consumptie en investeringen zal stimuleren. De uitvoer blijft naar verwachting ook bijdragen aan het herstel nu de wereldwijde vraag toeneemt.
De arbeidsmarkt blijft veerkrachtig. Het werkloosheidspercentage was in juli met 6,4% vrijwel ongewijzigd. Tegelijkertijd nam de werkgelegenheidsgroei in het tweede kwartaal af tot 0,2%, ten opzichte van 0,3% in het eerste kwartaal. De meest recente op enquêtes gebaseerde indicatoren wijzen op een verdere matiging in de vraag naar arbeid en het aantal vacatures is gedaald naar een niveau dat dichter ligt bij dat van vóór de pandemie.
Het budgettaire en structurele beleid moet erop gericht zijn de economie productiever en competitiever te maken. Dit zou helpen de potentiële groei te verhogen en de prijsdruk op middellange termijn te verminderen. Het verslag over de toekomst van het Europese concurrentievermogen van Mario Draghi en het verslag over versterking van de interne markt van Enrico Letta benadrukken de dringende noodzaak van hervorming en bieden concrete voorstellen om die te realiseren. De volledige, transparante en onmiddellijke invoering van het herziene EU-kader voor economische governance zal overheden helpen begrotingstekorten en schuldquotes duurzaam te verlagen. Overheden moeten nu een krachtige aanzet geven in deze richting in hun middellangetermijnplannen voor de begroting en structureel beleid.
Inflatie
Volgens de flashraming van Eurostat liep de twaalfmaands inflatie terug van 2,6% in juli tot 2,2% in augustus. De energieprijzen daalden met 3,0% op jaarbasis, na een stijging van 1,2% in de voorgaande maand. De voedselprijsinflatie steeg licht, tot 2,4% in augustus. De goedereninflatie en de diensteninflatie bewogen zich in tegengestelde richtingen. De goedereninflatie daalde van 0,7% in juli tot 0,4%, terwijl de diensteninflatie steeg van 4,0% tot 4,2%.
De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie bleven in juli nagenoeg onveranderd. De binnenlandse inflatie nam slechts zeer licht af, van 4,5% in juni tot 4,4%, tegen de achtergrond van sterke prijsdruk, vooral van de lonen. De groei van de contractlonen blijft de rest van het jaar hoog en volatiel, gezien de significante rol van eenmalige betalingen in sommige landen en de trapsgewijze loonaanpassingen. Tegelijkertijd neemt de algemene groei van de arbeidskosten af. Het groeitempo van de loonsom per werknemer liep verder terug, tot 4,3% in het tweede kwartaal, de vierde daling op rij, en volgens de projecties van ECB-medewerkers zal de groei volgend jaar opnieuw aanzienlijk vertragen. Ondanks de zwakke productiviteit namen de arbeidskosten per eenheid product in het tweede kwartaal minder sterk toe, namelijk met 4,6%, tegen 5,2% in het eerste kwartaal. De medewerkers verwachten dat de groei van de arbeidskosten per eenheid product gedurende de projectieperiode verder afneemt als gevolg van lagere loongroei en een herstel van de productiviteit. Tot slot blijven de winsten de inflatoire effecten van de hogere arbeidskosten ten dele compenseren.
Dit proces van desinflatie zou moeten worden gesteund door afnemende druk van de arbeidskosten en de geleidelijke doorwerking van de eerdere monetairbeleidsverkrapping in de consumptieprijzen. De meeste maatstaven van de inflatieverwachtingen op langere termijn staan op ongeveer 2%, en de op marktgegevens gebaseerde maatstaven zijn sinds onze vergadering van juli gedaald tot dichter bij dat niveau.
Beoordeling van risico's
De risico’s voor de economische groei blijven neerwaarts gericht. Een lagere vraag naar goederen en diensten uit het eurogebied, bijvoorbeeld als gevolg van een zwakkere wereldeconomie of oplopende handelsspanningen tussen de grote economieën, zouden de groei in het eurogebied drukken. De ongerechtvaardigde oorlog van Rusland tegen Oekraïne en het tragische conflict in het Midden-Oosten zijn belangrijke bronnen van geopolitiek risico. Dit kan ertoe leiden dat het vertrouwen in de toekomst bij bedrijven en huishoudens afneemt en dat de wereldhandel wordt verstoord. De groei kan ook lager uitvallen als de vertraagde effecten van het krappere monetair beleid sterker blijken dan verwacht. De groei kan hoger uitkomen als de inflatie sneller dan verwacht afneemt en als door de toename van het vertrouwen en de reële inkomens de bestedingen sterker stijgen dan voorzien, of als de wereldeconomie sterker groeit ten opzichte van de verwachtingen.
De inflatie kan hoger uitvallen dan voorzien als de lonen of winsten sterker stijgen dan verwacht. Opwaartse inflatierisico’s houden ook verband met de verhoogde geopolitieke spanningen, die de energieprijzen en de transportkosten op korte termijn zouden kunnen opdrijven en de wereldwijde handel kunnen verstoren. Bovendien kunnen extreme weersomstandigheden, en meer in het algemeen de zich ontvouwende klimaatcrisis, de voedselprijzen opdrijven. Neerwaartse verrassingen bij de inflatie kunnen er komen als het monetair beleid de vraag meer dan voorzien tempert of als het economisch klimaat in de rest van de wereld onverwacht verslechtert.
Financiële en monetaire omstandigheden
De marktrentes zijn sinds onze vergadering van juli aanzienlijk gedaald, veelal als gevolg van zwakkere vooruitzichten voor de mondiale groei en afgenomen bezorgdheid over de inflatiedruk. Spanningen op de wereldmarkten tijdens de zomer leidden tot een tijdelijke verkrapping van de financieringsvoorwaarden in de risicovollere marktsegmenten.
Al met al blijven de financieringskosten restrictief naarmate onze eerdere beleidsrenteverhogingen door blijven werken in de transmissieketen. De gemiddelde rente op nieuwe leningen aan bedrijven en op nieuwe hypotheken bleef in juli hoog op respectievelijk 5,1% en 3,8%.
De kredietgroei blijft gering als gevolg van de zwakke vraag. De bancaire kredietverlening aan bedrijven steeg in juli met 0,6% op jaarbasis, een lichte daling ten opzichte van juni. De groei van leningen aan huishoudens nam zeer licht toe, tot 0,5%. De ruime geldhoeveelheid – gemeten aan de hand van M3 – groeide in juli met 2,3%, hetzelfde percentage als in juni.
Conclusie
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de rente op de depositofaciliteit met 25 basispunten te verlagen. We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zullen de beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg houden om dit doel te bereiken. We blijven een op data gebaseerde benadering per vergadering volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen. Onze rentebesluiten zullen met name gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.
We staan in elk geval klaar om alle instrumenten binnen ons mandaat aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie terugkeert naar onze doelstelling op middellange termijn en om de soepele transmissie van het monetair beleid te handhaven.
We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.
Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media